| |
| |
| |
Bouwmeester K.P.C. de Bazel
1869-1923.
In de tweede helft van de negentiende eeuw had de verwording van de traditie op het gebied der bouwkunst den vorm aangenomen van een karakterlooze en onbezonnen navolging der oude bouwstijlen. Gebouwen van allerlei bestemming werden versierd met vormen en motieven ontleend aan alle bouwstijlen, die in de werken over kunsthistorie te vinden waren: de bouwmeesters waren ijverige bestudeerders van de historie geworden! Verwording van algemeen geldende kunsttraditie, was deze ‘kunstvorm’ der stijlnabootsing tevens een teeken van ontwakend individualisme: een ieder had zijn ‘voorkeur’ en bouwde in zijn ‘eigen’ stijl of in den stijl van zijn lastgever, zoo diens voorkeur of de vorm zijner meubelen den doorslag moest geven.
Temidden van deze stijlverwildering ontstond de vernieuwing, die later als het zoo bekende ‘rationalisme’ een belangrijken omkeer in de beoefening der bouwkunst zou brengen. De Fransche bouwmeester Viollet-le-Duc leeraarde: ‘elke vorm, die niet logisch uit de constructie voortvloeit, moet vermeden worden’. In Holland vond dit beginsel instemming bij den neo-Gothieker Cuypers, den bouwmeester van het Rijksmuseum te Amsterdam. Deze bouwmeester, hoewel zich op de Gothiek inspireerende, was méér dan navolger, een herschepper van dezen stijl op rationalistischen grondslag.
Is de rationalist Cuypers Gothieker gebleven, in Berlage, aanvankelijk Renaissancist, heeft het rationalistische beginsel een totalen omkeer bewerkt. De reeks ontwerpen van zijn hand voor de Beurs te Amsterdam leggen hiervan op treffende
| |
| |
wijze getuigenis af: toont het eerste ontwerp sterk renaissancistische tendenzen, de volgende toonen een steeds voortschrijdende ontworsteling aan elken stijlinvloed, terwijl het uitgevoerde ontwerp een sobere en sterke uiting van het beginsel demonstreert.
Ongeveer in dezen tijd vangt de bouwmeester de Bazel zijn zelfstandigen arbeid op het gebied der bouwkunst aan. De Bazel toont zich in zijn eerste werken niet een aanhanger van de bepaalde kunstrichting, die als gevolg van het ‘rationalisme’ is aan te merken. Toch is hij, als medewerker van Cuypers, met dit beginsel reeds vertrouwd, zij het dan ook in Gothischen vorm.
Naast Berlage slaat de Bazel al dadelijk een eigen weg in, dezen volgende in volkomen onafhankelijkheid van de nadien ontstaande richtingen op bouwkunstgebied.
Van de nieuwe richtingen, ontstaan na de voltooiing van Berlage's Beurs, is het Scheepvaarthuis te Amsterdam als de belichaming van een reactie op de versobering van het rationalisme te beschouwen. Is de Beurs het sterke en sobere resultaat van de ontworsteling aan de chaotische stijlnavolging, in het Scheepvaarthuis van den architect van der Mey bloeit uit de gewonnen vrijheid een nieuwe wereld op van stoutmoedige conceptie, getooid met rijke, van groote vindingskracht getuigende detailleering. Hoogtepunt van deze strooming is de arbeiderswoningbouw van den genialen de Klerk, wiens werken grooten invloed hebben geoefend op de Amsterdamsche architectuur en aan wien het vaderschap van de z.g. ‘Amsterdamsche School’ zonder eenig voorbehoud moet worden toegewezen.
Ook deze richting heeft alweer haar reactie gevonden in de z.g. Stijlgroep, aldus genaamd naar een door haar uitgegeven maandschriftje, dat de stellingen dezer groep ijverig propageert. De architecten dezer groep zoeken het heil der bouwkunst in een uiterste versobering van vormen door de uitsluitende toepassing van rechthoekig begrensde lichamen en vlakken.
Om deze stroomingen moeten nog gedacht worden de vele persoonlijke uitingen, zwevende tusschen deze en gene richting, waaronder naast enkele superieure uitingen ook de vele mis- | |
| |
grepen voorkomen, waaraan het boven eigen kracht reikende individu zich pleegt schuldig te maken.
Temidden van deze eenigszins chaotische wereld, waarvan de Nederlandsche Bouwkunst het toonbeeld moet heeten, was de bouwmeester de Bazel een zeldzame en sterke figuur. Zijn scheppingen zijn niet van de soberheid van het beginselvaste rationalisme, ze zijn ook niet van den emotievollen vindingsrijkdom van de beste voorbeelden van de ‘Amsterdamsche School’, noch van de starre abstractie van de werken der ‘Stijlgroep’, doch ze zijn - als hun maker - rustig, gaaf en edel van houding. Dit is de zeldzaamheid van deze figuur en zijn eenzaamheid tevens, dat hij naast het verlossende rationalisme zich een eigen beginsel schiep en onbewogen door de velerlei stroomingen, die zijn levensweg kruisten, op dit beginsel heeft voortgebouwd tot het einde van zijn leven.
De Bazel, in 1869 in den Helder geboren, ontving zijn eerste lessen in het bouwvak in de werkplaats van een der groote Haagsche bouwondernemers, terwijl hij in de avonduren de lessen van de Haagsche Academie volgde. In 1888 vangt met zijn intrede op het bureau van Dr. Cuypers zijn eigenlijke bouwkundige arbeid aan in de sfeer van de Neo-Gothiek. Van nature begaafd met goeden teekenaanleg en scheppend vermogen, waaraan gepaard een helder verstand, maakt hij in zijn werkkring snelle vorderingen, zoodat in 1894 Dr. Cuypers hem de leiding van diens bureau toevertrouwt. Dan volgt al spoedig een periode van zelfstandigen arbeid, voornamelijk op het gebeid der decoratieve kunst en van het interieur in samenwerking met J.L.M. Lauweriks. Uit deze jaren zijn o.a. de bekende decoratieve houtsneden afkomstig, welke naast groote begaafdheid en zuiver vakmanschap een fijnen geest verraden.
Omstreeks 1900 vangt zijn praktijk als bouwmeester aan met het bouwen van een woonhuis voor Karel Alberdingk Thijm, om te eindigen met den bij zijn overlijden (28 Nov. 1923) nog onvoltooiden bouw van de Nederlandsche Handel-Maatschappij te Amsterdam.
Een belangrijke en voor zijn verder leven beslissende ommekeer in de Bazel's innerlijk leven heeft zich voltrokken
| |
| |
in de jaren vóór den aanvang van zijn zelfstandig bouwmeestersleven. Deze jaren vielen samen met een tijd van fellen strijd op geestelijk en maatschappelijk gebied ter verovering van stoffelijke en geestelijke vrijheid voor ‘allen’. Ook de Bazel heeft dezen strijd meebeleefd en meegestreden. Van Katholieken huize, streng-geloovig opgevoed, is hij door dezen strijd gevoerd tot ernstige innerlijke en uiterlijke conflicten: zijn scherp verstand kon in het dogma van zijn geloof geen vrede meer vinden, zooals zijn kunstenaarsgevoel zich niet meer kon aanpassen bij de Neo-Gothiek van het bureau-Cuypers. In de Bazel heeft deze, aanvankelijk tot anarchie voerende zelfstrijd zich tot een harmonische oplossing gelouterd.
Met dezelfde zekerheid, die we in zijn architectonisch werk als hoofdkenmerk erkennen, legde hij den grondslag voor een nieuw beginsel, in zijn verdere leven daarop bouwende, steen voor steen, het klare en vaste gebouw van zijn onwankelbare geesteshouding.
Van het geloof zijner kindsheid bleef een diep religieus gevoel en een neiging tot mystieke levensschouwing, die zijn denken leidde tot de omvorming van de kategorieën der rede tot mystieke symbolen van den Goddelijken Geest. Evenwijdig aan deze gesteldheid van zijn geest is in zijn kunstenaarsgevoel de voorliefde tot de Oostersche kunst, die in de detailvormen van zijne scheppingen te bemerken is.
In mystiek-religieus licht heeft de Bazel ook de taak des bouwmeesters gezien als een priesterlijke taak; zooals de Bouwmeester van het heelal orde en regelmaat schiep uit den chaos, zoo was ook de taak van den aardschen bouwmeester orde en regelmaat na te streven, aldus pogende zijne scheppingen een zuivere weerklank te doen geven van het goddelijk rythme, het kenteeken van ware schoonheid!
Eerbiedwaardig is de zekerheid, waarmede de Bazel in zijne werken deze hooge opvatting heeft doorgevoerd en verwezenlijkt. Zijne conceptie's zijn voorbeelden van strenge ordening der gegevens; zoowel in plan als in opbouw gebruikt hij een geometrisch systeem van rechthoeken, dat de conceptie als een onzienlijke, doch voelbaar blijvende eenheid doortrekt. Deze wijze van werken volgt hij bij zijn eerste werken en
| |
| |
wijkt er niet meer van af: zijn laatste werk, het gebouw der Handel-Maatschappij, is er een sterk en streng voorbeeld van.
Het is duidelijk, dat bij deze zelfbewuste en zekere houding geen neiging bestond tot het experiment, dat, hoe vernuftig en voortreffelijk ook, steeds het teeken van twijfel draagt. De Bazel twijfelde niet, doch ging rustig den weg, hem door innerlijke overtuiging gewezen. Dat echter zijn innerlijke zekerheid nimmer tot bekrompenheid leidde, is gebleken uit zijn vriendschappelijke verhouding tot de jongere generatie.
Met levendige belangstelling sloeg hij de nieuwere stroomingen gade en aan oprechte en talentvolle pogingen, ook al mochten ze in flagrante tegenstelling zijn met eigen opvatting, onthield hij zijn waardeering niet. Kenmerkend voorbeeld van deze verhouding is een door hem geschreven artikel bij het werk van de Klerk (maandschrift ‘Wendingen’ 1919, nr. 2), aan het slot waarvan hij zijn oordeel aldus samenvat: ‘De Klerk toont zich een der weinigen met de begaafdheid om den steen te bezielen en ten leven te wekken. Een der weinigen, die als voorheen de velen moeten worden, opdat alle steen leven zal. Dit is alleen mogelijk door er zelve in te treden, zijn eigen levenskracht te geven in het werk, zijn ziel en geest weg te schenken tot offer; aldus bezield onthult de steen het mysterie der scheppingskracht en leeft voort tot bevruchting en bezieling van verre nageslachten.’
Tegenover het streven des kunstenaars om eigen wezen te beelden in zijn werk staat de Bazel niet afwijzend. In het genoemde artikel spreekt hij zich hierover aldus uit:
‘....Nu is zulks in den goeden zin een recht, in den meest ideëelen zelfs een plicht, wanneer men dat “eigen doel dienen” niet opvat als een eigengerechtigd en aanmatigend streven naar phantasterij, maar als dienen van het wezenlijk doel der kunst’.
Van de Bazel's werken vertoonen twee prijsvraagontwerpen, ontstaan in den eersten tijd van zijn Sturm und Drang (een bad- en zweminrichting en een vereenigingsgebouw) nog een neiging tot het experiment. Deze ontwerpen doen nog andere mogelijkheden veronderstellen dan in latere werken verwezenlijkt. Evenals in sommige van zijn houtsneden overheerscht in deze projecten een stemming van vrijheid en van weelde,
| |
| |
die we in zijn latere werken alleen nog aantreffen in de beperking van zijn ordenend systeem.
Karakteristiek in zijn werken is het samengaan van strengen hoofdvorm met een beheerschte neiging tot rijke detailleering. Het sterkst komt de neiging tot rijke versiering uit aan zijn meubelen en interieurs, die veelal in een aan het overladene grenzenden rijkdom van versierende details doen denken aan de weelde van Indische kunst, gevat in de strenge lijnen van een geometrische structuur.
De ingehouden vormweelde in de Bazel's werken wijst op den rijken inhoud van zijn strengen geest en doet de zekerheid rijzen, dat, hoewel zijn talent hem tot vrij experimenteeren in staat stelde, hij hiervan, door hoogere overwegingen geleid, bewust heeft afgezien. Zijn levensbeschouwing zag het persoonlijk talent ondergeschikt aan hoogere roeping, die persoonlijke eigenschappen in dienst stelt van onpersoonlijk doel. Het is dit offer dat de kunstenaar in waarheid tot persoonlijkheid adelt en de werken van hen, die dit hooger onpersoonlijk bewustzijn vermogen te verwerven, zullen hooger en duurzamer waardeering wekken, dan de soms verrassende experimenten van het zich-zelf bedoelende individu.
Moge de Bazel's levenshouding naar den geest, als die van een eenzame gekenschetst zijn, ze bracht ook mede de hoedanigheden van het leiderschap. Zijn offervaardigheid deed hem meermalen het leiderschap in het vereenigingsleven van bouwkunst en kunstnijverheid aanvaarden. Zijn scherp verstand wist naast de ideëele ook de zakelijke zijde te omlijnen van de vele vraagstukken, die in een tijd als de onze in de organisatie's der kunstenaars opdoemen. De zuivere vakbeoefening achtte hij als zakelijke grondslag voor de hoogere mogelijkheden onontbeerlijk.
Streng onderscheidde hij het architectenberoep van alle bij het bouwvak betrokken bedrijven, die door winst hun bestaan moeten vinden. De architect had een sociale roeping en kon deze het best vervullen door geen andere belangen te kennen dan de hoogste technische en aesthetische volmaaktheid van zijn werk; zijn gewin was zijn onveranderlijk loon, zijn eereloon! Door deze overtuiging geleid werd hij, idealist bij uitstek,
| |
| |
de oprichter van een vakvereeniging en de geestelijke vader van de onder de architecten geldenden ‘eerecode’, een reeks van bindende bepalingen, die de onderlinge en maatschappelijke verhouding van de architecten regelen. Voor de beoefening van de bouwkunst in Nederland is zijn arbeid op dit gebied van groote beteekenis geweest.
Is het de Bazel's noodlot geweest, dat hem veelal landhuizen opgedragen werden? Het is wellicht niet juist bij een zoo zuiver zich-zelf bepalende figuur van een noodlot te spreken en betwijfeld mag worden of hij het zoo gezien zal hebben. Al ging ook zijn verlangen uit naar het volbrengen van grootsche werken, zijn zuivere stemming tegenover des levens gebeurlijkheden deed hem met dezelfde aandacht aan een eenvoudig meubel als aan een grootsch bouwwerk arbeiden. Zijn ideaal was de bouw van den tempel, maar hij wist ook, dat voor de verwezenlijking van dit ideaal de tijd nog niet gekomen was.
Dat echter op de latere groote projecten voor het Rotterdamsche raadhuis (dat dit ontwerp onuitgevoerd bleef is wel het meest te betreuren voor Rotterdam, dat zich door de eeuwen met heel wat minder tevreden moet stellen) en voor het nieuwe gebouw der Tweede Kamer in Den Haag, deze langdurige arbeid aan kleinbouw zonder invloed is gebleven, mag betwijfeld worden. In deze beide onuitgevoerde ontwerpen zijn de samenstellende bouwdeelen van een schaal, die aan het woonhuis herinnering wekt, doch niet in evenredigheid met de monumentale functie dezer gebouwen mag heeten.
De Bazel's eerste uitgevoerde werken, waaronder behalve vele landhuizen, ook de bekende hofstede ‘Oud-Bussem’, vielen al dadelijk op door gaafheid, goede verhoudingen en fijne detailleering; ze hebben verder een stemming van vriendelijke bekoring, die de gemoedelijke en tegemoetkomende zijde van de Bazel's karakter als het ware verbeeldt.
De nauwgezette, geen enkel detail verwaarloozende doorwerking van deze landelijke architectuur is van een, voor den tijd van hun ontstaan, ongekende volmaaktheid en wijst op een reeds gerijpt talent. Deze eerste werken hebben vooral onder zijne jongere tijdgenooten spontane bewondering ge- | |
| |
wekt. Vele landhuizen in het Gooi geven er blijk van, hoe deze bewondering tot navolging leidde. In de latere landhuizen gaat het accent van bekoring over in een van verstrakking, waarschijnlijk veroorzaakt door een zekere vermoeidheid van den sterken geest, die voor zijn krachten wel veelvuldige, doch niet de hem waardige mogelijkheid van uiting vindt. Voor een bouwmeester van de kracht en het talent van een de Bazel was de lange reeks van landelijke woonhuizen inderdaad niet de passende arbeid. Het complex van zijn eigenschappen maakte hem tot een voor grootschen arbeid verkorene: deze bouwmeester van landhuizen had de capaciteiten en tevens het doorwrochte werksysteem van een stedebouwer!
Bij den terugblik op zijn leven dit bedenkende, wekt het oprecht voldoening, dat de Bazel zijn levenswerk heeft mogen besluiten met eene monumentale schepping: het gebouw van de Ned- Handelmaatschappij. Dit bouwwerk spreekt in zijn geheel en in al zijn geledingen het ware karakter van zijn sterken geest op ondubbelzinnige wijze uit en mag een waardige bekroning van zijn levensarbeid genoemd worden.
De invloed van langdurigen arbeid aan kleinbouw, die we in zijn onuitgevoerde projecten bemerkten, valt hier weinig of niet te bespeuren.
In strenge, verticaal geaccentueerde geledingen rijst de opbouw uit zijn grondvesten, als symbool van rechten, fieren geest. Het plan toont strenge doorvoering van een systeem, dat alle hoofdpartijen en steunpunten bepaalt. In den opstand doet dit systeem evenzeer zich gelden, aldus de geheele conceptie doortrekkend van klassieke ordening en voorname rust.
De detailleering is fijn; de beeindigingen van de opstrevende pilasters zijn van een rijke profileering, die in rhythmische speling van licht en schaduw aan de eerste omlijsting een tintelend karakter verleenen. De beide bovenste verdiepingen springen trapsgewijze uit het gevelvlak terug en geven het gebouw een bekroning van monumentaal karakter.
De oude grachthuizen reiken den kolos slechts ter halver hoogte; deze verhouding tot het oude stadsbeeld geeft het gebouw de stemming van een zekere eigenzinnigheid, die,
| |
| |
onwillekeurig wellicht, doch daarom niet minder treffend, de zelfstandige geesteshouding van den schepper beeldt.
Teekenend is hier de houding van den bouwmeester, die wijselijk geen poging doet het in buitensporig hoogteverschil zich uitend conflict tusschen de oude stad en de eischen van het moderne bankgebouw te overbruggen door geforceerde oplossing. De Bazel heeft dit conflict als het onvermijdelijke aanvaard; de kritiek op de hoogte en de ligging van dit bouwwerk kan den bouwmeester niet treffen: ze zijn gevolg van onafwijsbare eischen van veel ruimte op klein terrein en van de noodwendige ligging in het centrum der stad.
Als voortbrengsel van gestijld kunstgevoel, is dit architectonisch sluitstuk van een nobel en gaaf bouwmeestersleven een voorbeeld van door innerlijke kracht gewonnen rust, temidden van een woelige en onzekere wereld. Beter dan woorden geeft hier de architectonische vormentaal, voor wie verstaan kan, de waarde van de Bazel als bouwmeester weer. Moge dit werk de jongeren tot nieuwe daad stimuleeren en in zijn nobele houding blijvend herinneren aan den meester, die tegenover hooger doel dienaar wist te zijn.
Deze synthese van meesterschap en dienstbaarheid schiep naar zijne beschouwing den waren bouwmeester. Voor ons, die zijn beeld thans beschouwen, heeft hij in leven en werken dien mogen verwezenlijken.
C.J. Blaauw.
|
|