De Gids. Jaargang 91
(1927)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
Eurazisme.I.Het Russiese woord Jewrazijstwo, dat ik hier door Eurazisme weergeef, is de benaming ener geestelike stroming onzer dagen, die in de kringen der Russiese emigranten veel aanhangers telt. Het Eurazisme gelooft aan een eigen kultuur van het ethnografiese complex, Eurazië genoemd (een verkorte samenkoppeling van Europa-Azië), dat zich ongeveer dekt met de bevolking van het oude Russiese rijk zonder de katholieke en protestantse volken in het uiterste westen daarvan, welke tans in Polen en de Baltiese staten hun eigen rijken hebben. De Eurazisten maken deze kultuur tevens tot een voorwerp van studie. Aanvankelik deden zij dat in monografieën en kleinere opstellen, die in bundels verenigd werden, en nog steeds gaan zij voort met publicaties van deze aard. Maar naarmate de beweging zich uitbreidde en onder de Russiese emigratie grotere belangstelling opwekte, voelde men meer en meer de behoefte aan een samenvatting van datgene, wat als gemeengoed der verschillende Eurazisten kan worden beschouwd, en aan een programma, waarin het standpunt zou worden uiteengezet, dat het Eurazisme tegenover andere geestelike stromingen, tegenover de Russiese historie en tegenover het bolsjewisme inneemt; ook het verwijt van vaagheid en gebrek aan eenheid, tegen de Eurazistiese publicisten gericht, maakte zulk een programma gewenst. Zodoende kwam in 1926 een collectieve arbeid - zonder de namen der auteurs - uit onder de titel: ‘Eurazisme. Proeve ener systematiese uiteenzetting’. Van de vroegere literatuur is ook buiten de Russies lezende kringen het boekje van vorst | |
[pagina 237]
| |
N. Troebetskoj: ‘Europa en de Mensheid’ veel gelezen, dank zij het feit, dat het ook in het Duits verschenen is.Ga naar voetnoot1) Deze vorst Troebetskoj, tans professor voor slavistiek te Wenen, is ook overigens een der eerste woordvoerders van het Eurazisme; onlangs gaf hij vier opstellen: Over waarachtig en vals nationalisme, - Hoogten en laagten der Russiese kultuur, - Over het Toeraanse element in de Russiese kultuur, - Het algemeen-Slaviese element in de Russiese kultuur, - met een korte inleiding uit onder de samenvattende titel: ‘Bijdragen tot het probleem van het Russiese zelfbesef’. Enige andere Eurazisten zijn: P. Sawitskij, P. Soewtsjinskij, G. Florowskij, L. Karsawin, G. Wernadskij, Ja. Sadowskij, M. Sjachmatow. Nu wij naast de individuële, somtijds vrij vage beschouwingen der afzonderlike Eurazisten over een op collectieve arbeid berustend programma beschikken, is de tijd gekomen, om ook in de landen van Romaans-Germaanse kultuur (een geliefde term van de Eurazisten, en reeds vroeger van sommige slavofielen) enige meerdere bekendheid aan deze Russiese beweging te geven. Diegenen, die zich interesseren voor Dostojewskij's ideën over orthodoxie en nationaliteit, of voor het probleem: Rusland en Europa, dat zo'n belangrijke plaats inneemt in de werken van dezelfde Dostojewskij en in die van hele generaties van ‘Westerlingen’ en ‘Slavofielen’, zullen zeker hun belangstelling ook uitstrekken tot deze nieuwe leer, die zovele raakpunten heeft met Dostojewskij en de slavofilie. En ook zij, die hun gedachten meer in 't biezonder op het heden en de toekomst richten, hebben er belang bij te weten, welk standpunt een zo belangrijke groep van Russiese intellektuëlen inneemt tegenover de Westeuropese beschaving en tegenover de moderne idealen ener gemeenschap der volkeren. Ik zal tans allereerst pogen, een kort overzicht van het bovengenoemde boekje ‘Eurazisme’ te geven. Ik ben mij er van bewust, hierin slechts zeer onvolledig te zullen slagen, want de 72 bladzijden van het Eurazistiese programma bevatten reeds de zeer gecomprimeerde redaktie van wat door | |
[pagina 238]
| |
voorbeelden en uitweidingen nog veel plastieser ware uiteen te zetten. | |
IIDe twee eerste hoofdstukken: De schadelikheid van valse ideologieën en de noodzakelikheid ener waarachtige ideologie, - Over enige noodzakelike premissen voor een waarachtige ideologie - vormen een inleiding van zeer algemene inhoud. In de plaats van zovele abstracte en tegelijk opportunistiese ideologieën, zoals bijvoorbeeld die van het communisme, is een ideologie te stellen, ‘met het concrete leven organies verbonden, niet vals of gissend, maar twijfelloos waarachtig.’ Zulk een ideologie is een ‘organies systeem van ideën,’ een harmonies geheel, dat zich natuurlik ontwikkelt uit ‘één grondidee’; in abstracte formules wordt zij slechts zeer onvolledig uitgedrukt; zij is een product van het leven zelf en dit is ‘de concreetheid ener idee’. Wat is nu de waarachtige, in het leven wortelende idee onzer dagen? Tegenover de ‘oude wereldbeschouwing’, die uitging van het begrip van ‘het geïsoleerde, in zichzelf afgeslotene sociale atoom’, bouwt het Eurazisme zijn systeem op ‘het begrip der persoonlikheid, dat is de levende en organiese eenheid ener veelheid van vormen.’ Zulk een ‘persoonlikheid’ behoeft niet een afzonderlike mens te wezen, er zijn ook ‘collectieve of symphoniese persoonlikheden’, 't zij dan in de vorm van standen of klassen dan wel van naties of zelfs groepen van naties; zelfs de mensheid kan men een ‘collectieve persoonlikheid’ noemen. Natuurlik blijft elk individu een individu en dus verschillend van alle andere elementen der zelfde groep, maar anderzijds is de onderlinge verwantschap van al deze elementen zo groot, dat zij tezamen een organies geheel vormen. Deze leer der persoonlikheden is de eerste premisse van het Eurazisme, de tweede is deze: dat een absoluut waarachtige ideologie opgebouwd moet worden op een absolute realiteit, en zulk een realiteit is uit de aard der zaak een religieuze. Hierbij onderscheide men wel tussen religie en geloof: ook communisten en andere groepen van dwalende mensen hebben een geloof, maar dit is niet gericht op het absolute, het is dus geen | |
[pagina 239]
| |
religieus geloof, geen religie. En dan gaan de auteurs nog een stap verder, die zij in de volgende specialere hoofdstukken uitvoeriger beloven te motiveren: de enige ware religie, dus de enige mogelike basis voor een waarachtige ideologie, is de Russiese orthodoxie, - aan welker wezen de ascetiese loochening van de empiriese werkelikheid vreemd is, evenals ook het gebruik, dat sommigen van haar willen maken als middel tot bereiking van praktiese doeleinden; speciaal worden hier de naar een restauratie strevende monarchisten genoemd. Wanneer sommige mijner lezers dit betoog enigszins vreemd moge aandoen, dan komt dat, geloof ik, niet alleen van de al te grote beknoptheid van mijn referaat, maar ook van de geaardheid der gerefereerde bewijsvoering. Wanneer ik deze hoofdstukken doorlees, dan treft mij naast een vaak geraffineerde logika een zekere willekeurigheid in het opstellen en combineren van premissen; methodies herinnert dit betoog aan zoveel andere betogen van intellektuële en geleerde Russen, die zich door een niet altijd definiëerbaar element onderscheiden van wat wij in het Westen als een normaallogiese gedachtegang voelen. Zodoende bevat deze bewijsvoering in haar vorm een zekere bevestiging van wat zij door haar inhoud beoogt: aan te tonen, dat Eurazië, waartoe ook de Russen behoren, een kultuurwereld is, afwijkend van de Romaans-Germaanse. Anderzijds is het merkwaardig te zien, hoe hyper-Europees de terminologie dezer Russen is door de opeenhoping van uit de internationale wetenschap ontleende abstracte termen. Het randbijschrift bij de allereerste regels: ‘Het levensbewegen is ideologies, maar men moet het pragmatisme ener ideologie onderscheiden van opportunisme’ - is typies voor deze schrijftrant, - die trouwens reeds aan een ietwat oudere generatie van Russiese publicisten niet vreemd was. Hoofdstuk III en IV zijn gewijd aan: De orthodoxie als basis ener ideologie, - en aan: De Russiese kerk en de Russiese kultuur. Hier bevinden wij ons in een gedachtewereld, herinnerend aan die van de slavofiel Chomjakow. Het ideaal van de Grieks-Russiese orthodoxie is ‘de symphoniese en organiese, de “katholiese” eenheid van vele | |
[pagina 240]
| |
confessies, die orthodox zijn niet in die zin, dat zij Grieks of Russies zijn, maar in die zin, dat zij niet ketters zijn.’ De westelike kerken zijn schismaties, doordat zij voortbouwen op het willekeurig aanvaarden ener lokale variëteit van het Symbolum Fidei; de orthodoxie streeft echter en blijft streven naar een toetreden van steeds meer groepen der mensheid tot het enige waarachtige Christendom, dat zij zelf belijdt, en het heidendom beschouwt zij als een ‘potentiële orthodoxie.’ Te enger is de band met de niet-Christelike volken van Eurazië, daar deze in sommige opzichten dichter bij de orthodoxie staan dan het westelike Christendom. Intussen moet men wel onderscheid maken tussen de orthodoxie en de wereld, die steeds bezig is de orthodoxie te realiseren; anderzijds echter doordringt de orthodoxie alle afzonderlike persoonlikheden, die haar belijden, ze samenvoegend tot een ‘waarachtige eenheid van veelheid en veelheid van eenheid, een al-eenheid of wel: een volmaakte al-enige persoonlikheid.’ En de ‘volheid der Kerk veronderstelt een verkerking van alles.’ Ook staat en kultuur staan niet buiten de Kerk, zij streven ernaar, steeds meer in de Kerk op te gaan, en daar de Russiese kultuur de hoogste uitingsvorm is der Euraziese, die inderdaad een homogeen karakter heeft, ook op 't gebied der religie, mag Eurazië opgevat worden als een ‘symphonies-persoonlike individuatie der Orthodoxe Kerk en kultuur.’ Hoofdstuk V: De Eurazio-Russiese kultuurwereld, - VI: De eenheid van Eurazië. Een onnatuurlik, misvormd zelfbewustzijn werd bij zekere groepen van Russen gekweekt door de Europeïseringsneigingen der laatste eeuwen, en ook door de zogenaamde slavofilie, die in de Russen vóór alles Slaven zag. Maar zij zijn noch zuivere Slaven noch zuivere Toeraniërs of Oeral-altaïers; zij vertonen een ‘eigen ethnies type’, aan de ene zijde naderend tot de oosterse, aan de andere tot de westerse volken. In de werelddelen Europa en Azië tezamen zou men eigenlik drie continenten moeten onderscheiden: een Aziaties, dat China, Indië en Iran omvat, - een Europees, ten westen der lijn Njemen-Westelike Boeg-San-Donaumonding, - een Eurazies tussen de beide eerste in. Dit Eurazië is geografies en histories een eenheid, eveneens in sociaal opzicht: merkwaardig zijn de kolonisatiemethoden, - en de | |
[pagina 241]
| |
geestelike natuur en het zelfbewustzijn zijn homogeen, al laat dan ook de breedheid des geestes allerlei variaties toe: de Euraziër is ‘eenvoudig en elementair tot het naïeve toe, zoals L. Tolstoj, en tevens een gecompliceerd, vlijmscherp dialecticus, als Dostojewskij, en ook - zij 't ook zelden - harmonies, gelijk Poesjkin en Chomjakow.’ Eurazië vormt een engere eenheid dan Europa; deze eenheid komt het eerst tot uiting in het rijk van Dzjingisj-Khan, zij vindt haar voortzetting in het Moskoviese rijk en bestaat tot heden voort niettegenstaande de afdwalingen van sommige bevolkingslagen. Hoofdstuk VII: Kerk en staat als levensvormen der persoonlikheid en hun wederzijdse betrekking. De kerk is ‘de sfeer van vrije waarheid en werkzaamheid, de sfeer der katholiese eenheid, der vrije eenstemmigheid in het in zich opnemen en openbaren der absoluut zekere katholiese overlevering.’ De staat is ‘de eenheid ener wereld, die nog niet die der kerk is, tot zekere hoogte geïsoleerd tegenover de kerk en in zich zelf verdeeld.’ De gewenste verhouding dezer twee levenssferen is niet de ‘scheiding van kerk en staat,’ maar hun ‘symphoniese werkzaamheid,’ waarbij het goed is, dat de staat ‘de onafhankelikheid der kerk van de staat’ proclameert. De meest waarachtige historie van Rusland is die der orthodoxe kerk; afdalende naar het lagere plan van ‘zuiver empiries onderzoek’, komt men tot de studie van Rusland als staat. De studie van het verleden geeft ons een uitgangspunt voor een nieuwe ideologie en nieuwe arbeid; biezonder gewichtig is hierbij een grondige beschouwing der revolutie: ‘een doordringen in de zin der Russiese revolutie is een doordringen in de zin der Russiese geschiedenis en omgekeerd: door de zin der revolutie klaar te maken, maken wij de zin der geschiedenis klaar.’ Het volgende, achtste hoofdstuk heet dan ook: De zin der Russiese revolutie. De revolutie is de ondergang van het Rusland der keizers, zijn ‘dood in de barensweeën van een nieuw Rusland, een nieuwe individuatie van Eurazië.’ De bolsjewieken, wier ideologie ‘primitief en absurd’ is en ‘alleen daar de ideologie der massa des volks weergeeft, waar zij deze in haar praktiese conclusies voor het gegeven moment kruiste,’ spelen slechts een voor- | |
[pagina 242]
| |
bijgaande rol, maar zij doen dat als ‘onbewust orgaan van de volkswil.’ Hun theorieën bleken ondoorvoerbaar, ‘de communistiese ideologie staat vóór een definitief bankroet,’ zij ‘gaat beslist en definitief te gronde, ook de socialistiese ideologieën in het algemeen met zich meeslepend.’ Dan verdwijnt ook de communistiese partij en - ‘een nieuwe ideologie is noodzakelik, en, als draagster daarvan, een nieuwe partij, niet minder hecht en met niet minder bezieling dan de eerste bolsjewieken.’ - ‘De problemen van het overgangsstadium en de naaste toekomst’ worden in hoofdstuk IX besproken. De plaats der tans regerende communistiese partij moet worden ingenomen door een nieuwe partij, ‘bewustreligieus, orthodox en niet abstract-internationaal, maar Eurazies-Russies,’ die, evenals tans de bolsjewieken, de regering zal voeren en geen andere partijen naast zich zal hebben. De nieuwe regeringsvorm zal op Russiese wijze demokraties zijn. Van de moderne Europese demokratie zijn de Eurazisten niet gediend, deze immers ‘zette voor de organiese eenheid der natie het abstracte begrip ener som van individu-atomen in de plaats’; de Russiese demokratie beruste echter op ‘een systeem van raden (sowety), in samenhang met een krachtig centraal gezag en opgebouwd op veeltrappige verkiezingen, die de persoonlike band, niet berustend op programma's en papier, van de regering met het volk waarborgen, en op de principes van lokaal-professionele organisatie.’ Hoofdstuk X: De problematiek van het nieuwe Rusland - houdt zich allereerst bezig met de toekomstige betrekkingen van Rusland-Eurazië tot het Aziatiese oosten en het Europese westen. De minste moeilikheden zal men hebben met het oosten. Poogden de intellektuëlen van de tsaristiese tijd ‘Rusland op te lossen in Europa en van Rusland een voorpost van de Europese strijd met het gele gevaar te maken,’ tans richt Azië zijn wapenen tegen Europa in de kolonieën, en Rusland-Eurazië ligt veilig, zolang het niet streeft naar Europeïsering, zijn verwantschap met het oosten verloochenend. Rusland behoeft zich allerminst hoogmoedig van Europa af te wenden, maar het Aziatiese probleem is en blijft gemakkeliker op te lossen: ‘in Azië hebben wij niet met de koppigheid | |
[pagina 243]
| |
van ketterij te maken, maar met de ziekte van heidendom. Wanneer het Christendom zich richt tot het heidendom, spoort het niet zozeer aan tot boetedoening en zelfverloochening als wel tot zelfontwikkeling, want de onverminkte zelfontwikkeling van het heidendom is juist zijn ontwikkeling tot Christendom, en, in tegenstelling tot de ketterij, weigert het heidendom niet, zich te ontwikkelen.’ Ook het bolsjewisme voelde biezonder sterk de tegenstelling tot Europa. Een Russiese communist mocht al menen, dat hij in naam van een uit Europa geïmporteerde socialistiese heilleer het kapitalisme bestreed, dit kapitalisme was inderdaad een Europees kapitalisme, en, zonder dat hij het zich bewust was, bestreed hij het Europeïsme, het Europese socialisme evengoed als het Europese kapitalisme. ‘Bewust denken zij (de Russiese communisten) wel-is-waar aan de massa, met geringschatting van het individu’, maar ‘huns ondanks zijn zij breder en hun onderbewuste motieven zijn andere, zodat het inderdaad daarop neerkomt, alsof zij aan het individu denken.’ Ook hierin vergissen de bolsjewieken zich, dat zij hun revolutie voor een ‘sociale revolutie’ houden, inderdaad echter is elke revolutie ‘naar haar wezen en betekenis’ een politiek proces: ‘in een revolutie sterft de ene individuatie ener symphoniese persoonlikheid en er ontstaat een andere.’ In het algemeen doet de ‘atomistiese’ historiebeschouwing, die al te scherpe grenzen trekt tussen sociale, ekonomiese, politieke faktoren, onrecht aan het wezen der ‘symphoniese persoonlikheid’; in tijden van revolutie voelt men biezonder sterk de onderlinge samenhang der faktoren en het domineren van de politiese. Hoezeer in het vanouds overgeërfde bewustzijn der Russen het gevoel voor de algemene samenhang der samenlevingsfaktoren leeft, blijkt uit de opvattingen betreffende eigendom, zo afwijkend van die van 't Romeinse recht en van Westeuropa: ‘in Rome en in Europa werd het begrip van eigendom gebaseerd op het individu, en elk recht der symphoniese persoonlikheid, van de staat, van het geheel werd afgeleid uit het individuële.... In Rusland werd het bezit altijd beschouwd van het standpunt van de staat, die daarbij religieusethies werd opgevat.’ De staat moet ‘duidelik en precies het principe der functionele betekenis van het bezit formuleren, | |
[pagina 244]
| |
en, de nadruk leggend op zijn eigen recht, op de verplichtingen de nadruk leggen, die verbonden zijn aan het exploiteren van bezit en die een rol spelen bij de vorming van het subjektieve recht.’ Maar ook hiervoor moet de staat waken: ‘de voorwaardelikheid van het individuële bezit moet niet overgaan in een onbepaald dreigement: de voorwaarden moeten nauwkeurig in de wet worden vastgelegd en zoo weinig mogelik belemmerend werken.’ Dergelijke regels moeten gelden ook op 't gebied van handel en nijverheid; ook hier is het de taak van de staat om ‘de voor het ekonomiese leven noodzakelike sfeer van vrij initiatief en concurrentie te beschermen en deze te reguleren en te controleren niet van het standpunt der belangen van arbeider en kapitalist, maar van dat der belangen van het geheel.’ Zonder deze ideën tot in de details uit te werken, komen de auteurs nu tot de slotsom van hun betoog: de ‘idee van Rusland’ is de ethies-religieus gekleurde idee der ‘sociaal-politieke rechtvaardigheid’, ja zelfs: ‘de idee van een rechtvaardig sociaal-politiek leven om der wille van anderen, voor het individu om der wille van het volk en andere individuën, voor het volk om der wille van de mensheid en andere volken.’ Zo zijn wij ten slotte terechtgekomen bij de ‘algemeen-menselike missie van Rusland,’ waarvan Dostojewskij zo welsprekend wist te getuigen. De Eurazisten begrijpen, dat het Rijk Gods op deze aarde slechts benaderd, maar niet verwezenlikt kan worden: derhalve hoede de Russiese mens zich voor het fantastiese maximalisme, waartoe zijn natuur zo sterke neiging vertoont; anderzijds zien wij in zijn streven naar een absoluut ideaal datgene, dat zin geeft aan zijn arbeid op deze aarde. | |
III.Na mijn referaat van de twee eerste hoofdstukken der brochure maakte ik de opmerking, dat Nederlandse lezers een dergelijk betoog wellicht vreemd zal aandoen. Die opmerking kan ik herhalen, nu wij aan het einde van het gehele boekje zijn aangekomen. En ook hier voeg ik er als mijn mening bij, dat deze vreemde indruk niet zou verdwijnen, als men inplaats van mijn kort en onvolledig referaat de oorpsronkelike tekst van A tot Z doorlas. | |
[pagina 245]
| |
Wij behoeven ons hierover echter niet al te veel te verbazen. Bijna niemand, die een sterke overtuiging heeft, ontkomt er aan, tot zekere hoogte zijn bewijsvoering ondergeschikt te maken aan de stellingen, die hij bewijzen wil. Betreft het onderwerpen, die dicht bij onze dagelikse belangstelling staan en waarbij wij gewend zijn aan bepaalde soorten van redenering, dan valt ons dat minder op. En het sterkst moet ons deze eenzijdige logika treffen, wanneer ideologieën verdedigd worden, die zover van onze westerse denkgewoonten afstaan als de in de Russiese orthodoxie wortelende leer van een Chomjakow, van Eurazisten of zelfs van een Dostojewskij. Deze laatste moge ons in een roman onder de suggestie zijner ideën brengen, dank zij zijn schier bovennatuurlik talent van psychiese penetratie, hij werkt veel minder overtuigend, wanneer hij betoogt, dan wanneer hij mensen en situaties beschrijft. Te sterker frappeert ons hetgeen wij als eenzijdigheid voelen, wanneer onderwerpen van zo reusachtige omvang en zo verre strekking behandeld worden als de kultuur van hele werelddelen, vooral wanneer daarbij religieuze waarden van absolute strekking worden ingevoerd, ja zelfs als uitgangspunt voor het gehele betoog genomen. Ook in Europa bestaat er een onoverbrugbare kloof tussen een rationalist, die geen absoluut geldige religieuze waarden erkent, en een gelovig Christen, die dat wel doet. En door welk een geweldige kloof moeten dan bijna alle Europeërs gescheiden zijn van de overtuigde Grieks-orthodox, voor wie het een axioma is, dat hijzelf het onvervalste Christendom bewaard heeft en dat de Roomse en protestantse wereld in de middeleeuwen van de juiste weg afgeweken en sedert al verder en verder afgedwaald zijn! En wanneer wij het Eurazisten-program al te theoreties en vaag vinden, dan moeten wij daarbij ook rekening houden met de tragiese situatie der Russiese intellektuëlen, voor wie in het tsaristiese Rusland de gelegenheid tot concrete maatschappelike arbeid reeds zoveel schaarser en ongunstiger was dan bij ons, en die tans, voorzover zij geëmigreerd zijn, in een buitengewoon los verband staan tot de samenleving, die hen omringt. Een domineren van theorie boven levens- | |
[pagina 246]
| |
praktijk is een noodlottig gevolg van hun isolement. Bespeurt men bij hen nog altijd die zekere laksheid in het vervullen van kleinere en grotere plichten, in het nakomen van beloften, in het antwoorden op vragen, enz. - van ouds een Oblomoweigenschap van zovele Russen - dan betreurt men het, dat hun relaties met de Europese wereld niet intensiever zijn: zij zouden dan kunnen leren, nauwgezetter te werken en daardoor te nuttiger worden voor het toekomstige Rusland. En de vraag komt wel eens bij mij op, of deze zijde van het emigrantenprobleem niet eigenlik de allergewichtigste is, altans gewichtiger dan de theoreties-politiese. Intussen is het hier de plaats niet om op dergelijke kwesties in te gaan; het is ons voldoende te constateren, dat het vaag-, hier en daar fantasties-theoretiese karakter der Eurazistiese combinaties een gedeeltelike verklaring vindt in de abnormale levenscondities der emigranten. Trouwens, gelijk ik reeds opmerkte, de schrijfen betoogtrant der Eurazisten heeft ook zijn in ruimere zin Russiese, niet speciaal emigrantse trekken. Van de talrijke punten, waarover men met de Eurazisten van opinie kan verschillen - en er is inderdaad reeds heel wat kritiek op hen uitgeoefend, - bespreek ik er slechts een paar, namelik hun opvatting van het bolsjewisme, van de Euraziese psyche, van de rol der orthodoxe kerk in Rusland-Eurazië. Het is een onmogelikheid, om midden in een revolutionnaire periode de betekenis dezer revolutie voor de nationale en wereldgeschiedenis te bepalen. Weinig voorspellingen, tien jaar geleden gedaan over het verdere verloop van het bolsjewisme, zijn uitgekomen en weinig voorspellingen, die men tans doet, hebben kans, door de historie te worden bevestigd. En met dergelijke voorspellingen moet men voorzichtig zijn. Dat geldt in nog hogere mate van beschouwingen over de diepere zin van hetgeen tans plaatsgrijpt; eerst een verre toekomst zal deze duidelik maken. Zonder al te groot risico kan men beweren, dat de Russiese toestanden van nu van voorbijgaande aard zijn; met meer kansen van door de historie in het ongelijk gesteld te worden, kan men vermoedens uitspreken over de ontwikkeling der eerstkomende jaren, maar om de onbewuste of onderbewuste psychologie der bolsjewieken en haar betekenis voor de verdere lotgevallen van | |
[pagina 247]
| |
Rusland onbeschroomd in zijn beschouwingen te betrekken, daarvoor moet men de ‘brede natuur’ der Russen bezitten, die zich (volgens de definitie van B. Tsjitsjerin, een liberaal van de tweede helft der negentiende eeuw) minder dan wij, nuchtere westerlingen, laat leiden door de ervaring van het verleden en voorzichtigheid tegenover de toekomst. Over de Russies-Euraziese psyche spreekt het boven gerefereerde programma heel kort. Ter aanvulling kan men het opstel van vorst Troebetskoj: ‘Over het Toeraanse element in de Russiese kultuur’ gebruiken. Troebetskoj wijst hier op karakteristieke trekken van taal, muziek, poëzie der Turkotataren; de eindconclusie van dit onderzoek is, dat in al deze drie uitingsvormen van de Turkotataarse geest een fundamentele trek tot uiting komt, nml.: ‘duidelike schematisering van een betrekkelik arm en rudimentair materiaal.’ Aan abstracte, philosofiese schema's is hier echter niet te denken, integendeel, deze arbeid geschiedt in het onderbewuste; een soort van psychiese inertie zorgt er voor, dat de elementen van het psychies materiaal zich in een bepaalde orde samenvoegen. De neiging tot schematisering sluit de fantasie niet buiten: deze is koen genoeg, zij 't ook rudimentair. Ook de wereldbeschouwing van de Turk verlangt klare schema's, die hij gaarne van andere volken ontleent. Aan de eenmaal verworven wereldbeschouwing houdt hij met een star conservatisme vast. Andere Toeraniërs, zoals Mongolen en Oegrofinnen, zijn, behoudens allerlei afwijkingen, in hoofdzaak mensen van hetzelfde type, en zekere trekken van deze psyche vindt men bij de Russen terug; zo ziet Troebetskoj in de wijze, waarop de Rus de orthodoxie verwerkt heeft, niet in staat een grens te trekken tussen dageliks leven en geloof, de sporen van een Toeraanse inslag. Deze enkele grepen uit de rijke inhoud van Troebetskoj's opstel zijn voldoende om te doen zien, dat er op het terrein der Toeraanse psychologie en der Toeraans-Russiese relaties talrijke belangwekkende problemen te vinden zijn, die tot in de details dienen te worden onderzocht. Troebetskoj's synthetiese beschouwingen tonen, dat de Euraziese wetenschap nog eerst aan het begin harer ontwikkeling staat; men kan er haar geen verwijt van maken, wanneer haar thesen niet alle bewijsbaar | |
[pagina 248]
| |
zijn, de belangrijkheid dezer thesen moge echter de ethnologen opwekken tot een intensieve bestudering van speciale zijden van het probleem. Dit bepaalt zich intussen niet tot de Toeraans-Russiese betrekkingen. Naast Mongoolse en andere Toeraanse invloeden staan Byzantijnse en Kerkslaviese, welke door velen te eenzijdig voor de verklaring van Russies geestesleven zijn aangewend: daarin hebben de Eurazisten gelijk, al zoeken zij wellicht zelf wat al te veel in de richting van Azië. Hoe Rusland de Kerkslaviese traditie heeft voortgezet en uitgewerkt, dat verhaalt Troebetskoj in het laatste en uitvoerigste zijner vier opstellen: ‘Het algemeen-Slaviese element in de Russiese kultuur.’ Wanneer hij in het laatste deel hiervan de Russiese taal aanbeveelt voor de onderlinge gedachtewisseling tussen de volken van Rusland-Eurazië, dan is dat alleszins begrijpelik, daar het Russiese volk het dominerende bevolkingselement van het Russiese rijk was en dat voorlopig wel blijven zal onafhankelik van het feit, dat in de naam van de Sowet-bond het woord ‘Rusland’ of ‘Russies’ niet meer voorkomt. Maar als hij ook het Russiese alfabet aanprijst voor de transliteratie van allerlei oost-Europese en Aziatiese talen, dan vraag ik mij af, of hij zich hier niet in de eerste plaats door de ‘onderbewuste’ neiging heeft laten leiden, om zoveel mogelik faktoren dienstbaar te maken aan de toekomst der Euraziese gedachte. Als een zwak punt der Eurazistiese leer heeft men reeds meer dan eens gewezen op de rol, die de Eurazisten aan de Russiese orthodoxe kerk toedenken in de uit Christenen, Mohammedanen, Boeddhisten, heidenen bestaande Euraziese wereld. Een Eurazisties gestemde orthodoxe Rus moge geloven aan de geestelike verwantschap van niet-Christelike oosterlingen met de Russen en tevens aan de aantrekkingskracht, die de orthodoxie voor lagere religies moet hebben, wij, die ons op enige afstand van ‘Eurazië’ en de Eurazistiese idealen bevinden, twijfelen aan de mogelikheid, om zonder geweld aan de orthodoxe kerk die dominerende en assimilerende en verenigende rol te verzekeren, die het Eurazisten-program voor verwezenlikbaar houdt. En zou geweld hier geoorloofd zijn? Wanneer men zich persoonlikheden herinnert als Pobedonostsew, die in geschrifte wel eens opgekomen is | |
[pagina 249]
| |
voor gewetensvrijheid, doch als opperprocureur der synode duizenden andersdenkenden tot martelaren voor hun geloof heeft gemaakt, wanneer men verder denkt aan de valse consequenties, die minder edele karakters zo menigmaal trekken uit de theorieën en idealen van hoogstaande mannen, dan lijkt ons dit deel der Eurazistiese leer niet zonder gevaar voor de gewetensvrijheid in de toekomststaat. | |
IV.Men zou ook nog aan een heel ander soort gevaar kunnen denken. Als wij lezen van het afvallige, ketterse Europa en van de ‘algemeen-menselike’ en universele aspiraties van de Russies-Euraziese orthodoxie, dan komt onwillekeurig de vraag op: met welke wapenen zal een toekomstig Eurazië, gesteld dat het over innerlike kracht en materiële hulpmiddelen beschikt, het westen bestrijden? De theoretici van tans denken blijkbaar niet aan gewelddadige opdringing van het ware geloof en van de daarin wortelende kultuur, maar hoe zullen toekomstige geslachten denken en handelen? Men herinnere zich, hoe Dostojewskij, wiens godsdienstige ideën niet veel verschilden van de Eurazistiese, met enthusiasme de gewapende strijd der orthodoxe Balkanslaven tegen de Turken begroet heeft en in de geestdrift voor deze oorlog, die hij bij de Russiese soldaten meende op te merken, een gezond, zelfs heilig verschijnsel zag. Intussen hebben Dostojewskij's politieke geschriften noch vóór vijftig jaar, toen zij voor 't eerst gepubliceerd werden, noch daarna ernstige onrust veroorzaakt in de andere landen van Europa. Evenmin deden dat Chomjakow's slavofiele opstellen van het midden der vorige eeuw, waarin westerse beschaving, katholicisme en protestantisme aan een heel wat grondigere en daardoor scherpere kritiek werden onderworpen dan tans door de Eurazisten geschiedt. Dergelijke geestesstromingen zijn op zich zelf niet materiëel-aggressief, bovendien is het denkende deel der Russiese natie slechts voor een gedeelte er mee solidair en het organiseren der stoffelike kultuur met haar strijdmiddelen is nooit het fort der Russen geweest. Zo is dan ook de afstand, die de ideologie van geest- | |
[pagina 250]
| |
driftige Eurazisten scheidt van een aktief ingrijpen van Rusland-Eurazië in de zaken van Europa, reusachtig. En de gevaren, die zouden kunnen dreigen van de zijde van een toekomstig Eurazië, zijn vooralsnog niet in de verste verte te vergelijken met die, welke de intieme relaties van het tegenwoordige Moskou met de derde Internationale voor onze kultuur opleveren. Wanneer men tot een Eurazist zoude zeggen, dat zijn wereldbeschouwing vaag en theoreties is, dan zou hij waarschijnlik herhalen, hetgeen reeds in zijn programma te lezen is: dat juist zijn ideologie, in tegenstelling tot andere, valse ideologieën, een concrete basis heeft en daardoor ook zelf concreter is dan onze westerse histories-philosofiese systemen. Bij een verder debat zou waarschijnlik geen van beiden de ander overtuigen en men zou er in moeten berusten, dat tussen personen uit twee zo verschillende werelden een wederzijds begrijpen niet wel mogélik is, - hetgeen intussen een indirekt bewijs zou zijn, dat inderdaad dit soort van Russiese geestelike kultuur in wezenlike punten verschilt van onze kultuur. Maar de westerling zou blijven bij zijn mening, dat het Eurazisme heel ver van het praktiese leven staat. Hiervoor zou hij nog talrijke afzonderlike feiten kunnen aanhalen. Ik noem er slechts één: het Eurazistiese programma, dat toch een schema geven wil voor een groot stuk wereldgeschiedenis der toekomst, verzuimt zijn stelling te bepalen tegenover de Volkenbond. Het is duidelik, dat voor een Eurazist de Volkenbond een verre van ideale instelling is: hij is, al wil hij ook universeel zijn, een produkt van de Romaans-Germaanse geest en zijn fundamenten zijn niet van religieuze aard. Maar de Eurazisten erkennen zelf, dat het absolute, waarnaar zij streven, op aarde niet bereikbaar is; men moet zich tevreden stellen met een geleidelik naderen tot het ideaal. Wanneer dan echter in een ander deel der wereld een internationale organisatie van verre strekking en veelomvattende arbeidsfeer zich ontwikkelt, aan welke onder meer een grote dosis menseliefde ten grondslag ligt en die streeft naar een harmoniese wereldkultuur, dan mag men ook van een Eurazist belangstelling hiervoor verwachten, en toont hij die niet, dan is dat in onze ogen een tekort aan zin voor het concrete | |
[pagina 251]
| |
en een achterstellen van reële waarden bij fantastiese.Ga naar voetnoot1) Gedachtewisseling tussen een Eurazist en een op de bodem der Romaans-Germaanse kultuur staande intellektuëel, 't zij dan Rus of Europeër, zal bezwaarlik tot enig resultaat voeren, evenals in de negentiende eeuw de theoretici van ‘Slavofilie’ en ‘Zapadnitsjestwo’ (Westerlingschap) langs elkaar heen redeneerden, zonder elkaar te overtuigen. Van de slavofielen erkende echter Herzen, al verwierp hij ook hun theoretiese systemen, dat zij een juist gevoel hadden voor ‘de levende ziel in het volk.’ Ditzelfde mogen wij erkennen van de Eurazisten. Zij geven uiting aan dat gevoel, dat in bijna iedere Rus leeft: iets anders te zijn dan de Europeaan, een ander, in sommige opzichten dieper gemoedsleven te hebben dan deze, minder waarde te hechten aan allerlei conventie en routine op het terrein van het materiële bestaan, minder rationalisties tegenover het leven te staan. Dat bij dit verschil in natuur ook de historiese ontwikkeling andere banen volgt, ligt voor de hand, en in de hortende, schokkende gang der gebeurtenissen sedert Peter de Grote weerspiegelt zich het - vaak onbewuste - protest van Rusland tegen Europa. Dat voelden de slavofielen en zij verklaarden het uit het Slaviese volkskarakter en de Byzantijnse traditie. De Eurazisten leggen hiernaast een biezondere nadruk op de Toeraanse elementen. Misschien overdrijven zij de betekenis hiervan, maar ook dan nog schijnt deze toevoeging een waardevolle correctie op de slavofiele leer; in ieder geval stellen zij een vraagstuk aan de orde, welks grondige bestudering veel kan bijdragen tot een zuivering onzer inzichten aangaande de Russiese kultuur. Dit is een verdienste van het Eurazisme, welke ook diegenen moeten erkennen, op wie inhoud en toon der Eurazistiese redeneringen irriterend of zelfs afstotend werken. N. van Wijk. |
|