De Gids. Jaargang 89
(1925)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |
Verzen.Ga naar voetnoot1)Apostel Thomas (Kerkje te Kernékélen).
| |
[pagina 325]
| |
Pharao's Minne.Bijna verheugde hij zich dat zij jong doodging,
Voor allen maagd, en als onvermoede vrouw
Die in geen nagedachtnis leven zou
Van andren, neen, alleen voor zijn vergoding.
Tot eeuwigheid wies de eene vluchtge nacht
Dat hij haar bevend in zijn armen had.
Tot op een nauwe spleet sloot hij de schacht
Er bleef geen toegang over naar de schat.
Dan voor zijn geest, die later door de engte
In de gedaante van een kleine valk
Bezweven kwam de zware katafalk
Waar zij diep inlag, slank, in volle lengte,
Bloesemgebleevne, de smalle borst
Zwellende onder 't strakgezwachteld gaas;
Hij vond altijd tot aan den rand der vaas
Het water staan: haar schaduw leed geen dorst.
Steeds vlood hij 't praalgraf waar hij lag en heerschte
Door zinrijke muurschildering omschoofd
De zware roode en witte kroon om 't hoofd
Verteerd door het verlangen naar de teerste,
Zoo koel in heel de heete eeuwigheid
Alsof ze een lelie was in ijs bevroren.
Haar graf behield zijn stilte, diep, altijd
Dezelfde en ging haar meer en meer behooren.
| |
[pagina 326]
| |
Creta.Zee lag stiller in de sterrennacht
Dan een gulden vlies, een zilvren schacht,
Ied're windvlaag scheen voorgoed te luwen.
't Zware schip kon zich niet verder stuwen
In het weerstandlooze, ijle, klare,
En het eiland kwam voorbijgevaren.
Of het een groot schip was, diep gezonken,
Welks topzeilen in het maanlicht blonken
Schoven zijn besneeuwde toppen zacht
Voor de verre wouden van den nacht.
Door de ronde wolken en sterrenzwermen
Megetroond, ontvreemd van kust en bergen.
Even streng gescheiden en ontheven
Als mijn grondloos droomen van mijn leven.
J. Slauerhoff.
|