De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 339] [p. 339] Verzen. Franciscus van Assisi. Zijn leven werd zichzelf langzamerhand Vreemd als een schaduw, die den boom ontweek. Daag'lijks verbleef hij langer aan den rand Der stilten, waar de laatste stem bezweek. Sinds hij zijn donker lichaam had verlaten Was het hem onbekend in welke eeuw Hij werd geboren. Onbevreesd doorwaadde Hij tijdeloos een onafzienb're sneeuw. En eenmaal schreed hij langs een duister water En bukkende herkende hij zich niet; Een zon ontbood hem tot zich. Weinig later Vernam hij voor het eerst der eng'len lied. [pagina 340] [p. 340] De Engel. De wind legde zich neer. Daarna ontstond Verweg een donker aangolvende klaagzang. En in dit lied gehuld verscheen aan mij Een engel met Gods eigen schoon gelaat, Maar zwaar gemanteld in dien duist'ren zang. Zijn voorhoofd straalde hel als in den aanvang, Doch in zijn oogen ging een zon ten onder. En toen hij over mij gebogen stond, Zag ik den steilen, neergezonken vleugel, Geschonden en ontredderd zeil des hemels. Ik weet niet wanneer hij weer van mij week, Doch sinds aan mij deze verdoolde engel Verscheen, kon ik de teed're bloemen hooren, Wanneer zij bloeiend zongen van den dood En ik verstond den roofdierlijken schreeuw. En ik herkende Gods heldere oogen Duister en weenend in een woesten tuin. Anthonie Donker. Vorige Volgende