genoemd, maar het belang, dat de schrijfster zelf aan deze twee hechtte blijkt ongetwijfeld uit het feit, dat zij ze de eerste plaats in elk der boeken heeft gegeven, en wat Prelude betreft, dat aanvankelijk The Aloe heette, uit wat zij daarover in haar dagboek zegt (pag. 47 en 48).
Om de beteekenis van deze verhalen te beseffen (niet op zichzelf, natuurlijk, die spreekt duidelijk genoeg - maar in het werk en leven van Katherine Mansfield) moet men, behalve die dagboekbladzijden lezen wat Middleton Murry daarover schrijft in zijn inleiding (pag. IX en X). De schok, die het uitbreken van den oorlog haar gaf, de overkomst van haar broer uit Nieuw Zeeland naar Engeland en diens sneuvelen, dreven haar gedachten en droomen terug op de wereld van haar jeugd: Nieuw Zeeland, het ouderlijk huis, de ouders, zusters, grootmoeder. En zij schiep een familiegroep, die telkens in haar verhalen terugkeert en waarin men natuurlijk wel geen feitelijke autobiografie (wat is dat, trouwens?) moet zien, maar toch iets, wat daar, door een edelste en gevoeligste kunst herschapen, in wezen zeer nabij komt.
De inleiding verhaalt (pag. X) een aardige anecdote. Toen Prelude (afzonderlijk) verscheen, nam de pers er geen notitie van. Maar de drukker in een provincieplaats, die het boekje gedrukt had, had het handschrift gelezen en riep, toen hij het uit had: ‘Waarachtig, die kinderen zijn echt’. En ook later, toen Katherine Mansfield beroemd was geworden, was het haar grootste vreugde, dat haar boeken eveneens zoo door ‘niet-litteraire’ lezers werden gewaardeerd.
De uitroep van dien drukker, zegt Middleton Murry, is misschien wel de beste critiek die op haar werk is gegeven. In zekeren zin is dit zoo, maar men moet dit woord ‘werkelijk’, dan toch wel bijzonder ruim opvatten. En is het dan niet het criterium voor alle waarlijk-groote kunst?
Indien ik de kunst van Katherine Mansfield - inderdaad groote kunst, als men bij groot niet onmiddellijk eigenlijk denkt aan grootsch; daarvoor is zij te teeder, te intiem - met één zin zou willen omschrijven, zou ik daarvoor liever die uitspraak van Middleton Murry zelf nemen (pag. XIII): ‘Katherine Mansfield responded more completely to life than any writer I have known’.