De Gids. Jaargang 91(1927)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] Doornen. Wat niet tot ranken stengel uit kon groeien Of tot een blad, dat jublend openbreekt, Dat werd tot doorn, die zijn verdordheid wreekt Door gretig 't bloed van andren te doen vloeien. Wat bij een mensch niet schoon kon openbloeien En niet met zorg gevoed werd en gekweekt, Dat werd door kommer en door wreedlijk snoeien Een scherpe doorn, die giftig schramt en steekt. Mijn hart bedenk, wanneer een mensch u wondde En 't lauwe bloed in roode dropplen leekt, Dat deze doorn wiens scherpte u heeft geschonden Zijn eigen onmacht en mismaaktheid wreekt En dat hij, aan zijn bitter lot gebonden, Tezelfder tijd u om verlossing smeekt. Elisabeth Reitsma. Vorige Volgende