De Gids. Jaargang 91
(1927)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.Toekomst der vrouwenbeweging.De merkwaardige vrouw, die de moeder was van den bekenden Lord Haldane, werd in het voorjaar van 1925 gedurende een oogenblik het voorwerp van algemeene belangstelling, zelfs in een deel onzer pers, door het feit dat zij met gansch phenomenale frischheid van geestvermogens haar 100sten verjaardag vierde. Een maand later overleed zij en in het najaar verscheen op dringend verzoek van velen een beknopte levensbeschrijving, die wel de aandacht waard is van allen, die de waarde en betrekkelijke zeldzaamheid kunnen schatten eener persoonlijkheid als die van Mary Haldane.Ga naar voetnoot1) Ter geruststelling van sceptisch aangelegde lezers zij aanstonds gezegd dat het boekje, eigenlijk een compilatie, den indruk maakt van absoluut trouw te zijn aan de werkelijkheid, dat de beide hoofdstukken, respectievelijk geschreven door de dochter en den oudsten zoon, Lord Haldane, uiterst sober en discreet zijn opgesteld en dat de verdere korte bijdragen van uiteenloopende schrijvers en schrijfsters een treffende onderlinge overeenkomst toonen. Een moeder, wier band met haar zoon van dien aard was, dat deze in zijn leven van rechtsgeleerde, wijsgeer en staatsman gedurende vijftig jaar bij afwezigheid geen dag verzuimde haar te schrijven, een moeder die het voorwerp was der innige liefde en vereering van al haar kinderen, klein- en achterkleinkinderen, een vrouw, die, hoewel zij persoonlijk buiten het openbare leven stond, de vriendschap genoot van tal van | |
[pagina 275]
| |
mannen, die leiders waren op godsdienstig, wetenschappelijk en politiek terrein, mag zeker zonder overdrijving omschreven worden als een zeer merkwaardige vrouw. Het beeld, dat ons geteekend wordt, is dat van een vrouw met groot liefde- en natuurlijk ook lijdensvermogen, veel wilskracht, groote zelfstandigheid, phyzieken en moreelen moed, een helder verstand en uitstekend geheugen, doch, naar haar zoon zegt, niet geleerd en zelfs niet buitengewoon begaafd. Bovendien was zij in het bezit van dien zekeren eenvoud van geest (singlemindedness), die volkomen waarachtigheid, die zich openbaart als frissche spontaneiteit in woord en daad en bijna even zeldzaam is als het genie. Wij zouden de vrouw, jong of oud, beklagen, die ongevoelig zou zijn voor de schoonheid van een vrouwenleven als dat van Mary Haldane, of er slechts een geringe waarde aan hechtte. Wij meenen zelfs dat hier een toetssteen te vinden is voor een juiste of een min of meer averechtsche opvatting der vrouwelijke roeping. Het behoeft nauwelijks gezegd te worden dat in dit verband geen sprake is van het concreete levensdoel der individueele vrouw, doch van de gedachtensfeer waarin de verschillende levenswaarden worden bepaald. Wij weten wel dat de tallooze kwesties, die het woord ‘vrouwenbeweging’ onmiddellijk doet oprijzen, wel degelijk een practische oplossing vragen, maar die oplossing, al moet zij in het oneindige varieeren, staat ten slotte in verband met zekere factoren, die alweer in het leven geroepen worden door de geestelijke stroomingen, die gedachte en wil beheerschen. Wat nu de geestelijke achtergrond der vrouwerbeweging betreft, het schijnt wel dat het verschil tusschen de beide richtingen, die van den aanvang af bestonden, steeds grooter wordt. Wij bedoelen de richting, die de ingrijpende veranderingen, welke hebben plaats gehad in de positie der vrouw als onvermijdelijk en voor een groot deel als gelukkig beschouwt, doch het behoud van het specifiek vrouwelijke in opleiding en beroepskeus zéér wenschelijk acht, en de richting, die de absolute gelijkstelling met den man eischt en al de ernstige en ongetwijfeld voor de maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan durft aanvaarden. De aanhangsters der eerste richting zien de vrouwenbewe- | |
[pagina 276]
| |
ging in het kader der geheele zamenleving. Het is haar moeilijk in gedachte en woord er een aparte rubriek ‘Vrouwenbelangen’ op na te houden; zij denken evenzeer aan de ‘belangen’ van echtgenoot of verloofde, zoons, broeders en anderen als aan die van seksegenooten en weten al te goed, dat die belangen niet immer gemakkelijk te harmonieeren zijn. Zij huiveren voor theorieën, die slechts logische gevolgtrekkingen zijn van een eenzijdig standpunt. Zij zijn allerminst ‘doctrinair’, zij aanvaarden het vele paradoxale, dat nu eenmaal het menschenleven beheerscht en houden er in de praktijk rekening meê. Bovenal zij schamen zich niet ‘vrouw’ te zijn, zij aanvaarden de beperkingen, die daarvan het gevolg zijn, en zijn zich daarentegen bewust van het bezit van specifieke gaven van hoofd en hart, die haar in staat stellen voor haar bijzondere levenstaak.
S.I. van Zuylen van Nyevelt. |
|