De Gids. Jaargang 91
(1927)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
De moeder van Willem IIIGa naar voetnoot1)I.In de jaren die loopen van de Acte van Seclusie (1654) tot de restauratie van Karel II op de troon van Engeland (1660) heeft de familiebetrekking die tusschen Oranje en Stuart bestond op de buitenlandsche politiek noch van Engeland noch van Nederland veel invloed kunnen oefenen. Het is de tijd van de meest volledige vernedering van alle twee de vorstelijke huizen. Ook al bleven de leden en aanhangers nog zoo vast gelooven in een eindelijk herstel - en op den duur begon aan vrijwat de moed te ontzinkenGa naar voetnoot2) -, voorshands waren zij van alle wezenlijke macht verstoken. De Orangistische partij in de Republiek was bijna even droevig gedesorganiseerd als de royalistische in Engeland. En zoo waren de gevallen vorsten dan geheel afhankelijk van buitenlandsche hulp - of meenden dat althans, want de uitkomst heeft in beide gevallen bewezen, dat de restauratie uit hun eigen volken komen kon, - en daarbij wilde nu het geval, dat er zich weldra een zekere belangenbotsing tusschen Oranje en Stuart voordeed. De Orangisten in de Republiek, voorzoover zij het tenminste niet de wijste partij vonden zich voorloopig onder De Witt's macht te schikken, gingen voort hun hoop te stellen op | |
[pagina 253]
| |
Frankrijk. In die geest schreef bijvoorbeeld Sommelsdijk in 1657 nog aan kardinaal Mazarin, ofschoon ook hij wel zoozeer bekoeld was, en vooral zoo teleurgesteld in Willem Frederik, dat hij geduld predikte, tot de spruit ‘van de rechte tak’ tot rijpheid zou zijn gekomen.Ga naar voetnoot1) Wat Mazarin zelf betreft, toen die in datzelfde jaar een instructie had op te stellen voor een nieuwe gezant bij de Staten-Generaal (M. de Thou), vond hij het noodig deze uitdrukkelijk te waarschuwen dat hij zich door de Friesche Stadhouder, ‘homme de grand coeur et à hautes prétentions’, niet moest laten verlokken tot een intimiteit, die de Staten aanstoot zou kunnen geven.Ga naar voetnoot2) Frankrijk voelde zich meer dan ooit genoodzaakt om met de grootste voorzichtigheid tegenover de Hollandsche republikeinen op te treden, met hoeveel argwaan en antipathie de Fransche diplomaten, zich altijd sterk van monarchale beginselen bewust, ook voortgingen hen gade te slaan. Maar er kwam bij, dat Karel II inmiddels door de omstandigheden in het andere kamp was gedreven. In de zomer van 1654Ga naar voetnoot3) had hij Frankrijk moeten verlaten, omdat de regeering van Mazarin - ook hier waarlijk niet door sympathie bewogen! - zich te diep met Cromwell was beginnen in te laten. In de Zuidelijke Nederlanden werd de balling echter ook niet heel vriendelijk ontvangen, want de Spaansche regeering was even bang als haar vijand Frankrijk om zich het ongenoegen van Cromwell op de hals te halen. Zoo was hij doorgereisd naar Spa, in het Luiksche, in die tijd al een befaamde badplaats, waar in het seizoen geregeld een kosmopolitisch en doorluchtig gezelschap te vinden was. Daarheen begaf zich nu ook de Prinses Royaal, die al lang brandde van begeerte om haar broer terug te zien, en daar werd een vroolijke tijd doorgebracht met dansen en uitgaan. De Stuarts verstonden de kunst hun tegenspoeden te vergeten in uitgelatenheid, maar niet iedereen vond het een stichtelijk schouwspel om Karel II op die manier het geld te zien opmaken, dat hij juist van de Keizer en een aantal Rijksvorsten had weten los te krijgen - behalve dat de Prinses Royaal | |
[pagina 254]
| |
natuurlijk ook nog heel wat bij te dragen had. Huygens, die in Spa meer dan eens vertrouwelijk met de Koning kon praten en die erg ingenomen was zoowel met zijn wijze woorden over de noodzakelijkheid van eendracht tusschen zijn zuster en haar schoonmoeder als met zijn dansen en fijn oor voor muziek, vleit zich met de hoop dat hij werkelijk wel van plan is naar Schotland te gaanGa naar voetnoot1) - waar de opstand die Middleton moest leiden nog altijd niet gedempt was -, maar daar kwam niets van. Een speelreisje naar Keulen en Aken, waar de Prinses Royaal aan de vijanden van haar huis stof gaf door de schedel van Karel de Groote te kussen en haar broer door zijn degen met die van de machtigste Keizer van het Westen te meten, dat was al waartoe men het in 1654 bracht. In het voorjaar van 1655 waagde Karel zich naar Middelburg in verband met een stout invasieplan, dat echter geheel in 't honderd liep. En later in het jaar ontmoette zijn zuster hem weer in Keulen en genoten zij onbekommerd van al wat de Frankforter kermis aan verstrooiing had te bieden.Ga naar voetnoot2) Maar nu deed er zich dan een beter kans voor. Spanje raakte in het najaar van 1655 in oorlog met Cromwell, die eindelijk zijn keus deed en zich met Frankrijk verbond, om ondertusschen in de Spaansche koloniën zijn slag te kunnen slaan. Dadelijk trachtte nu Karel zich in verbinding te stellen met de nieuwe vijand van zijn vijand. Maar de Spanjaarden zagen er evenzeer tegenop om zich met hem te compromitteeren als een paar jaar tevoren de Hollanders hadden gedaan. Maanden lang duurde het voordat er schot in de onderhandelingen kwam, maar eindelijk werd er dan toch in April 1656 een formeel verbond tusschen Karel II en de Spaansche Koning gesloten en men liet hem toe om in de Zuidelijke Nederlanden te wonen, niet evenwel te Brussel, maar te Brugge. Eenig voordeel bracht de verbintenis Spanje wel, niet echter, zooals de royalisten indertijd de Staten hadden voorgespiegeld, ter zee doordat de Engelsche matrozen in hun trouw jegens de Protector geschokt zouden zijn, maar te land, waar enkele Iersche regimenten in Fransche dienst | |
[pagina 255]
| |
openlijk en in goede orde overliepen op de roepstem van hun Koning. Onder de Stuarts bracht deze politiek van Karel II groote verdeeldheid te weeg. De Koningin, Fransche prinses, vertoefde nog steeds in Frankrijk, en ook de hertog van York diende nog, en met ijver en lof, in het Fransche leger. Niet dan zeer tegen zijn zin verliet hij op Karel's bevel de Fransche dienst en begaf zich naar het hof te Brugge, berooid en verscheurd door intrigues en veeten als altijd. Maar Mary was niet te weerhouden om juist in de dagen dat Karel tot een verstandhouding met Spanje zocht te geraken een reis naar het Fransche hof te ondernemen, waar zij bijna heel het jaar 1656 doorbracht. Beteekent dit wellicht, dat zij de Oranje-connectie met Frankrijk wilde beveiligen, die de Koning haar broer door zijn onderhandelen met Spanje in gevaar bracht? Want mocht er al van Spanje iets voor Stuart, er was zeker niets voor Oranje van te hopen. Karel zelf zag dat in en trok er onversaagd de conclusie uit. In December 1656, toen de Prinses Royaal juist op haar terugreis uit Frankrijk zich te Brugge ophield, verzocht hij de Spaansche regeering door haar gezant in Den Haag aan de Staten een samengaan van de Republiek met Spanje en Stuart tegen Engeland, Frankrijk en Zweden te doen voorstellen met bijvoeging van de geruststellende verzekering, dat zij geen scha zouden lijden van de kant van het huis van Oranje, integendeel, dat als zij de Koning met hun hulp verplichtten, hij hun niets dan goeds zou doen.Ga naar voetnoot1) Maar er was | |
[pagina 256]
| |
van die voorslag in Den Haag weinig te verwachten. De Republiek, bevrijd van de Orangistische verwikkeling met Stuart, zag in deze dagen kans om haar evenwichtspolitiek in de Oostzee, die nu, anders dan in 1644/5, tegen het al te machtig geworden Zweden gericht moest zijn, met kracht en beleid door te zetten zonder opnieuw met Engeland in oorlog te raken, ofschoon dat tot Zweden overhelde en buitendien handels- en contrabande-kwesties de verstandhouding toch alweer vaak genoeg gespannen maakten. De steun die Spanje en Karel II in het uitzicht konden stellen - de een bijna even hulpbehoevend als de ander - was niet zoo schitterend, dat De Witt eraan denken kon om de politiek van voorzichtigheid en geduld tegenover Engeland, die hem toch nog net genoeg vrijheid van actie in de Oostzee liet, te verlaten.Ga naar voetnoot1) Karel II's politiek was dus alweer met onvruchtbaarheid geslagen, maar in bedoeling ging zij niettemin tegen de belangen van Oranje in. Toen Mary zoo zeer tegen haars broeders zin naar Frankrijk toog, was hij tot dat aanbod nog niet gekomen en het is niet na te gaan of zij daar ooit iets van vernomen heeft. Maar in ieder geval had zij vrienden en raadgevers genoeg die niet wilden aannemen dat het Fransche hof zich voorgoed aan de Protector verslingerd had en die haar bleven voorprediken dat slechts van Frankrijk hulp voor haar zoon te verwachten was. In de twist waartoe Karel's Spaansche politiek in zijn familie aanleiding gaf, koos zij dan ook met beslistheid voor haar moeder en York partij,Ga naar voetnoot2) en het is waarschijnlijk genoeg dat zij met de Fransche reis, die haar financiën schromelijk in de war bracht,Ga naar voetnoot3) de bedoeling had haar Franschgezindheid openlijk aan den dag te leggen. Overigens moet men niet altijd te diep naar de politieke bedoelingen achter haar daden vorschen. Door politiek inzicht | |
[pagina 257]
| |
of beleid munt Maria Stuart, ook nu zij wat ouder geworden is, nog steeds niet uit. Driften en opwellingen beheerschen haar gedrag. Haar temperament is haar de baas, en het is voornamelijk uit lichtzinnige vermaakzucht en hoogmoed samengesteld. Er waren andere beweegredenen voor haar vasthouden aan het reisplan dan bezorgdheid voor de toekomst van haar zoon. Verlangen om haar moeder weer te zien - na dertien jaar, maar ook, waar Holland (Breda, Teylingen, Den Haag) haar zoo schrikbarend verveelde, zucht naar afleiding. Men zegt dat een wild plan om zich door de zeven jaar jongere Fransche Koning ten huwelijk te laten vragen, erbij kwam. Tot zooiets avontuurlijks leidde de reis niet en het moet gezegd dat uit niets blijkt dat zij teleurgesteld was. Integendeel, ‘jamais je nay resu tant de sivilité en ma vie’, schrijft zij aan Heenvhet.Ga naar voetnoot1) Zij was in Holland niet aan veel gewoon op dat gebied, en de naïeve voldoening geeft de maat aan van haar politiek vernuft. Wat haar het meest ontbrak, was slag om zich bij de Hollanders aangenaam te maken, maar hier hielp haar zelfs de wensch daartoe niet. Dat voor de toekomst van haar zoon Fransche hulp noodig was of dat hij alles aan een herstelde Koning van Engeland te danken zou hebben, dat begreep zij, maar dat er iets van de Hollanders kon komen af te hangen, scheen haar bevatting te boven te gaan. Het dansen en jagen en geld verkwisten dat op de reisjes naar Spa en langs de Rijn en naar het Fransche hof te pas kwam, maakte natuurlijk op de aanhangers van het vernerderde Oranjehuis geen verheffende indruk. Het Calvinistische volk had de zwierigheid van Frederik Hendrik al met een scheef oog aangezien. Maar ook in Den Haag onthield de Prinses Royaal zich niet van tooneelopvoeringen en maskerades. Met haar tante van Bohemen, die er in weerwil van al haar ongelukken de vroolijkheid evenmin bij ingeschoten had, schertste zij zeker wel onbekommerd over de dwaze predikant, die hun onschuldig vermaak met de zonden van Sodom en Gomorrha had gelijkgesteld.Ga naar voetnoot2) Maar ook minder strenge beoordeelaars dan de Calvinisten schudden soms het | |
[pagina 258]
| |
hoofd. Zoo de oude Sir Edward Nicholas, die zich in 1634 vol ergernis afvroeg, hoe het mogelijk was dat de Prinses Royaal er onder de omstandigheden van haar huis vermaak in scheppen kon een Engelsche komedie aan haar hof te laten opvoeren met de ongelukkige titel A King and no King.Ga naar voetnoot1) Maar de Prinses was te trotsch om zich ooit geweld aan te doen ten einde de gunst van het gemeen voor zich te winnen. Zelfs invloedrijke Oranje-mannen aan zich te verplichten oordeelde zij beneden zich. Het was een algemeene klacht. ‘It breaks my heart,’ schrijft Hyde,Ga naar voetnoot2) ‘to see how negligent she is of old friends.’ Mazarin spreekt er in de instructie voor De Thou (in 1657 dus) over als iets van algemeene bekendheid. ‘Van nature en door haar opvoeding onder Engelschen verwaardigt zij zich niet gaarne om aan de Nederlandsche staatslieden gunsten of vriendelijkheden te bewijzen; zij houdt dat voor niet overeenkomstig haar rang en gelooft bovendien, dat de vrienden van het huis van Oranje niet meer dan hun plicht doen als ze haar trouw blijven.’Ga naar voetnoot3) Een paar jonge Hollanders, die haar hun opwachting maakten te Brugge, in December 1656, schrijven dan ook:Ga naar voetnoot4) ‘Zij ontving ons op haar gewone manier, d.i.t.z., koel, en zonder een woord te zeggen, hetgeen in de tegenwoordige tijd niet meer behagen kan, de vorst die men bezoekt mag nòg zoo groot zijn.’ Geen wonder dat niet alle Orangisten voortgingen met wat de Prinses zou noemen ‘hun plicht te doen’. Meer en meer zochten de gunst van de nieuwe machthebbers en trouwens, daarmee volgden ze slechts het voorbeeld van de Prinses zelf en van haar schoonmoeder, die immers allebei meer dan eens, door hun argwaan tegen Willem Frederik gedreven, aansluiting bij de Staten van Holland zochten. Willem Frederik zelf, de man van de aanslag op Amsterdam, de man die om de Acte van Seclusie de Franschen in het land had willen halen, liet zich op het eind van 1655 al bekoren door een | |
[pagina 259]
| |
voorspiegeling van Holland dat men hem tot het ambt van veldmaarschalk benoemen zou. Het kwam nooit zoover, maar Willem Frederik verloor de moed niet en liep nu vol hoop aan De Witt's lijntje. Ook van Renswoude, eens ijverig onder de ijverigen, hooren we in 1656 dat hij het hoogtepunt van geluk zoekt in de goede gunst van mijnheer de Raadpensionaris van Holland.Ga naar voetnoot1) Aan Aitzema geeft het bericht van 's mans afval de gelegenheid tot een ware rondedans in zijn gewone misanthropie: ‘L'intérest gouverne le monde - pauper ubique jacet’, - al de geliefde leerstellingen van de cynicus moeten dienst doen. ‘La Hollande a beaucoup de compagnies à donner. Le jeune Prince d'Orange est pauvre, la Princesse Royale n'est pas ménagère’: ziedaar de sleutel tot het geheim.Ga naar voetnoot2) Met Boreel kwam het omstreeks diezelfde tijd tot een uitbarsting. Men herinnert zich, hoe gekrenkt hij was geweest, omdat zijn zoon was voorbijgegaan voor een betrekking aan het hof van de Prinses Royaal. Opnieuw had de Prinses nu een betrekking, waarnaar die zoon solliciteerde - het rentmeesterschap van Steenbergen - aan een ander vergeven en zij schrijft uit Parijs aan Heenvliet:Ga naar voetnoot3) ‘L'ambassadeur Boreel est fort impertinant. [Zij hebben een gesprek]. Sur quoy ill se mit dans un tell furie que ie ne vie jamais le pareill, en me disant que il voyoit bien qu'il m'estoit fort peu considérable, aussi bien que les servises quil avoit randu au Roy mon Père, quil avoit faite sans y estre obligé.... Tout ce que ie luy répondois estoit.... de ne ce point mettre en une telle rage, que ie n'aimois pas trop cela. Sur quoy il me dit n'avoire jamois resu obligation de moy, et come cela san ala.’ De Prinses Royaal, die zoo op haar rang stond, kon aan zulk ‘impertinent’ optreden maar niet wennen. Het versterkte haar voorkeur voor de Engelschen, ja men kan zeggen, dat | |
[pagina 260]
| |
zij, door de jaren heen grieven opzamelende, eindelijk land, volk en taal van haar zoon hartgrondig haatte.Ga naar voetnoot1) 18 Maart 1655 schreven de Staten van Holland aan de Prinses, die zich toen in het huis te Teylingen ophield, dat zij vernomen hadden, dat de Koning zich daar heimelijk bij haar had begeven. Zij herinnerden haar aan de verbodsbepalingen dienaangaande in de vrede van Westminster en aan hun eigen resoluties van Juli en Augustus 1653 en vermaanden haar hun hieromtrent zeker bericht te verstrekken en mee te werken dat de Koning hun grondgebied niet zou betreden. De Koning was niet in Teylingen en de Prinses was hevig gekrenkt. Naar zij aan Hyde schreef,Ga naar voetnoot2) had zij de brief, ‘een uiterst onbeleefde brief’, in het Engelsch laten vertalen ‘that I may the better remember it when maybe they will not desire I should. I will send you a copy, for it deserves to be kept. I shall do the same to Dusseldorp’ - dat wil zeggen aan de Koning. En niet alleen de Staten behandelden haar met minder dan de haar toekomende eerbied. 8 December 1658 klaagt zij, aan Heenvliet,Ga naar voetnoot3) dat de raad van Z.H., ‘ou proprement Mr. Zulecome,’ Huygens dus, haar een brief had geschreven, ‘sy impertinant que ie ne man puise assez estonner.’ Zij zal ‘la Reine ma Mère’ op de hoogte doen brengen ‘avec quel sorte de gans que jay affaire en ce pays.’ Een uitvloeisel van die tegenzin tegen de Hollanders was haar begeerte om haar zoon zoo Engelsch mogelijk op te voeden. In de eerste jaren was heel zijn omgeving Engelsch. Als er in 1654 een goevernante aangesteld moet worden, schuift de Prinses Royaal dadelijk Mrs. Howard, de dochter van Lady Stanhope, naar voren.Ga naar voetnoot4) In 1658 is Lady Balcarres haar candidate voor het ambt. De oude Prinses zag beter in dan zij, hoe weinig geschikt een Engelsche opvoeding zijn zou om Willem III aangenaam te maken bij het Nederlandsche | |
[pagina 261]
| |
volk. Zij trachtte in 1656 van Mary's afwezigheid in Parijs gebruik te maken om een paar Hollandsche heeren door de Staten van Holland te doen aanwijzen om toezicht op de opvoeding te houden.Ga naar voetnoot1) Het plan mislukte, omdat de Staten er niet toe wilden meewerken, maar ook de Prinses Royaal hoorde ervan met groote ergernis.Ga naar voetnoot2) Wel slaagde de oude Prinses er in deze zelfde tijd in om een Nederlandsch predikant (niemand anders dan de befaamde Trigland) tot leermeester van het toen vijfjarig ventje aangesteld te krijgen. 't Is waar dat de Prinses Royaal grif toegaf, dat zulk een aanstelling een gewenschte indruk zou maken.Ga naar voetnoot3) En als in 1658 de magistraat van Leiden haar in Breda komt verzoeken om haar zoon in hun stad ter studie te willen zenden, schrijft zij met groote ingenomenheid aan Heenvliet over het voordeel dat hem daarvan te wachten staat.Ga naar voetnoot4) Maar ook in Leiden mocht Willem III niet onder de Engelsche invloed vandaan raken. Het was zeker wel omdat hij gehuwd was met een Engelsche en onder haar invloed stond, dat, nu er voor de opgroeiende jongen een goeverneur noodig was, haar keus op de heer van Nassau-Zuylesteyn viel.Ga naar voetnoot5) Tot het laatst bleef zij zich Stuart vóór Oranje voelen. De Koning was haar Koning en zij bekende zich zijn onderdaan. Haar hoogste eer stelde zij erin om tot | |
[pagina 262]
| |
zijn verheffing op de troon haars vaders te mogen bijdragenGa naar voetnoot1) en de verheffing van haar zoon kon zij zich slechts als gevolg van die verheffing denken. Ja, eens schreef zij aan Karel ronduit, dat zij jaloersch was op zijn genegenheid voor haar zoon, want dat zij toch steeds meer liefde moest voelen voor hem, haar broer, dan voor haar eenig kind.Ga naar voetnoot2) Die genegenheid waaraan zij zoo hartstochtelijk uiting gaf, was intusschen onderhevig aan inzinkingen, bewaarde het tweetal in ieder geval niet voor hoogloopende oneenigheden. Zoo werd bijvoorbeeld Mary's verblijf te Brugge op haar terugreis uit Frankrijk in December 1656 door ruzies vergald. Richtingen van politiek beleid - Frankrijk of Spanje - mogen daar iets mee te maken gehad hebben, die verliest men toch dra uit het oog onder de kleine persoonlijkheden waarin al haar twisten aanstonds verward raakten. Zoo verbitterde het haar ditmaal boven al, dat Karel haar meende te moeten onderhouden over het verblijf aan haar hof van de jonge Jermyn, waarvan de wereld, naar hij zei, kwaad sprak;Ga naar voetnoot3) later liep het krakeel vooral over Lady Balcarres (ik stipte al aan dat Mary haar goevernante van haar zoon wenschte te maken), die evenals de Jermyns tot de partij van de Koningin behoorde. Het gekibbel verdroot Mary soms terdege en eens liet zij zich in een brief aan Heenvliet ontvallen, dat zij ‘voor haar geld’ tenminste wel ‘goede woorden’ meende te mogen | |
[pagina 263]
| |
verlangen. Toch bleef zij bezield van een vurige ijver om de goede zaak te dienen. In het begin van 1658 scheen er een oogenblik gekomen, waarop Karel met geld iets zou kunnen uitrichten. Met de Spanjaarden beraamde hij een inval in Engeland.Ga naar voetnoot1) Schepen in Holland gehuurd moesten eerst nog naar Vlaanderen gevoerd worden. De onderneming leek hachelijk genoeg, maar de Prinses brandde van verwachting. Aan Heenvliet schreef zij:Ga naar voetnoot2) ‘je voye que cest asteur le temps pour rendre le Roy servise. C'est pourquoy ie vous prie de me mander jusques à quelle somme d'argant vous croyés ie suis capable d'avanser.’ Geen halve maatregelen dus ditmaal. Zij spreekt ervan haar juweelen te beleenen. Zij prest Heenvliet zelfs om afstand te doen van een acte van survivance voor het ambt van de rentmeester Verelst, die zij hem kort tevoren had verleend. Het kostte groote moeite hem daartoe te krijgen, maar als hij eindelijk gezwicht is voor haar boosheid, betuigt zij hem warme dank. ‘Si ce neut esté un tamps asteur où depand absolument la ruine ou le restablissement de nostre maison, an quoy ie désire d'assister de mon pettit pouvoir, ie n'aurois jamais demandé ce quan tout autre tamps eut esté si injust.’Ga naar voetnoot3) De acte, naar Heenvliet zelf aanteekent, werd aan de hertog van York gegeven, die ze liet veilen; en binnen de week kwam er een bod van 13.000 gld. op.Ga naar voetnoot4) Maar de schepen werden op hun tocht van Holland naar Vlaanderen door de Engelschen onderschept en heel het plan lag in duigen. Door de hopeloos slechte gang van de oorlog, die Spanje naar vrede deed snakken, werd bovendien Karel's positie in de Zuidelijke Nederlanden onhoudbaar. Weldra, na de val van Duinkerken, in Juni 1658, trok hij dan ook weg, bezocht zijn zuster te Hoogstraten en kibbelde verder over Lord en Lady Balcarres. Maar er was toch nòg een groot plan hangende, een plan dat Mary met haar geld moest steunen. Een uitgebreide samenzwering was op touw gezet in 't Noorden van Engeland. Was het om met graaf Willem Frederik omtrent bijstand hiervoor te overleggen dat Karel na zijn | |
[pagina 264]
| |
verblijf te Hoogstraten een reisje in de Republiek deed? Het schijnt dat hij op het punt stond om naar Friesland over te steken, toen Cromwell's gezant in Den Haag, Downing, die kort tevoren het kermisvieren van Mary met haar andere broers al had gestoord,Ga naar voetnoot1) opmerkzaam op hem werd, en de Staten aanspoorde hem uit te wijzen, hetgeen zij deden. Maar het eind van alles was, dat de geheimen van de samenzwering weldra bleken geregeld aan Cromwell verraden te zijn,Ga naar voetnoot2) en het eenig resultaat van al Mary's ijver was acute geldnood in haar huishouding. Haar intendant Oudart achtervolgde haar met lange preeken. Er waren in September geen contanten om de keuken op gang te houden. En hoe werd dat alles nog vergald door de ondankbaarheid van Karel! Want in diezelfde maand September 1658 was er een bericht gekomen, dat na al die tegenslagen opeenmaal allerwegen de moed verlevendigd had. Het was het bericht van de dood van Cromwell. Het had Karel bereikt, toen hij juist van zijn uitstapje naar Leeuwarden zoo onzacht was teruggestuurd naar Hoogstraten. En de eerste die ervan profiteerde, was Mary's vijandin, de oude Prinses, die op haar landgoed bij Turnhout vlak in de buurt de zomer had doorgebracht en er Karel's bezoeken en zijn tennis spelen met haar dochters aanmoedigde. Vóór men de tijd had gehad te bekomen van de schok van het groote nieuws, was de Koning, nu toch zeker weldra een Koning niet alleen meer in naam, zoo goed als verloofd met Henriette.Ga naar voetnoot3) Toen de oude Prinses vlak daarop in Den Haag terugkwam, kon zij niet nalaten om tegenover de trotsche schoondochter te triomfeeren. ‘Elle ne mantretenoit’, schrijft deze aan Heenvliet,Ga naar voetnoot4) ‘que des plaintes que le Roy mon frère luy fit de moy. Je suis bien malheureus qui (qu'il) s'adresse à des personnes qui (qu'il) sçait fort bien | |
[pagina 265]
| |
n'aura jamais la charité de me défandre seulement avec la vérité.’Ga naar voetnoot1) Zoo ver ging de ontstemming, dat zij eenige tijd later, toen er blijkbaar ook weer kwestie was over haar verhouding tot de jonge Jermyn, haar broer en haar Koning in een ontboezeming tot Lady Stanhope volledig verloochende. ‘Hij had haar goede naam geroofd; al kwam hij terug in zijn koninkrijk, het zou haar geen voldoening geven; zij wou nooit meer iets met hem te maken hebben, wat verandering er ook in zijn omstandigheden kwam; zij was zijn onderdaan niet meer, nu niet en nooit meer; zij was vrij en kon trouwen wie ze wou; ze zou niet ontkennen dat Harry Jermyn's liefde haar genoegen deed, en dat zij iets voor hem voelde.’Ga naar voetnoot2) Het schrikkelijk vooruitzicht om aan haar jonge schoonzuster de voorrang te moeten laten, als die Koningin van Engeland zou geworden zijn, was toen al vervlogen. De geweldenaar was dood, maar het Engelsche volk maakte geen aanstalten om zijn Koning terug te roepen. Het Protectoraat van Richard Cromwell leek erkend te zullen worden. En in November 1658 trok Amalia van Solms haar toestemming tot het huwelijk in, - een daad die zij weldra zeker pijnlijk berouwd moet hebben. Vooreerst was waarlijk geen van de vele tegenslagen die de Stuarts in de jaren van hun ballingschap hadden ondervonden, zoo ontmoedigend geweest als het feit dat zij door de dood van Cromwell niet onmiddellijk gebaat werden. En toen het met Richard Cromwell spoedig toch misliep, toen het Protectoraat werd afgeschaft en het Gemeenebest weer ingevoerd, toen staatsgreep in Engeland volgde op staatsgreep, toen diende nog de chaotische verwarring die er hand over hand toenam maar om te scherper te doen uitkomen, hoe ontredderd de royalistische partij er was en hoe onmachtig de verdreven Stuarts om er profijt van te trekken. | |
[pagina 266]
| |
Tot overmaat van ellende was er ook met de zaken van het Oranjehuis nog een ramp geschied, en dat ditmaal geheel door Mary's eigen onverstand. De aanspraken van de verschillende voogden op het beheer over het prinsdom Oranje waren nooit opgelost. De feitelijke bezitter was de goeverneur, de graaf van Dohna, en die was geheel op de hand van de oude Prinses en van de Keurvorst van Brandenburg. Begeerig om er de uitsluitende zeggenschap over te krijgen, had Mary zich al in 1654 door haar moeder laten opzetten om met de Fransche regeering over de zaken van het prinsdom in overleg te treden.Ga naar voetnoot1) In 1658 had zij de hulp van Frankrijk formeel ingeroepen - en het was daarover dat haar twist met de oude Prinses opnieuw ontbrand was. - Frankrijk verleende die hulp met meer ijver dan belangeloosheid en het eind van het lied was dat het zich in 1660 voorgoed van het prinsdom, dat immers een enclave in Fransch gebied vormde, meester maakte. Het was een ontknooping, die iedereen behalve de Prinses Royaal had voorzien. Zoo waren het dan sombere jaren, die laatste vóor de kans voor het huis van Stuart althans keerde. Men mocht zich vleien met de hoop dat de vrede van de Pyreneeën (de onderhandelingen begonnen in de zomer van 1659) een gunstiger conjunctuur schiep: zou Frankrijk, nu het de handen vrij had en machtiger verschijning in Europa maakte dan sedert lang, niet bereid zijn iets te doen? was het niet een feit dat de val van het Protectoraat aanstonds de betrekkingen tusschen Frankrijk en Engeland gespannen had? Maar dat waren toch maar ijdele verwachtingen. De Nederlandsche staatslieden gaven om de kansen van Stuart nog niet veel. Eind Juni 1659 nog weigerde De Witt aan de Prinses Royaal een nederig verzoek om haar broers - York en Gloucester - ook maar voor enkele dagen bij zich op het huis Honselaarsdijk te mogen houden.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 267]
| |
Ook Karel sleet dat jaar nog in de Spaansche Nederlanden, De Witt dacht in die dagen zelfs nog over een nieuw verbond met Engeland, maar weldra werd de toestand daar toch zóo dat hij het geraden achtte een afwachtende houding aan te nemen.Ga naar voetnoot1) En nu gaf op eenmaal het optreden van generaal Monk richting aan de verwarring in Engeland. In Februari 1660 was Monk feitelijk meester van Londen en kon het uitvechten met het Lange Parlement, dat weldra plaats moest maken voor een nieuw. Toen eerst, in April, kwam Karel in rechtstreeksche en openlijke onderhandeling met zijn volk. Onderhandeling is het woord niet. Om met een berichtgever van De Witt te sprekenGa naar voetnoot2) viel men in Engeland van het eene uiterste in het andere, en wedijverden de partijen slechts om hem uitgebreider macht toe te kennen. Het was duidelijk, dat de restauratie volkomen zou zijn. De Staten talmden niet met het verzetten van de bakens, nu het getij verliep. Eerst had men de Koning zich al ongestoord in Breda laten neerzetten, toen hij het wijzer achtte zich uit het gebied van zijn Spaansche weldoeners, die Duinkerken en Jamaica, de buit van Cromwell, wel eens van hem zouden kunnen weeromvorderen, terug te trekken. En toen in Mei tot de restauratie officieel door de Engelsche Conventie was besloten, zonden de Staten-Generaal en de Staten van Holland onmiddellijk deputaties naar Breda om de nieuwe heerscher geluk te wenschen en hem uit te noodigen zich over Den Haag naar Engeland te begeven. De uitnoodiging werd gracieuzelijk aangenomen. 24 Mei begaf de Koning zich op weg. Een zegetocht! een schitterende intrede in Den Haag! En na een week van feesten, plechtigheden en complimenten vertrok hij de 2de Juni van Scheveningen om van zijn herwonnen koninkrijk bezit te nemen.Ga naar voetnoot3) P. Geyl. (Wordt vervolgd). |
|