De Gids. Jaargang 91

[p. 436]

Aanteekeningen en opmerkingen.

De toekomstige zeeweg van Harlingen naar de Noordzee.

Op de vergadering van de Afdeeling voor Bouw- en Waterbouwkunde van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, gehouden op 3 Mei 1927, bleek mij, dat in mijn bespreking van het Verslag der Staatscommissie Zuiderzee¹⁾ een fout is binnengeslopen.

Naar aanleiding van het ontstaan van een wantij achter Texel-Vlieland, nadat de afsluitdam zal zijn gelegd, schreef ik, dat Scheurrak - Oude-Vlie en Doove Balg zullen verdwijnen en dat dus eenigszins diepgaande schepen van Harlingen niet meer door het Heldersche zeegat, maar uitsluitend via het Vlie de Noordzee zullen kunnen bereiken. Dit is nu niet de meening van de commissie. Wel zal er een wantij ontstaan; het zal echter niet in de richting Eierlandsche Gat - Makkum loopen, maar ongeveer in de richting Eendrachtpolder op Texel naar benoorden Harlingen. Daardoor zal de verbinding van Harlingen met het Vlie verbroken worden, echter juist niet die van Harlingen met den Helder. Integendeel verwachten de ingenieurs Thijsse en de Blocq van Kuffeler, dat de Doove Balg na het leggen van den afsluitdam nog uitgeschuurd zal worden, hetgeen den zeeweg van Harlingen naar den Helder zou verbeteren.

B.G. Escher.

1) Een belangrijk Verslag. De Gids, Mei 1927, pp. 256-265.