Ballade der zielige makkers.
Zij zijn zoo kwaad niet, Heer, de boekenschrijvers,
De parelduikers en de bovendrijvers,
De helden van de toekomst en 't verleden;
Ze blaffen wel, maar bijten zonder tanden
En met een blaadje lof zijn ze tevreden. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
O lach niet om hun deftige posturen,
Die kiezen ze om der wille van de buren;
En straf hen niet omdat zij vast gelooven
In hun onmisbaarheid voor alle standen,
Voor 't leven hier beneden en daarboven. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
Vergeef hen al hun wederkeerig haten,
Hun achterdocht, hun vrees, hun ledig praten,
Hun kromme rug en overdadig weenen,
Hun bleeke blik, hun schuine en schuwe schanden,
Omdat zij 't heusch zoo vreeselijk niet meenen.
Maar Querido, o zoo, moet branden.
O Heer, wees vriendelijk voor die arme tobbers,
Van Hulzen, Scharten, Wagenvoort en Robbers,
Vergeef hen al die glimlachlooze boeken,
Vergeef hen al die zwarte nagelranden
En al die knieën in hun slobberbroeken. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
| |
Heb meelij ook met al die uitgedoofden,
Verdorde harten, afgekoelde hoofden;
En laat Uw zon toch warm en hartlijk schijnen
Over de waters die zoo stil verzanden
En op de planten die in armoe kwijnen. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
Vergeef hen die Uw goede Naam misbruiken,
Want woorden zijn vilijnverborgen fuiken:
God rijmt op Lot en thuis is 't ook niet alles.
Men waant zich meester over zee en landen
Zoo vooraan, met een vrijkaart, in de stalles. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
En denk met teederheid bij tijd en wijlen
Aan Buning, Holst, Besnard en Jan van Nijlen,
Ze zijn niet ijvrig, maar Uw aardsche zegen
Aanvaarden ze, opgewekt, met beide handen,
In goed vertrouwen, zonder na te wegen. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
En wees, o Heer, wat zacht gestemd en aardig
Voor de'ouden Jan, al is hij ook onwaardig;
Vergeet zijn grillen en zijn bokkesprongen,
Zijn slechte verzen en zijn ijdle standen:
Hij is, au fond, een doodverlegen jongen. -
Maar Querido, o zoo, moet branden.
O potsenmakers, duikelaars en loeders,
Naturalisten, jutters en ontmanden,
O lieve luiaards, wij zijn alle broeders. -
Maar Querido - ho jo! - zal branden!
|
|