De Gids. Jaargang 91(1927)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Verzen. De Nachtwind. De nachtwind sprak met de boomen beneden, onder het raam. Zij is uit haar bed gekomen en ging voor het venster staan. Zij keek en huiverde even en luisterde ademloos. De wolken schenen te zweven, maar hun beeld was bewegeloos. Hoorde 't gesprek niet, dat al te snel en fluisterend werd gevoerd. Toen heeft een zwarte gestalte haar een oogenblik aangeroerd en sprak: Kom met mij, ik voer u voorbij de wereld en ver voorbij uw laatste verlangen en verder, van ster tot ster; ik fluit, en de zwarte scharen zijn ruischende aan mijn zij; zij zullen u veilig bewaren, kom met mij - kom met mij - [pagina 51] [p. 51] Zij keek en huiverde even en luisterde ademloos. De bladeren, na het beven, werden bewegeloos. Langzaam sloot zij de ramen en deed de gordijnen dicht en ging op den tast door de kamer, ontstak het suizende licht. En zij zat op tot den morgen. Toen vielen haar oogen dicht. [pagina 52] [p. 52] Over de Heide. Over de bruine heide gaat een kudde schapen en de hond en de herder, langzaam over de heide; langs de verlaten bouwvelden en voorbij de schaarsche en schamele hutten van het gehucht. En de laatste geluiden gaan allengs verloren in de wijdte der velden achter het armlijk koren, waarin de avondwind zich te rusten legt. Langzaam over de heide gaat een kudde schapen en de hond en de herder, over de donkere heide. G.A. van Klinkenberg. Vorige Volgende