De Gids. Jaargang 89(1925)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] Verzen. De Overtocht. Stormwolken schuiven naar een geheim. Bruisend stroomt het leven naar den dood, Barstend, Stroomt groot teloor, en al wat vast en Stellig nog is stroomt mede groot Teloor naar stroomloos opgeheven zijn. Waar was het jagend licht grensloozer uitgestort Dan nu? wanneer feller dan hier? Boomen nijgen mij toe Waar ik Schrijd langs hen, overgaand in een vervaarlijk Uitwijken naar doodvreemd en bloed- eigen gebied: vloerlooze hal, van stolpig huiflicht fort. Hier rust het middenpunt van wat ik was, Maar ondoorzichtig als een nevelsluier, Vochtig Te ademen; en niet te hooren noch te Zien. Ik weet dat in die ronde ruimte Eind en begin voorgoed tezamen valt. Wij zijn maar enkelen die tot hier geraken; - Zelfs van ons zelf is veel achtergebleven. Ontgrensd Vlieten wij restloos samen tot een kern Van weerkeer. Heel die achterwereld brekend Worden wij alles wat wij altijd waren. [pagina 183] [p. 183] Romantische Strofe. Die maagdlijk kwamen hebben zoo goed verdreven We uit hartgebied als haar die vrouw reeds waren Voor zij ons kenden. Parelmoeren bedding Werpt wankle zon uit en de gele dreven Rijp avondkoren vangen langzamer en Onzekerder den tred... Beklijven deed er Alleen een enkle die nooit is gekomen Anders dan in van tranen zware droomen. Victor E. van Vriesland. Vorige Volgende