Bibliographie
Agatha Seger: Verzen. (C.A.J. van Dishoeck, Bussum, 1926.)
Gevoelige jonge meisjes, die daarenboven nog geloovig zijn, schijnen veelal meer bevrediging te vinden in het schrijven van gedichten, dan in het grondig bestudeeren en beoefenen der nederlandsche kookkunst. Wat weergaloos te betreuren valt, zoowel voor ons, mannen, - als voor de nu eenmaal veeleischende Muze der dichtkunst. -
Eenvoudige sentimenten kunnen zonder twijfel, tot een zooal niet grootsche dan toch gave poëzie aanleiding worden. Waarachtig gevoel is echter te zeer onderscheiden van: stemming, aandoening of overkropt gemoed, dan dat men het een met het ander ongestraft mag verwarren.
En zoo staan wij hier weer voor een dergelijk delicaat en ietwat pijnlijk geval. Agatha Seger, een jong, zachtaardig, gematigd temperament, las met haar aangeboren ontvankelijkheid voor bepaalde toonaarden Boutens' Vergeten Liedjes en.... vergat er niets van. Maar Boutens' sterke en diepe melodie, zijn scherp-formuleerende woordverbindingen, waren de vorm voor een even klare grondelooze gevoelswereld. Melodische strofen treffen wij ook in deze verzen van Agatha Seger aan; op samengestelde woordvondsten worden wij in dezen bundel evenzeer vergast; maar hoe maskeert dit alles hier een ondiepe, onoorspronkelijke gevoeligheid, een ronduit onbeduidende simpelheid! -
Boutens' materiaal ligt te zichtbaar tentoongesteld in een gedichtje als ‘Snik’, dat aanvangt:
hoog door de heem'len waait....
in ‘Geluk’:
Dat in den avond, na den regen,
- o onuitjubelbaar geheim -
aan den gebroken hemel rijzen
de sterren in hun zilvren rijm..
Zulke dingen moeten, waar zij geen andere eigen waarde bezitten, steeds weer om hun schaamteloosheid en gebrek aan zelfkritiek worden gesignaleerd.
Ook zegt het niets, dat de meeste dezer gedichtjes ‘getoonzet’ zijn.