De Gids. Jaargang 91(1927)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 371] [p. 371] Het verzonken eiland. Het lag voorheen - een paradijs - afzijds en ver van 't vasteland, verloren onder heem'len hoog, besloten tusschen 't witte strand, een bloeiend eiland, dat het hart zich koos tot èèn'ge toeverlaat, een tuin waar veilig en vertrouwd het kleine leven gaat. En het verhaal zegt, dat eenmaal een ziel die zwierf van kust naar kust, een mensch ten doode toe vermoeid daar vond een hem genegen rust, hoe deze droom van stilte en licht, de vreugde aan dier en vreemd gewas hem langzaam en niet meer verwacht tot leven weer genas. Somtijds als achter 't water-vlak de lage zon zijn reis besloot, gebeurde 't dat een oude droom verraderlijk zijn rust besloop - hij sloot de oogen - maar des nachts aanhoorde hij den eeuwgen keer der golven, 't waaien van den wind en was niet eenzaam meer. [pagina 372] [p. 372] Met elken morgen als zich 't licht verdiepte tot een gloeiend rood, duwde hij van het hellend strand zijn opgetrokken, kleine boot en koos het water, maar eènmaal des avonds keerend van zijn tocht voorbij den versten horizon, vond hij niet wat hij zocht. Alleen wat drijvend hout en ook een jammerlijk-verdronken dier, zwermende vogels, over 't graf hun krijschen en hun heesch getier. Hij werd weerom - zoo zegt 't verhaal - een ziel die zwierf van kust naar kust, een mensch ten doode toe vermoeid, vervreemd van vrede en rust. Maar welke vloed - en dan waarom? - verzwolg dit zoo beminde land, verloren onder heem'len hoog, besloten tusschen 't witte strand, een bloeiend eiland waar het hart moeizaam genas van d'ouden waan, een tuin waar veilig en vertrouwd het leven is gegaan? Jan R.Th. Campert. Vorige Volgende