boven voor de bouwkunst van het geheele verleden. Wel is waar had de archaeoloog, noch de leeraar-architect de geschiedenis der ‘architectuur’ ooit geheel verwaarloosd, doch dat bestudeeren en waardeeren was toch wel zeer eenzijdig geweest.
Ook in de geschriften der kundigsten onder hen, die in de laatste helft der vorige eeuw hunne gedachten over de bouwkunst te boek stelden vinden wij, naast de geschiedenis als zoodanig behandeld, een aanprijzen tot het imiteeren van bepaalde vormen uit het verleden als eenige mogelijkheid voor den architect van het oogenblik, waardoor alle gevoel van objectieve behandeling verloren ging.
Het boek door A.W. Weissman aan onze Nederlandsche bouwkunst gewijd - en door Dr. Jan Kalf in de Gids van 1914 besproken - behoorde tot de geschriften, die vrij waren van zulke aanbevelingen, doch waarin het feitenmateriaal niet behoorlijk tot een wordings- of ontwikkelingsgeschiedenis was verwerkt, zij het dan ook dat er een poging mede gewaagd was de stof op breeder grondslag te behandelen. Aan een opsomming opnieuw was geen behoefte, noch ook aan populaire boekjes, die vertellen, dat het Romaansch rondbogig en de Gothiek spitsbogig is.
Waaraan behoefte was, dat was aan een grondige uiteenzetting van een schrijver, die onze bouwkunst vermocht te zien als een onderdeel van het groote Europeesche geheel, die vermocht duidelijk te maken, hoè het Romaansch zich vormde in dezen uithoek van het Duitsche Rijk en hoe er later onze Gothiek ontstond, onder invloeden eenerzijds van buitenaf, anderzijds als uiting, afhankelijk van onzen landaard, ons materiaal, onze bodemgesteldheid, enz. enz. Hoe dan de Renaissance een nieuw ruimtegevoel opriep.... doch daarmede loopen wij vooruit op des schrijvers arbeid, want eerst het gedeelte tot en met de middeleeuwen is voltooid.
Wel is waar is dit, naar de schrijver zelf in zijn voorbericht zegt, het moeilijkste gedeelte van zijn arbeid geweest. Dat lijkt ons zeer wel mogelijk; aan de eeuwen nà 1600 hebben vorige generaties menig opstel gewijd, dat door den heer Vermeulen als voorstudie gebruikt kan worden, doch voor de periode der ‘slechte Duitsche manier’ gelijk Vasari haar noemt, het