| |
| |
| |
Rusland en het westen.
Rusland en Europa zijn altijd voor elkaar vreemde werelden geweest. Zij hebben het verschil van hun natuur nooit minder begrepen dan wanneer zij meenden zich naar elkanders voorbeeld te moeten vervormen. Hun ontwikkeling ging heel uiteenloopende wegen, zoolang men die niet naar elkander toe trachtte te fatsoeneeren. Peter de Groote, de geniale maar onbedachtzame barbaar, heeft gemeend, de verbetering van Rusland naar Europeesch model te moeten forceeren. Pogingen tot uiterlijke versterking van het rijk waren in zijn tijd ongetwijfeld noodzakelijk geworden. Zijn streven heeft zeer zeker ten deele zijn oorzaak gevonden in een gehoorzamen aan een natuurlijken drang van zijn imperium, dat, door zijn formatie reeds, de behoefte had verworven zich steeds verder uit te bereiden over de onmetelijke wereld, die zich als een natuurlijk imperialistisch jachtveld binnen den oneindig wijden politieken horizon van Moskou uitstrekte. Maar hoe het hiermede ook zij, Peter de Groote heeft niet kunnen vermijden, door zijn Europeesche wijsheid en nieuwigheden, daar zij fatale noodzakelijkheden schiepen, allerlei ongeluk te brengen over zijn land en zijn volk. Er zijn bijna twee eeuwen noodig geweest voor het denkende Rusland die gevolgen in vollen omvang is gaan beseffen.
Voor een billijke beoordeeling van Peter de Groote moet men rekening houden met de vraag, in hoever hij, met zijn bewust een uitweg zoeken naar de groote wereldwateren, het Russische imperialisme schiep; en in hoever hij daarmede slechts de natuurlijke neiging volgde van een rijk, dat aan het begin van Peter's heerschappij reeds een werelddeel omvatte; een neiging, die hij juist heeft aangevoeld. Stellig moet men aan- | |
| |
nemen, dat hij bestaande tendenties tot volle ontwikkeling bracht. De gevolgen daarvan hebben Rusland ten deele onharmonisch vervormd. Zoo waren het de maatregelen van Peter, die tot resultaat hadden vrijwel den heelen Russischen boerenstand tot lijfeigene te maken. Hij voerde vele vreemdelingen in, die weinig werkelijk goeds en veel werkelijk kwaads voor het Moskovische rijk hebben meegebracht.
Men kan het Peter moeilijk tot een verwijt maken, dat hij al de nadeelen niet heeft voorzien. Het was reeds een verdienste dat hij beseft heeft hoezeer Rusland, zooals het nu eenmaal geworden was, behoefte had aan hervormingen. Dat hij voorlichting en voorbeeld in West-Europa zocht - niets is begrijpelijker dan dat. Maar met dat al kunnen allerlei gevolgen van zijn streven als een bewijs dienen voor de stelling, waarmede ik deze beschouwing begonnen ben.
Peter dwaalde meer, dan onvermijdelijk was. Welke voeling had dan ook deze tsaar met zijn volk, die, terwijl hij het als zijn taak beschouwde het Russische rijk te vernieuwen, desniettemin jaren lang ver van zijn land rondzwierf en b.v. veel tijd verdeed om te leeren hoe men een schip bouwt en ineentimmert - een kunst, die hij zeer wel anderen voor zich had kunnen laten beoefenen.
De dwaling van Peter is teekenend voor het diepe misverstand tusschen Rusland en Europa. Uiteenloopende werelden met uiteenloopende behoeften en uiteenloopende instincten meenden in verschillende perioden heil te kunnen vinden in elkanders instellingen - en vergisten zich geducht. Zoomin als Peter slechts geluk meebracht voor zijn Moskovieten van zijn Europeesche leerjaren, zoomin vond het Europa der heilige alliantie na de schokken der revolutie een nieuw moreel evenwicht, door het voorbeeld der Russische autocratie.
Zij zijn echter niet met elkaar te vergelijken, de Europeesche invloeden in Rusland en de Russische invloeden in Europa. Deze laatsten zijn slechts uiterlijk geweest, en zij hadden betrekking op een reactie die ook zonder Russische inspiratie niet zou zijn uitgebleven. De westersche invloed in Rusland echter heeft een tijdperk van twee en een kwart eeuw gekenmerkt. Natuurlijk waren Europeesche invloeden ook vóór Peter de Groote zeer duidelijk aan te wijzen in de ontwikkeling
| |
| |
der Russische gemeenschap. Het heele Russische rijk immers ware wellicht niet ontstaan als in de tweede helft der negende eeuw Noord-Slavische stammen niet een Germaansch organisator van hooge geboorte uit Zweden ontboden hadden om hen als vorst te regeeren en te verzamelen, omdat zij zich zelf daartoe niet in staat achtten. Later, en vooral sedert het tijdperk van Iwan den Verschrikkelijke, zijn de handelsbetrekkingen met westelijke volken van groote beteekenis voor de ontwikkeling van den Moskovitischen staat. Maar stelsel komt er eerst in de Europeïsatie door het streven van Peter Romanof.
Tusschen het begin van de regeering van Peter en de revolutie van 1917 ligt het tijdperk, dat ik zooeven aangaf. Het vormt uiterlijk een duidelijk afgerond geheel, aangegeven als het wordt door een kenmerkende daad aan het begin en door het ongedaan maken van die daad aan het einde ervan. Peter de Groote opent wat hij noemt ‘het venster naar Europa’ door de stichting van St. Petersburg. Hij verplaatst den zetel van zijn regeering naar de pas gebouwde stad, om de zijnen tot nauwer contact met het Westen te dwingen. Hij brengt de regeerders van Rusland naar de drukbevaren zee, waar die zee het eerst voor hem bereikbaar wordt. Daardoor alleen reeds geeft hij zijn rijk een andere plaats en een nieuwe taak onder de volken. Tegelijkertijd leert hij het, vermetel uitgestrekte, ja, binnen aardsche dimensies haast gedrochtelijke territoriale doeleinden veel bewuster dan te voren na testreven. Hij intensiveert dus het Russische imperialisme. Hij tracht de productie, en daardoor de rijkdom, van zijn land te verhoogen, door de heeren vasteren greep te geven op den boer, die voortaan vastgeschreven is aan den grond en snel tot practische slavernij vervalt.
Dit is de toepassing, die Peter de Groote geeft aan hetgeen hij in het Westen heeft geleerd en opgemerkt.
De bolsjewieksche revolutie brengt van dit tijdperk het einde. Uit St. Petersburg keert zij naar Moskou terug; zij bevrijdt den boer uit de greep van den grooten grondbezitter, die hem nog na afschaffing van de lijfeigenschap en zelfs na een dozijn jaren van agrarische hervorming, omknelt houdt. Alleen de imperialistische doeleinden worden onder andere
| |
| |
leuzen, maar in hun wezen onverzwakt, gehandhaafd.
De verplaatsing van den zetel der regeering naar Moskou was misschien op het oogenblik, waarop zij plaats vond, niet opzettelijk bedoeld als een mijlpaal in de geschiedenis van het Russische rijk, als een, door een uiterlijke handeling zichtbaar afsluiten van het door Peter de Groote ingeleide tijdperk. De terugkeer naar Moskou leek velen tijdelijk. Ook de meesten der leidende bolsjewiki zullen er weinig anders in hebben gezien dan de voorloopige vestiging der regeering op een plaats, waar zij veiliger was voor den invloed en vooral voor de greep van het vijandige en gevreesde Westen; op een plaats waar zij beschut was door de barrière van de afstanden in het heilige Russische rijk, die altijd nog sterker is gebleken dan de macht van eenigen invaller.
In werkelijkheid was niet alleen vrees voor het Westen de drijfveer, maar half- of onder-bewust, ook afkeer van het Westen. De terugkeer naar Moskou kreeg op den duur een verstrekkende beteekenis: zij heeft het nieuwe bewind dichter gebracht bij de Russische aarde. Nu kan ieder te Moskou u vertellen, dat van den beginne af deze gedachte heeft voorgezeten bij dien terugkeer. Zoo duidelijk bewust is dat echter zeker niet geweest. Omstandigheden, die het zelf aanvankelijk niet klaar onderscheidde, hebben het sowjetbewind menigmaal in een richting gestuwd, waarvan de juistheid zich eerst later ten volle afteekende; het ging de bolsjewiki daarmede zooals het haast ieder regeeringsstelsel in de wereld af en toe vergaan is. Op den duur maakt men dan uit de nood een deugd; uit de som van onbeheerschte gebeurtenissen construeert men dan zijn beginselen.
Een bolsjewieksch bewind, in het Europeesche St. Petersburg, en niet in het Russische Moskou gevestigd, zou voor het Russische land een volmaakt vreemde en daarom volmaakt gehate instelling zijn gebleven. Lenin, in een mausoleum op het plein voor het Winterpaleis aan de Newa inplaats van onder den muur van het Kremlin in een glazen kist tentoongesteld, zou niet na jaren nog dag aan dag de lange rijen van arbeiders, moezjieks en soldaten hebben aangetrokken, die nu, zelfs op de guurste winteravonden, vroom in de eindelooze queu hun beurt afwachten om tot aanschouwing van den nieuwen
| |
| |
nationalen heilige te worden toegelaten. Slechts in de omlijsting der oude nationale traditie, in de nabijheid van de graven van het oudste heerschershuis der Roerikewitsjen - graven die het tegenwoordig bewind met zorg heeft laten restaureeren - kon Lenin nog in den dood zegevieren.
Het nieuwe politieke geloof vermocht alleen gezag te verwerven door zich in het hart van Rusland te nestelen. Dat hart klopt in het Kremlin.
Wat in den beginne intuïtief tasten is geweest en ook zwichten voor gevaren en noodzakelijkheden, is nu geworden tot een bewust beleid. Verbitterd heeft het sowjetbewind zich afgewend van westelijk Europa, waar de groote mogendheden de nieuwe Russische machthebbers eerst hebben teleurgesteld door zich niet aan het proces van een revolutie te onderwerpen, en daarna door zich onwillig te toonen tenopzichte van het verstrekken van credieten. Het nieuwe stelsel heeft zijn gezicht en zijn streven naar Azië gekeerd. Het naar Azië gewend Rusland moest zetelen in Moskou.
Een groot gedeelte van het moreel gezag van het sowjetbestuur in het land berust nu op het feit, dat het zetelt achter de oude muren, onder de Tartaarsche torens, de Byzantijnsche koepels en de keizerlijke adelaars van het Kremlin. De bolsjewiki waren zwaar belast met den blaam van ‘vreemde smetten’. Geen daad kon die last meer verlichten dan de vestiging in deze omgeving. Hun resideeren in het Kremlin was iets als een legitimatie van macht. Ook leerde het Kremlin hun Rusland te leiden, omdat zij er onder den invloed raakten van geschiedenis en traditioneele gevoelens. Een sowjetbewind te St. Petersburg had daarom ook innerlijk nooit zoo Russisch kunnen worden als een sowjetbewind te Moskou. De groote assimilator, de groote opslurper, die het echte Rusland steeds is geweest voor zijn regeerders en voor zijn bewoners van iedere nationaliteit, kon den bolsjewiki eerst meester worden in de oude hoofdstad. Daar groeide hun nationalisme en hun eerbied voor het Russisch verleden. En daar leerden zij ten volle beseffen, welk een kloof er gaapte tusschen hen en Europa.
Deze kloof hebben zij zeker niet onmiddellijk ontwaard toen zij aan de macht kwamen. Allerlei vooroordeelen stonden
| |
| |
daarbij in den weg. Hun internationale idealen, hun oude haat tegen de Russische reactie; bij de Joden onder hen wrok over ondergane mishandeling; het leven, dat hun voornaamste aanvoerders in het Westen hadden geleid, waarbij de tegenstelling tusschen galg, knoet en verbanning thuis en de vrijheid in den vreemde zich zoo fel aan hen had moeten opdringen; en ten slotte hun Westersch Marxisme, hadden hen, ondanks alle grieven, sympathie moeten doen gevoelen voor het denken van het overige Europa. Maar, naarmate zij zich meer in Rusland verdiepten, meer doortrokken werden van den geest, waarmede het Kremlin hen omgaf; naarmate zij beter beseften, dat geen ander volk hun mogelijkheden kon bieden voor hun experiment als Rusland deed; en ook naarmate zij te duidelijker in isolatie kwamen te staan tegenover de buitenwereld, groeide bij hen een bewustzijn van vervreemding en zelfs van vijandschap, dat op het oogenblik, merkwaardig genoeg, eigenlijk de kracht van hun politieke en diplomatieke positie vormt. Deze kracht moge niet duurzaam zijn, zij komt nu het sowjet bewind voortreffelijk te stade. Het heeft er kostbare jaren van bestaan en van stabilisatie door gewonnen.
De Rus in Rusland, van welke richting ook, heeft zich gemakkelijk in deze verwijdering geschikt, daar zij overeenstemt met zijn innerlijke natuur. Hij voelt die als te ‘breed’ voor hetgeen hij de felle benepenheid en het sluwe egoïsme van Europa noemt.
| |
II
Aan de bemoeiing met Europa is het stelsel der tsaren ten gronde gegaan. In het Oosten had het groote verlangens en groote mogelijkheden; daar dreigden, naar het scheen, geen groote gevaren. Wel had de overwinning der Japanners tenslotte, als een giftige insectensteek, hevige reacties in het groote lichaam van het tsarenrijk veroorzaakt, die zich uitten in allerlei opstand; maar het oude stelsel was die reacties toch betrekkelijk gemakkelijk te boven gekomen. Dit veroorzaakte het gezichtsbedrog, dat het tsarisme nog stevig geworteld was.
De gevolgen van den oorlog met Duitschland en Oostenrijk - niet de nederlagen alleen - sloegen echter het tsarisme hulpeloos neer, zoodat men achteraf verbaasd zich kon
| |
| |
afvragen, waar de wortels waren, waarop dit stelsel de laatste jaren nog getierd had.
Russische liberalen van groot doorzicht hadden reeds jarenlang gezegd: Rusland heeft, voor zijn vrijheid, noodig een oorlog met Duitschland. Er waren onder hen mannen van invloed, die bewust dezen oorlog wenschten, omdat zij de nederlaag verwachtten, waarvan zij dan, als harde kuur, heilzame gevolgen hoopten. In hun ongeduld zagen zij geen andere mogelijkheid. Zij dachten daarbij allerminst zoover als de gebeurtenissen later gegaan zijn. Zij meenden, dat een weekgebeukt tsarisme tot een Europeeschen, constitutioneelen staatsvorm te verkneden zou zijn. Zij stelden zich echter hun volk en zijn mogelijkheden te Europeesch voor. Hun fout was dat zij meenden, dat Rusland als een westersche gemeenschap op harde slagen, teleurstellingen en verliezen zou reageeren. Zij miskenden zijn Aziatisch karakter. Zij herhaalden dus een oude en gevaarlijke vergissing.
Het Russische imperialisme had in Azië, ondanks de nederlaag tegen Japan, die de breedte van zijn front naar de noordelijke kust van den Grooten Oceaan besnoeid had, nog oneindige mogelijkheden. Door Mongolië en door westelijk Mandzjoerije schoof het langzaam en geduldig maar onweerstaanbaar zijn machtige hand naar China vooruit. In Centraal Azië groeide zijn gezag. Zijn positie in Perzië wekte bij de Britten met recht gevoelens van onbehagen. In Afghanistan, waar nu nog het oude spel wordt voortgezet alsof er in Rusland geen omwenteling heeft plaatsgevonden, was de Russische intrige sterker dan die der Engelschen. De Engelschen zagen steeds door een dreigende schaduw, die over hun Indië viel.
In het Oosten voelde Rusland zich veilig en sterk. Daar vond het geen onderdrukking of vervolging van onderhoorige vreemde nationaliteiten, geen verbod zelfs van de vreemdst afwijkende gezindten en gebruiken, geen oplegging van hard gezag noodig. Op zijn hoogst kon daar de corruptie of de in het Westen van het rijk geschoolde dwingelandij van een hoog ambtenaar een gewest tot plaag zijn.
St. Petersburg duldde oogluikend verbazingwekkende toestanden in die wingewesten.
| |
| |
In het zuidelijke Siberië waren er streken waar iedere andere Russische penetratie dan die van het gezag, met heimelijk geweld geweerd werd. De nomadische Kirgizen aanvaarden slechts den druk der belastingen naar door henzelf bepaalde afmetingen. De overheid wist - en weet nog - dat zij op het oogenblik waarop deze afmetingen overschreden worden, met hun kudden en verder hebben en houden in de onmetelijkheid van de weidevelden der steppen spoorloos en zonder betalen zullen verdwijnen.
De kozakkenstammen ten Noorden van den Kaukasus leefden in voortdurend geharrewar met de gemeenschappen, die nu de Republiek der Kaukasische Bergvolken vormen. Formeele oorlogen, vernietigingsexpedities, bloedige volksveeten speelden zich daar af, onder de oogen van het in die streek volstrekt niet tot machteloos toezien gedoemd Russisch gezag. Vaak kregen dan ook intieme toeschouwers den indruk, dat de Russische overheid met een zeker vriendelijk welgevallen toezag, hoe krijgszuchtige energiën uitraasden op een wijze, waarvan zij zelf geen last had. Aan belemmering van deze zonderlinge vrijheden scheen Petersburg niet te denken.
In den Kaukasus liet men Koerden en Armeniërs de mogelijkheid, om van tijd tot tijd hun nooit geheel geslaagde, maar vaak zeer goed bedoelde uitroeiingspogingen tegen elkaar te ondernemen.
In het Oosten van het Russische rijk gaf het bewind van den tsaar de aan zijn gezag onderworpen volken en stammen alle vrijheid, om ieder naar zijn smaak, zijn toekomstige zaligheid en zijn aardsch verderf na te jagen.
Het geheim van ieder voorspoedig imperialisme - vrijheid van onverdraagzaamheid en van vooroordeelen, wanneer deze onvoordeelig zijn - was ook het geheim der Russen in het Oosten. Het westelijke katholicisme met zijn kerkvorst mocht hun een gruwel zijn waar zij het in Polen op hun weg ontmoetten, de Dalaï Lama te Lhassa was hun heiliger nog dan de opperpriesters hunner orthodoxe kerk, als dit dienstig was voor de diepe en verstrekkende politieke oogmerken, die zij in Tibet, dat in zeker opzicht de geestelijke sleutel van Peking was, vervolgden.
Hoe anders echter was dit alles in het Westen van hun
| |
| |
gebied. Daar was de Russische kern van het rijk bekleed met een beschutting van onderworpen stammen en naties, die als een tegen Europa en tegen Europeeschen geest gericht stootkussen diende. Zenuwachtig werkte Rusland altijd aan de verbreeding en aan de consolidatie van deze al te los gevoegde buffer. Dat was een pijnlijk proces voor die stammen en naties, en zelfs voor den toeschouwer om aan te zien.
Rusland trachtte te russificeeren, door zijn taal en door zijn godsdienst. In het Westen vertrouwde het niet op het merkwaardig opslurpingsvermogen van zijn geweldig lichaam, dat nu nog de verklaring is voor het mirakel, dat het rijk na 1917 op betrekkelijk kleine afschilferingen na, onverminderd een samenhangend geheel is gebleven. In het Westen trachtte Rusland door geweld en onderdrukking te verhinderen wat het bewust en onbewust, als eenig gevaar ter wereld vreesde: Het binnendringen van Europa door die, als bescherming bedoelde korst van vreemde elementen.
Deze vrees is een groote politieke zwakheid en een noodlottige fout van Rusland geweest.
Waar het door zachtheid had kunnen winnen, omdat Rusland met zijn goede trekken, zijn ‘breede natuur’ nu eenmaal een aantrekkingskracht in zijn wereld uitoefende, die geen enkele der westersche staten op vreemde elementen in zijn rijksgebied bezit, daar stootte het af door tyrannie, en schiep het bittere vijandschap. De listigheid van zijn methoden, die in Azië zoo voortreffelijke diensten bewees, bleek een gevaar in Europa.
Finnen, Esten, Letten, Baltische Duitschers, Litauers, Polen, zij werden allen opgezweept tot haat tegen de Russen en tot zucht naar bevrijding. Wel paste Rusland onder hen de oude beproefde leuze van het imperialisme toe: ‘verdeel en heersch’; maar zonder er zelf veel bij baat te vinden.
In het Baltische gebied werden de oorspronkelijke bevolking en de Duitsche ‘baronnen’ tegen elkaar uitgespeeld, zonder dat een der beide partijen daardoor minder gevaarlijk werd voor het Russische rijk. In Polen waren de Joden een werktuig tot russificatie en het scheppen van verdeeldheid. Het tsarisme verdreef de Joden hardhandig uit het eigenlijke, heilige Rusland, maar gaf hun gelegenheid zich onder de Polen en
| |
| |
Litauers te vestigen, daarbij tegelijkertijd de hand houdende aan hun waarde als Russische cultuurelementen. De Polen doorzagen den toeleg, haatten er nog te meer de Joden om, die door te hoop drijving een zoo belangrijk element in hun bevolking waren geworden. Polen en de Poolsche Joden lijden heden ten dage nog onder een pijnlijke tweedracht, die door de Russen zooal niet gewekt, dan toch tot laaienden gloed aangepord is.
Een volk, cultureel zoo zwak als de Litauers, werd niet te machteloos gevonden om uit alle macht in zijn nationale eigenaardigheden te worden bestreden. Zij hielden vast aan hun eigen Roomschkatholieke kerk. Maar godsdienstige boeken, ja zelfs de bijbel, mochten in hun eigen taal niet worden uitgegeven.
Overal in de niet orthodoxe provincies van zijn westelijk gebied bouwde Rusland ontzaglijke Grieksch-orthodoxe kathedralen. Zeer groote sommen gelds en wat er nog bestond in de bevolking aan vriendelijke gevoelens voor Rusland, werden verkwist door het oprichten van kerkgebouwen, die berekend waren voor evenveel duizenden geloovigen als er zich wellicht tientallen bevonden in het betrokken gebied. Te vergeefs zal men in Azië zoeken naar dit alles, dat voor ons Europeanen het Russisch bewind kenmerkte, omdat wij het in de naar ons toegekeerde zijde van het rijk, als in ons oog onafscheidbaar van Russisch gezag, zagen gebeuren.
Dit zijn de twee gezichten van Rusland geweest: In Azië was het Rusland-thuis; in Europa was het een Rusland, angstig te midden van vreemden, tegen wier macht, kunde en listen het zich niet opgewassen waande.
Rusland schiep naar het Westen afscheiding op ieder gebied. Het had zijn eigen spoorbreedte voor zijn treinverkeer; het verwaarloosde de wegen in zijn naar Europa gekeerd grensgebied erger nog dan die in het binnenste van zijn rijk, om iedere invasie te bemoeilijken. Toen geen andere Europeesche natie dit noodig vond, handhaafde het strenge pas- en visumbepalingen voor den buitenlander.
Want het grensde aan de westelijke wereld, dus voor zijn gevoel, aan den vijand.
| |
| |
| |
III
Door zijn geweldige grootte was Rusland onaantastbaar, zooals het nog onaantastbaar is. Wel had een vreesachtige politiek van onderdrukking zijn positie in zijn westelijk grensgebied zwakker en brandbaarder gemaakt dan noodig was, maar de complicaties van ieder conflict met Rusland, zijn steeds krachtiger georganiseerde militaire middelen, en zijn, buiten verhouding tot andere groote mogendheden toenemende bevolking maakten zijn vijandschap zoo gevreesd, dat geen andere staat zich agressief tegen Rusland zou hebben durven richten. De Russische politiek wekte echter voortdurend wantrouwen bij Duitschland, bij Oostenrijk-Hongarije, bij het Britsche rijk en bij een aantal kleinere staten; en daarin stak groot gevaar.
Dit wantrouwen was verklaarbaar. Want Rusland leed en lijdt aan een kwaal, waardoor het zijn tegenwoordige afmetingen gekregen heeft: aan groeizucht! Deze eigenaardigheid bestond onverzwakt voort, toen zijn territorium reeds een zesde van den aardbodem bedekte. Nog steeds voelde Rusland zich aan alle kanten bekneld. Eeuwen lang, en bewust vooral sedert Peter de Groote, had het ‘de warme zee’ gezocht, havens, die het in de gelegenheid stelden zomer en winter met zijn handelsverkeer de groote waterwegen der wereld gemakkelijk te bereiken. Deze zucht was nog ongestild. Zij vormde een der hoofdbronnen van energie voor het imperialisme der Russen.
De Oostzee en de Zwarte Zee waren voor Rusland in dit opzicht alleszins onvoldoende. De Sont en de Dardanellen maken van deze binnenwateren zooiets als flesschen, waarvan de hals zeer gemakkelijk is toe te kurken. Vooral maritiemstrategisch was en is deze toestand voor Rusland in allerhoogste mate belemmerend. Rusland haakt naar een eigen, steeds bruikbaren uitgang naar het groote stelsel van oceanen. Zweden en Noorwegen kenden van oudsher dit streven en hebben het steeds gevreesd. Voor hun staatslieden vormde het de duivelsleer in hun politiek catechisme, het booze element in deze wereld, dat zij steeds te vreezen hadden. Daarom was
| |
| |
iedere daad van onderdrukking der Russen in Finland voor de beide Scandinavische staten een nieuwe stap van den kolos op zijn langzamen maar zekeren tocht naar de westelijke wereldzee.
Er is een tijd geweest, dat deze drang naar expansie in oostelijke richting afgeleid scheen. De energiën, door de afsluiting in het Westen opgehoopt, baanden zich een weg door het Aziatische vasteland heen naar den grooten Oceaan. Rusland ontplooide zich daar breed en glorierijk. Daar, in het verre Oosten, werkte het zelfbewust en dus rustig, daar voelde het zich op zijn eigenlijk terrein. In China vreesde het de westerlingen niet, die daar in oostersche oogen grof en daarom in werkelijkheid ongevaarlijk, optraden. Het zag hoe de vreemdeling er aanstoot wekte en vanzelf krachten van verzet tegen zich mobiliseerde, waarvan toen nog geen Europeaan de taaie, passieve kracht in vollen omvang kon vermoeden. Europa was in het nadeel omdat het nooit de mentaliteit van den Oost-Aziaat, zooals de Rus, met geestverwantschap zou aanvoelen. Daar in de oostelijke wateren, waar geen gekrioel was van kleine maar felle en snel handelende volken en hun belangen, zooals in de westelijke wereld, daar voelde het tsarenrijk zich in zijn element.
De verbinding van de grootsche expansie in het verre Oosten met het eigenlijke ‘Moedertje Rusland’ was nog dun en zwak: zij berustte voornamelijk op de Transsiberische spoorlijn. Maar plannen tot versterking waren aan het groeien.
Toen kwam de oorlog met Japan, die het Russische front aan den Grooten Oceaan voorloopig zoo geducht besnoeide.
Rusland had te voelen gekregen, dat ook het verre Oosten een gevaarlijk geworden macht herbergde. Zijn vrije ontplooiing daar was voor langen tijd geknot. Langzaam en geduldig werk van intrige en ‘vreedzame doordringing’ moest worden gedaan, voor nieuwe vooruitzichten, de afmetingen van het rijk waardig, zich konden openen. De energie van Rusland zag zijn uitwegen weer eens beperkt en zich zijn richting enger daardoor aangewezen. In Zweden vooral reageerde men hevig op dezen nieuwen stand van zaken. Waarschijnlijk is daarop ook van invloed geweest het gevoel van verminderde zekerheid, die door het verbreken der
| |
| |
personeele unie met Noorwegen in 1905 bij sommige, wat in hun zelfoverschatting teleurgestelde Zweedsche politici was gewekt. De vrees in Zweden voor wat het als de traditioneele en nu weer actueel geworden politiek van Rusland beschouwde kwam o.a. in 1914 tot uiting, toen een niet onbelangrijke groep uit dien hoofde niet alleen de zegepraal van Duitschland wenschte, maar zelfs lust toonde om actief tot deze overwinning mede te werken.
Men heeft in de periode na 1905 buiten Finland ternauwernood ernstige verschijnselen in de Russische politiek waargenomen, die de vrees der Zweden rechtvaardigden. Maar velen van hen beseften, dat Rusland zelden haast maakte; dat de molens van zijn imperialisme langzaam malen en dat de kunst van zijn staatslieden voor een deel bestaat in het kunnen zwijgen en geduld oefenen.
Voorloopig vestigde de Russische politiek haar aandacht weer op een eeuwenoud probleem, dat heel merkbaar opnieuw tot een brandende kwestie begon op te gloeien.
Imperialisme is evenzeer een kwestie van gevoel als van overweging. Stellig is het bewust worden van een nationale noodzakelijkheid het primairste verschijnsel ervan. De verlangens die hieruit geboren worden, volgen dan echter niet meer de bedding van de ontdekte behoefte. Zij treden vaak ver buiten die oevers en vormen plassen en zelfs stroompjes die den oppervlakkigen beschouwer kunnen misleiden tenopzichte van hun eigenlijken loop.
Shaw heeft van het Engelsche volk gezegd, dat het steeds een moreele plicht ontdekt, als zijn belangen dit gewenscht maken. Dit kan men van iedere moderne expansiezucht zeggen. Men mag dit zoeken van voorwendsels geen bedrog noemen, zonder er rekening mede te houden, dat de misleiders ook zich zelf bedriegen; hun zelfsuggestie is vaak heel goed geslaagd.
Zoo verloor ook het Russische imperialisme, hoe scherp omlijnd eigenlijk zijn beweegredenen en hoe onmiskenbaar zijn doeleinden ook waren, toch in de practijk zijn zoo klaar geteekende omtrekken. Heel duidelijk zag het zijn grootste - en wat het zelf noemde: zijn heiligste - wensch voor zich: het bezit van Konstantinopel. Want eerst als het de Darda- | |
| |
nellen beheerschte kon het tot een groote zeemogendheid worden in het brandpunt van het wereldverkeer en van de Levantijnsche en Aziatische politiek. Zijn marine in de Zwarte Zee, die zonder het bezit van de Dardanellen voor Rusland's positie in de wereld weinig meer beteekende dan een vloot op een binnenmeer, zou dan het gewicht van zijn macht vergrooten, en desnoods het Suezkanaal kunnen bedreigen. In de belangrijke kwesties van het nabije Oosten zou het een overwegend gezag kunnen doen gelden. Een overheerschend prestige zou Rusland daarmede verworven hebben tegenover alle staten van den Balkan.
Doel, middelen en gevolgen loopen dan echter in het volksgevoel dooreen. Men ontdekt het Slavisch hart en zijn verplichtingen, tegenover de orthodoxe broedervolken op den Balkan. De Aya Sophia moet worden verlost en opnieuw geheiligd. De moslem te Konstantinopel, dat is de steen des aanstoots, hoezeer ook de moslem elders vriend en landgenoot is.
Rusland, dat sedert Peter de Groote met kracht naar het Zuiden dringt, met Konstantinopel steeds als doel, waarbij de beheersching van het tusschenliggende gebied voornamelijk middel is, maakt van een propagandistische Balkanpolitiek een Slavische aangelegenheid des harten. En dit op den duur volkomen te goeder trouw. Wie Rusland op den Balkan in den weg treedt, stoort het in zijn langzamen tocht naar Konstantinopel. Dat is de primaire waarheid. Op den duur echter wordt dat voor Rusland ook: een kwetsen van zijn Slavische gevoelens van broederschap. De bescherming der Slavische Balkanstaten wordt zijn ‘nationale plicht.’ Deze moest vanzelf in conflict brengen met de Donau-monarchie, die innerlijke zwakte, voortspruitend uit bonte samenstelling bij gebrek aan samenhang, tracht te overwinnen door voortdurend te streven naar uitbreiding van den omvang van haar mengelmoes van volken. Want Weenen kan zijn jachtveld alleen nog zoeken in het gebied, dat Rusland als zijn beschermingsfeer en als onvermijdelijke toekomstige buit opeischt. Daaruit moest wel een botsing ontstaan.
Er dreigt nog een ander conflict. Duitschland zoekt een eigen weg naar Midden-Azië, het toekomstige groote afzet- | |
| |
gebied voor zijn industrie. De zeeweg wordt beheerscht door den Brit; als de Duitscher voor zijn weg naar het Oosten niet afhankelijk wil zijn van Engeland, maar zich een vrij overpad naar Azië wil banen, dat niet door een grooten concurrent beheerscht wordt, dan moet hij over Konstantinopel. Wat de plannen en wenschen van Berlijn zijn, leert heel duidelijk zijn politiek tenopzichte van den Bagdadspoorweg. Allerlei lieden in Duitschland - ik noem hier vooral Paul Rohrbach - wijzen op het onvermijdelijke conflict, dat het snijpunt van Russische en Duitsche belangen aan de Dardanellen moet veroorzaken. Lukt het Rusland het eerst Konstantinopel te bereiken en aldus zijn weg naar een wereldzee te veroveren, dan ziet Duitschland zijn overpad naar het Oosten van de gunst van den Russischen mededinger afhankelijk. Kan daarentegen de Duitsche invloed zich onwrikbaar te Konstantinopel vestigen, dan blijft niet alleen de Middellandsche Zee voor de Russen ver en onder omstandigheden onbereikbaar operatieterrein, maar liggen zelfs de totnogtoe welbeschutte Russische Zwartezeehavens, de graanschuren van het Tsarenrijk en de oliereservoirs die te Batoem en te Noworossiisk uitmonden, binnen de greep van Berlijn.
Men ziet, hoe Rusland's elementaire expansiedrang naar de zee het in Europeesche verwikkelingen brengt, die ten slotte een noodlottig Europeesch avontuur ten gevolge hebben.
| |
IV.
De oorlog had een volmaakte uitputting van Rusland bewerkt. Men zeide wel terecht: Rusland is weinig kwetsbaar, omdat het slechts zijn bodem en zijn menschen heeft, en aan beide weinig blijvend te verwoesten is. Maar deze oorzaak van onkwetsbaarheid was ook tevens een oorzaak van zwakte. Er waren geen rijkdommen te vernietigen in het land, omdat er geen rijkdommen waren opgehoopt. Rusland had steeds van de hand in den mond geleefd. Mislukte een jaar de agrarische productie in zijn vruchtbaarste en bestbevolkte streken, dan heerschte er hevige hongersnood. Mislukte die productie niet, dan was er toch nog voor millioenen nooit eindigende schaarschte.
| |
| |
Rusland kon voor zijn legers putten uit een onmetelijk reservoir van menschen. Maar dit zelfde reservoir voedde met moeite de voorziening in de noodzakelijkste levensbehoeften. Weinig machines waren er om de menschelijke arbeidskracht in den landbouw te vervangen; schaarsch waren de middelen en de kennis om den landbouw door grootere intensiviteit te versterken.
Het Russische volk had oefening in hongerlijden. De lange duur van den oorlog echter maakte de ontbering te zwaar, zelfs voor zijn beproefde lijdzaamheid.
Na 2½ jaar was het met het weerstandsvermogen van Rusland ten einde. De landbouwproductie in de eerste plaats was het, die zwichte. Een uitweg uit den oorlog echter zag het toenmalige St. Petersburg niet. Het avontuur met Europa was mislukt. Maar hoe het te liquideeren? De tsaar heette niet ongeneigd, zijn autocratie onder beschutting van den vijand, van Berlijn te stellen!
Alle elementen voor een katastrofe waren bijeen. Het tsarisme, ontworteld en in zijn laatste spruit verdord, was krachteloos. Diegenen onder de intellectueelen die, niet revolutionair gezind, van den oorlog een ontplooiing van het liberalisme hadden gehoopt, zagen dat het uiterste oogenblik voor den oogst gekomen was. De tsaar was als constitutioneel vorst niet alleen niet te vertrouwen, maar zelfs niet eens meer te gebruiken. Men duchtte ook van hem een nieuwe heilige alliantie met Wilhelm II. De republiek was een onvermijdelijkheid geworden.
Het noodlot dezer westersch denkende intellectueelen is geweest, dat zij hun republiek op het Westen van Europa, dat nu eenmaal hun cultureel en politiek ideaal vormde, moesten oriënteeren. Daarvoor was een voortzetting van den oorlog, nauwe aaneensluiting met Engeland, Frankrijk, Amerika noodzakelijk. Vrede sluiten beteekende den invloed van Duitschland, of, juister nog, den invloed van keizer Wilhelm en zijn Pruisische oligarchie binnenhalen. Dat zou tengevolge hebben een kunstmatig weer herstellen van de autocratie. Radicaal moest Rusland zich afwenden van zijn verleden; halve maatregelen leidden weer naar dit verleden terug. In een toenadering tot een zegevierend Duitschland
| |
| |
kon men - en met reden - geen ander perspectief dan een feitelijken terugkeer tot het oude ontdekken.
Daarom was de leuze aller vooruitstrevende elementen, voorzoover zij niet tot extreem revolutionaire groepen behoorden: voortzetten van den oorlog, tot het gevaar van een Duitsche overwinning bezworen is. Zij formuleerden dit in de leuze: ‘geen verraad aan de zaak der geallieerden.’
Onder die leuze werd de oorlog na de Maart-revolutie te St. Petersburg, door het republikeinsche bewind met een merkwaardige hernieuwing van energie voortgezet.
West Europa moest de democratische republiek bevestigen; daarvoor vocht men. In werkelijkheid echter werd de democratische republiek opgeofferd op het altaar van Europa. Want de voortzetting van den oorlog was de eenige oorzaak van de troonsbestijging der bolsjewiki, die reeds spoedig onvermijdelijk leek en die in November van hetzelfde jaar 1917 werkelijkheid werd.
Politiek was er in het voorjaar van 1917 geen basis voor de proletarische omwenteling, die in November de laatste overblijfselen van gezag der burgerlijke republiek zou wegvagen. Het leger - want daar kwam het op aan - zou allicht vrede gehad hebben met den toestand, als het gezien had dat het nieuwe bewind ernstig aan het werk was gegaan om den oorlog te liquideeren, en begonnen was den landhonger der boeren te bevredigen. Dat gebeurde echter niet. Zoo ontstond de botsing tusschen het Europeesch gerichte intellect en het voor Europa onverschillige volk, die met een ramp voor beiden eindigde.
De jongste intellectueelen legden in die dagen, nu het hun republiek gold, een ijver aan den dag voor de zaak der geallieerden, die hun totnogtoe in die mate niet eigen was geweest. In groote getale gaven jonge studenten zich op als vrijwilligers. Bij het offensief, dat onder leiding van Kornilof en onder de auspiciën van Kerenski daarna in Gallicië tegen de Oostenrijkers ondernomen werd, toonden jonge intellectueele officieren en deze jeugdige vrijwilligers een doodsverachting, die een bloedige uitwieding van jong intellect in het Russische leger tengevolge had. Zij wilden hun troepen meesleepen, een groot voorbeeld geven; die troepen echter
| |
| |
waren daarvoor reeds lang niet meer vatbaar. Veel meer gehoor vonden bij hen de bolsjewieksche vredesapostelen, die de soldaten opzetten om met alle middelen aan den oorlog een einde te maken.
Het offensief in Gallicië had in allerlei opzichten voor de Russische republiek noodlottige gevolgen. Het lokte een tegenoffensief der Duitschers uit, dat den Russen na hun aanvankelijk succes een vernietigende nederlaag berokkende. Dit verzwakte het aandringen der Oostenrijkers in het Duitsche hoofdkwartier op het beginnen van vredesonderhandelingen. Het toch reeds zwakke actieve intellect in Rusland onderging een verderfelijke aderlating. In het leger ontstonden reeds onmiddellijk wantrouwen en verbittering tegen de nieuwe leiders. Voor de bolsjewiki hebben deze omstandigheden een hecht fundament voor hun agitatie gelegd.
Van het oogenblik af, waarop bleek, dat het nieuwe bewind niet rechtstreeks op vrede aanstevende, was dit in de binnenlandsche politiek reeds in een onvoordeelige verdediging gedrongen. Toen de gebeurtenissen ten velde het bovendien zichtbaar daarmede in het ongelijk stelden, werd zijn positie onhoudbaar.
In het frontleger was de toestand moeilijk, ofschoon de bolsjewieksche propaganda daar nog het gemakkelijkst kon worden onderdrukt. Duizenden republikeinsche agitatoren moesten dag aan dag al hun welsprekendheid over de troepen uitgieten, om te verhinderen, dat zij niet reeds onmiddellijk uiteen liepen.
Nog lastiger echter was de toestand te St. Petersburg. Daar lagen de keurtroepen van de garde, die het tsarisme, ter eigen bescherming, door den heelen oorlog heen in de hoofdstad had bijeengehouden. Bij wandelingen over Newski prospect kon ik mij in den zomer van 1917 dagelijks erover verbazen, daar duizenden prachtige figuren van krijgslieden, goedgekleed en met zelfbewuste, intelligente gezichten, te zien flaneeren. Zulk ‘menschenmateriaal’ veroorloofde zich in die dagen geen andere oorlogvoerende staat meer in zijn hoofdstad, ver van het front, achterbaks te houden. Maar het nieuwe Russische bewind had geen keus in dit opzicht: de garde wilde niet naar het front! Zij zeide te St. Petersburg onmisbaar te
| |
| |
zijn, om daar te letten op het zuiver handhaven van de revolutie. Zoodra er sprake was, dat de garde in het veld zou worden gezonden, werd zij rebelsch. Zij gedoogde zelfs niet, dat de regeering vrij beschikte over de machinegeweren, die zich in de hoede der Petersburgsche troepen bevonden.
Reeds spoedig legde de garde groote sympathie voor de bolsjewiki aan den dag. Niet vanwege de radicale beginselen, die deze trouwens in die dagen niet verkondigden; maar omdat zij tegen het voortzetten van den oorlog predikten. Hun strijd tegen het bewind van Lwof, en daarna van Kerenski, was geen strijd over sociale opvattingen, maar enkel en alleen over het vraagstuk van oorlog en vrede. Met den dag werd het duidelijker, aan welke zijde het volk stond. Maar belangrijker dan de houding van het volk in de groote steden was die van de soldaten, omdat zij over organisatie en wapens beschikten.
Telkens werden ‘loyale’ republikeinsche troepen van het front naar de hoofdstad gehaald, om een tegenwicht te vormen tegen de weerbarstige mannen van het eigenlijke garnizoen. Maar zoodra deze nieuwe troepen uit het front te St. Petersburg waren aangekomen, begon in hun midden het geijver tegen den oorlog, dat hen weldra overhaalde naar het algemeene militaire front voor den vrede.
Ik heb de eerste poging van de bolsjewiki te St. Petersburg tot verdrijving der voorloopige regeering, de z.g. Juli-revolutie, als belangstellend toeschouwer meegemaakt. Het was enkel en alleen een verzet van de troepen tegen het voortzetten van den strijd. Zij werd als een militaire betooging, zonder positieve doeleinden, en zonder politieke leiding ondernomen, en verliep ook als zoodanig. De bolsjewieksche leiders die toen te St. Petersburg waren, waaronder Lenin en Trotski, wachtten zich wel, van deze kans die hun geboden werd met de energie, die hen later kenmerkte, partij te trekken.
Terwijl aldus in de hoofdstad, die voor heel Rusland beslissen moest, de strijd tusschen de partijen met zekere malaise werd gevoerd, ging het land zijn eigen weg, weinig zich erom bekommerend, wat er in of met Europa gebeurde. De boeren gingen uit het leger in groote drommen naar huis, veelal met medeneming van hun wapens, tot machinegeweren en kanonnen toe. Zij eischten, zooals zij van een revolutie hadden
| |
| |
verwacht en zooals de revolutionaire partijen hun ook steeds beloofd hadden, verdeeling van den grond der landgoederen. Honger dreef hen tot den eisch van landbezit, al was het duidelijk dat dit bezit hun onder de heerschende omstandigheden vooreerst niet zou hebben kunnen voeden.
Rusland was reeds onder de tsaren het land der boerenopstanden geweest. Telkens dreef uitzuiging ergens in het rijk een boerenbevolking ertoe, in den bloedigen en verwoestenden vorm van een slavenopstand, tegen de landheeren in oproer te komen. Het beloop was stereotyp: De kasteelen en daarbij hoorende gebouwen werden verbrand, de bewoners, voorzoover zij zich niet in veiligheid hadden weten te brengen, gelyncht, het vee gedood en de machines vernield. Immers, de boeren bleven zich in hun verwildering der wanhoop bewust, dat zij al wat zij meenamen toch weer zouden moeten teruggeven; dat zij wel de anderen schaden, maar niet zich zelf bevoordeelen konden. Want alras - dit hoorde bij het beloop - kwamen de soldaten of kozakken, onderdrukten den opstand en hielden vreeselijk gericht.
De boerenopstand had zijn vaste ontwikkeling, en zijn steeds onvermijdelijk einde gehad.
Toen Kerenski en zijn regeering, door andere zorgen en door onderlinge oneenigheid op dit punt, niet bereid of in staat bleken, den eisch der boeren van verdeeling der groote landerijen te vervullen, begonnen dezen, op de klassieke manier, zich zelf te helpen. Nu kwam de generale uitvoering, waarvan alle vroegere opstandjes slechts partieele repetities waren geweest. Een vernietigende sociale storm ging over het heilige Rusland, zonder dat de buitenwereld iets van belang er van merkte. De agrarische revolutie was reeds voltrokken, toen te St. Petersburg de strijd nog voortduurde. Toen in November de definitieve beslissing in de hoofdstad viel, was er aan het platte land eigenlijk weinig meer te doen. De bolsjewieksche regeering vond in de boerenwereld een voor haar bedoelingen uitstekend voorbereid terrein. Desniettemin kan niet worden ontkend, dat ook een minsjewieksche regeering in staat zou zijn geweest, door bonne mine à mauvais jeu te maken, dezen toestand op te vangen. De boeren hadden de agrarische kwestie zelfstandig opgelost.
| |
| |
De eigenlijke oorzaak van de grondvesting van het bolsjewieksche bewind is dan ook enkel en alleen de strijd over oorlog en vrede geweest. Sociologische experimenten die niet onmiddellijk door de noodzakelijkheid werden voorgeschreven - wat met de verdeeling van den grond wèl het geval was - waagde toen niemand te prediken. Het aandringen op vrede was wel gehuld in een waas van politieke en oeconomische sociale fraseologie, maar zonder dat iemand de dupe ervan werd.
| |
V.
De uitwerking van het Europeesch avontuur van Rusland was vernietigend geweest. Europa en Europeesche invloeden zouden zich nog verder op verderfelijke wijze doen gevoelen.
Toen de bolsjewiki aan het bewind waren gekomen, brak de noodlottige staking van het intellect uit. Alle ambtenaren, alle leiders van ondernemingen, vrijwel ieder die onder het vorige stelsel nog een geestelijke of administratieve taak had vervuld in dienst van de gemeenschap, legden het werk neer. Niet afkeer van de bolsjewiki om hun sociale opvattingen dreef hen daartoe. Die stonden in dien tijd weinig op den voorgrond. Bovendien was de principieele scheidingslijn tusschen de minsjewiki en sociaal-revolutionairen van het vorig bewind en de nu tot macht gekomen volgelingen van Lenin op dat oogenblik nog niet zóó duidelijk te trekken, dat zij de houding van het intellect zou hebben gerechtvaardigd. Maar de ‘stakers’ zagen in de bolsjewiki verraders van de zaak der geallieerden, van de zaak dus van West-Europa. Terwille van West-Europa zetten zij, toen de staatsmacht hun ontglipt was, door dienstweigering den strijd over oorlog en vrede voort. Nooit zouden de leiders der bolsjewiki uit eigen beweging de dwaasheid hebben begaan, het liberale intellect uit zijn ambten te ontzetten. Zij beseften te goed, wat de diensten der geoefende ambtenaren voor de volks-organisatie beteekenden. De staking was voor hen een zoo hevige slag, dat zij een oogenblik ervan verbijsterd waren.
Wat de stakers zelf betreft, zij geloofden dat het bolsjewieksch bewind slechts van zeer korten duur zou zijn, en dat
| |
| |
het na weinig weken weer zou verdwijnen, tengevolge van de weigering van hun medewerking, en ook door eigen absurditeit. Ook dit is een groote misrekening geweest, een misrekening echter, die haast zoo noodlottig in haar gevolgen is geworden als de heele revolutie.
Want de bolsjewiki waren niet van zins het pleit gewonnen te geven, nu zij na lange aarzeling de macht, die feitelijk maanden al op straat had gelegen, hadden opgeraapt. De staking had drieëerlei noodlottige gevolgen: zij ontwrichtte de organisatie der gemeenschap, die toch al reeds lang gebrekkig functioneerde, tenvolle; zij legde den grondslag voor de felle verbittering van het nieuwe bewind, die zich later zoo vreeselijk tegenover de politieke tegenstanders zou uiten; en dan dwong zij de bolsjewiki alle verlaten ambten te bezetten met lieden uit eigen gelederen, waarin weinig menschen van intellect werden gevonden, een maatregel, die niet alleen vele uiterst onkundige en onbekwame, maar zelfs vele barbaarsche en corrupte elementen een buiten verhouding groote macht en verantwoordelijkheid gaf.
De staking heeft West-Europa niet gebaat, en Rusland onbeschrijfelijk veel kwaad gedaan. Zij was de laatste noodlottige vergissing van het naar Europa uitziende, den gang van zaken in eigen land miskennende, westersch vooruitstrevende, Russische intellect.
De bolsjewiki, zich eveneens vastklemmende aan westersche begrippen en voorbeelden, en in hun practische onervarenheid, begonnen nu met een reeks van fatale vergissingen. Rusland heeft voor zijn nieuwe meesters heel, heel duur leergeld moeten betalen, voordat zij tot opbouwend werk in staat waren. Wel kan men niet licht den verderfelijken invloed van de na de revolutie uitbrekende burgeroorlogen onderschatten, die veroorzaakt werden door inmenging van het Westen en door de invasies van tsaristisch gezinde, of in ieder geval ‘witte’ generaals. Maar ook zonder dien invloed zouden de misvattingen der nieuwe leiders reeds erg genoeg zijn geweest om wat er nog over was van oeconomisch leven in Rusland, te doen bezwijken.
In het agrarische, slechts in verhouding tot het geheel met een sporadische nijverheid gezegende Rusland, trachtte men
| |
| |
een staatsvorm op te bouwen, berustend op de heerschappij van den fabrieksarbeider. Eenige jaren heeft de Russische boer noodig gehad om den leiders duidelijk te maken, dat Rusland geen Engeland of Duitschland was, en dat niemand het voortaan zou kunnen besturen, die niet in de eerste plaats lette op de wenschen en belangen van de bewoners der zwarte aarde en der steppen. In de westersche wereld opgedane vooroordeelen verblindden al dien tijd het inzicht der nieuwe regeerders. Moeizaam en met horten en stooten hebben zij moeten leeren wat de bijzondere behoeften waren van het Russische rijk, van dorpsgemeenschappen en steppen-stammen, en naarmate zij meer inzicht kregen in deze dingen, keerden zij zich beslister van westersche opvattingen en westersche betrekkingen af.
De communisten in Europa hebben de fout herhaald der vorsten van de heilige Alliantie, en gemeend uit Rusland leering te kunnen halen over hetgeen voor onze volken nuttig is. Daar zij geen macht bezaten, hebben zij door deze vergissing niet het kwaad kunnen stichten der reactie, die na den slag bij Waterloo Europa beheerschte. De Russische invloed werkte er nu slechts toe mede, om het communisme in de verschillende landen van Europa te compromitteeren en te verdeelen.
In de Russische fabrieken veroorzaakten de in het Westen opgedane vooroordeelen van de onervaren nieuwe regeerders een beleid, dat even verderfelijk was als opzettelijke sabotage. Men begon niet met een onteigening der ondernemingen, maar met het scheppen van voorwaarden voor de arbeiders, die geen fabrikant het voortzetten van zijn onderneming nog mogelijk maakten. Vanzelf moesten op die manier de fabrieken in handen van de arbeiders geraken. Men had steeds gezien, dat de groote ondernemingen bronnen van rijkdom waren; nu zou, met die ondernemingen, de rijkdom dus aan de arbeiders toevallen. In werkelijkheid kregen dezen de beschikking over ontwrichte en financieel slechts schadeposten vormende ondernemingen, die een ramp werden voor de middelen der gemeenschap.
De groote steden van Rusland, die als Europeesche steden waren ingericht, verloren zoo zelfs spoedig de industrieele
| |
| |
hulpmiddelen der stedelijke samenlevingen in het Westen. Gas, electriciteit en waterleiding hielden op te functioneeren. Ontzettende ellende teisterde toen de Russische steden, waarbij koude en donker in den winter, vervuiling in alle jaargetijden en gebrek aan water nog feller plagen bleken zelfs dan de honger.
Rusland heeft daarna een moeilijken leertijd doorgemaakt. Het heeft het kapitalisme opnieuw moeten ontdekken. Voor het aanvaarden dezer ontdekking komt den moed en het inzicht van Lenin groote eer toe. Het sowjetbewind heeft de macht en de centrale beteekenis van den boer in een agrarische, niet-westelijke samenleving aan den lijve moeten ervaren, voor het zijn voornaamste aandacht op het dorp ging concentreeren. Deze lessen brachten het weer naar de opvattingen, die aan de hervorming van Stolypin ten grondslag lagen, terug. De pas ontdekte kracht van het Russische dorp gaf echter tegelijkertijd aan de nieuwe heeren op het Kremlin de neiging, zich met die kracht te vereenzelvigen. Hun ervaring met het Russische boerenland wees hun den weg naar hun eigen emancipatie van Europa.
Waren zij eenzijdig op het standpunt blijven staan dat industrialisatie, zooals in Duitschland, Engeland en Amerika wordt toegepast, de eenig mogelijke grondslag is voor den opbouw eener moderne maatschappij, dat hadden zij reeds lang uitsluitend uitkomst moeten zien in het zoeken tot iederen prijs van credieten bij de regeeringen der kapitaalbezittende landen, daar hun zelf ten eenenmale de middelen ontbreken tot voldoende ontwikkeling van hun nijverheid. Nu echter weten zij, dat zij in hun geldelijke armoede hun behoefte aan industrialisatie voorloopig moeten beperken tot een gebrekkige vervulling van de eischen, die het platteland hen oplegt. Zonder die beperking kunnen zij hun tegenwoordige onafhankelijkheid van de buitenwereld niet handhaven. Zij mogen zich wellicht een andere toekomst droomen, en hun Aziatisch imperialisme moge hun doen wenschen, industrieel sterk genoeg te worden om Europeanen, Amerikanen en Japanners van de markten van Centraal-Azië en China te verdringen, voorloopig hebben zij zich leeren schikken in de gedwongen isolatie van het groote rijk van landbouwers en
| |
| |
nomaden, dat zij de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken noemen.
Hun contact met het Westen is slechts losjes, en de betrekkingen zijn maar wrang. De tijd van felle agitatie in onze wereld en van levendige en oprechte hoop, Europa te kunnen meesleepen in de bolsjewieksche revolutie, is reeds lang voorbij, tenminste voor de leiders met inzicht en met werkelijke macht. De val van Zinowjef was de liquidatie van het verouderde, vooral voor Rusland zelf schadelijke stelsel van ondermijning in Europa. Niet dat alle pogingen zijn opgegeven; tegenover de arbeiders en tegenover geloovige partijijveraars moet de zending in het Westen worden voortgezet, bijwijze van demonstratie. De ondersteuning aan de stakende mijnwerkers in Engeland kan men daartoe ternauwernood rekenen. Dit is een vorm van arbeiderssolidariteit, die voor de Russische vakvereenigingen zeer voor de hand lag. Dat de Engelsche regeering, in wie Moskou met haast ziekelijk wantrouwen zijn grooten en verderfelijken vijand ziet in de wereld, er pijnlijk door getroffen werd, zal de sowjetregeering meer met leedvermaak dan met verstrekkende hoop hebben vervuld.
Rusland, dat het Westen wil bestrijden, zoekt nu zijn punten van aanval in het Oosten, omdat het ontdekt heeft dat het op Europa niet werkelijk vat heeft en niet in staat is de regeeringen in het Westen op eigen gebied te overwinnen, terwijl het in Azië, door uiterlijke omstandigheden en door dieper psychologisch aanvoelen, groote voordeelen heeft op de westerlingen.
Rusland voelt zich zuiverder dan ooit in tegenstelling tot Europa. Heeft het ooit hoop gehad op Duitschland, dan heeft de ontwikkeling der laatste jaren en vooral de overeenkomst van Locarno, het anders geleerd. Zijn invloed in Europa tracht het zooveel mogelijk uit te breiden tot zijn oude rijksgebied, waarbij misschien Polen, als een hopeloos geval en als op leven en dood aan het Westen verbonden, buiten ernstige beschouwing blijft. In Estland heeft Moskou het kort geleden geprobeerd met een kleine revolutie, waarbij het zoo voorzichtig optrad, dat het formeel buiten schot bleef. Ook de hoop op omwentelingen in het Baltische gebied heeft het nu wel
| |
| |
opgegeven. Moskou acht het stellig te gevaarlijk, zich daarin te compromitteeren, nu er zoo groote eenheid in Europa ontstaan is. Daarom zoekt het nu, door ‘Locarno’-verdragen, die kleine buurstaten om zich te verzamelen. Verder treedt het op als mededinger van den Volkenbond, als centrum van alle ontevredenheid, die zich tegen deze organisatie buiten Europa heeft gevormd. Het streeft naar het vertrouwen van Turkije, van Perzië, van China, van Afghanistan. Het zou dolgraag als hoop ende betrouwen gelden van de Indiërs en andere niet-onafhankelijke stammen in zijn werelddeel. Tegelijkertijd echter wacht het zich wel, iedere mogelijkheid van banden met de groote Europeesche volken te vernietigen. Het staat gereed om een door Engeland, door Amerika, door Frankrijk uitgestoken hand met gretigheid te aanvaarden, mits die hand maar niet leeg is. Misschien toonde het zijn afwachting duidelijker, als het zich niet tegenover de vreemde, Europeesche wereld zoo onzeker voelde.
Want het moge waar zijn, dat Europa merkwaardig weinig weet van het huidige Rusland, evenzeer is het waar dat in Rusland verbluffende wanbegrippen heerschen tenopzichte van Europa. Het is of er aan beide kanten een zintuig voor elkaar ontbreekt. Bij Europa berust het voor een groot gedeelte op gebrek aan kennis van feiten en op misleiding door kwasie-deskundige voorlichters uit de wereld der Russische ballingen, die men fantastische misverstanden ter nauwernood kan euvelduiden. Voor de leiders van het buitenlandsch beleid te Moskou echter kan een dergelijke verontschuldiging niet gelden. Desniettemin maken hun beschouwingen over Europa den indruk te berusten op waarnemingen, gedaan door merkwaardig verslepen lenzen.
Rusland en Europa, zij zijn verschillende werelden, als door een haast onoverkomelijke muur gescheiden, die elkaar nooit hebben begrepen, en wellicht elkaar nooit zullen begrijpen. Dit is een van de tragediën der menschheid, daar het nu eenmaal om een zeer belangrijk deel der menschheid gaat.
Scheveningen, November 1926.
M. van Blankenstein.
|
|