De Gids. Jaargang 89
(1925)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezinsloon.Het is onbetwistbaar, dat in verreweg de meeste vakken tegenwoordig het arbeidsloon niet meer wordt bepaald door de zuivere werking van vraag en aanbod, maar dat aan beide zijden een zekere monopoliseering heeft plaats gehad, waardoor het de resultante is geworden van slechts twee op elkaar inwerkende krachten; zelfs de loonvorming door de publiekrechtelijke lichamen is hieraan niet ontkomen. Bij dezen: strijd moet ieder der partijen natuurlijk een maatstaf aannemen, waarnaar zij de hoogte resp. van haar eisch en haar bod, of liever de eene het minimum, dat zij wenscht, de andere het maximum waartoe zij kan gaan, bepaalt. Het kan geen verwondering wekken, dat de arbeiders als grondslag van hun eisch de behoefte aannemen en wel in dien zin, dat het loon van den volwaardigen arbeider ten minste voldoende moet zijn om een gezin te onderhouden. Het is evenmin verwonderlijk, dat de werkgevers hiertegenover de praestatie stellen, zij het dan met dien verstande, dat zij somtijds wel de wenschelijkheid erkennen om, zoo het loon niet hoog genoeg is voor de behoeften van een gezin, door een speciale regeling hun, die inderdaad de kostwinner van een groot gezin zijn, in de kosten daarvan tegemoet te komen, met name door de invoering van zoogen. huwelijks- en kindertoelagen. In de laatste 15 jaren is de vraag, of dergelijke toelagen noodig en wenschelijk zijn, nogal eens ter sprake gekomenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij is evenwel door twee omstandigheden uit den laatsten tijd met een geheel tegengesteld karakter veel actueeler geworden en in een inderdaad nieuw licht komen te staan. De eene omstandigheid is deze, dat thans het loon, hetwelk in een aantal collectieve arbeidscontracten wordt voorgeschreven, inderdaad en welbewust gebaseerd is op het bedrag, dat een gezin met twee of drie kinderen noodig heeft om te leven. Bij de onderhandelingen worden dan ook van arbeiderszijde vaak budgetten van dergelijke gezinnen overgelegd om het goed recht van den eisch aan te toonen en de eindbedragen dier budgetten hebben meermalen een grooten invloed op het eindresultaat gehad. In dit geval wordt dus erkend, dat de bijverdiensten van gezinsleden geen rol bij de loonvorming van het gezinshoofd behoeven te spelen. Maar juist hiertegenover staat het stelsel, dat onze regeering den laatsten tijd, bij het Bezoldigingsbesluit van 1920 (Stb. 900) schuchter, bij dat van 1924 (Stb. 476) heel wat steviger, voor haar dienaren heeft toegepast, nl. dat het loon alleen voor den man is en dat voor de vrouw en de kinderen, die geacht worden niet zelf te kunnen verdienen, toelagen worden gegeven. Over de vraag, welk dezer stelsels het juiste is, is onlangs een interessant werkje verschenen van Eleanor RathboneGa naar voetnoot1), waarvan de kennisneming mij ertoe bracht deze zaak ook eens van Nederlandsch standpunt te bezien. Ik heb dan tevens de gelegenheid de aandacht te vestigen op het eigenaardige licht, dat de schrijfster op enkele punten werpt.
Terecht wijst Rathbone erop, dat de opvatting, volgens welke de man den kost voor het geheele gezin moet verdienen, eigenlijk eerst dateert uit den laatsten tijd en wel van de invoering van arbeidswetten. Door alle eeuwen heen toch hebben zoowel in den landbouw als in de nijverheid (huisindustrie en fabrieken) vrouw en kinderen meegewerkt. En ook nu nog komt het voor, dat de vrouw meeverdient, en nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaker, dat de kinderen in loondienst gaan, zoodra de wet dit veroorlooft. Het heeft ten gevolge, dat de welvaart, waarin de arbeider verkeert, van zijn jeugd tot zijn ouderdom een golvende lijn vertoont. De 13-jarige arbeider immers begint te verdienen en zijn verdiensten nemen gestadig toe tot zijn 22e jaar, wanneer hij als krachtige, volwassen, ongetrouwde arbeider het maximum bereikt en daarover vrij beschikt; gaat hij daarna een gezin vestigen, dan neemt zijn welvaart bij het klimmen der jaren en het toenemen van het aantal kinderen af, totdat ongeveer op zijn 35e à 40e jaar zijn moeilijkste tijd aanbreekt, waarin de kinderen veel kosten en niets inbrengen; dan gaan de kinderen verdienen, steeds meer, en nemen de gezinsinkomsten toe, totdat na zijn 50ste jaar de kinderen gaan trouwen, het gezin verlaten en geleidelijk de inkomsten verminderen, wat nog versterkt wordt door het afnemen der krachten van den vader bij het klimmen zijner jaren; eindelijk wordt op het 65e à 70e jaar weder een minimum bereikt en komt de tijd, dat het eigenlijke arbeidsloon ophoudt en het levensonderhoud op andere wijze wordt verkregen. Het streven naar een gezinsloon beteekent derhalve het zoeken naar een middel om deze golven, althans het eerste gedeelte der golvende lijn, te nivelleeren en de te beantwoorden vraag is dus: is dit bereikbaar en zijn de tot dusver toegepaste middelen daarvoor geschikt? Voor de beantwoording dezer vraag is het in de eerste plaats noodig te weten, hoe groot het gezin is, welks uitgaven in ieder geval door het loon moeten worden gedekt. De meeningen hierover loopen uiteen. Men is het er nl. niet over eens, of het een gezin met twee dan wel met drie kinderen moet zijn. Zoo deelt de heer Delprat in het Haagsch Maandblad van November jl. mede, dat in Australië de scheidsgerechten, wier uitspraak in loongeschillen, naar men weet, de partijen bindt, een loon plegen toe te kennen, gebaseerd op de kosten van het levensonderhoud voor een gezin met drie kinderen. Ook Eleanor Rathbone denkt aan een dergelijk gezin en men mag dus wel aannemen, dat in Engeland de vakvereenigingen over het algemeen van deze gedachte uitgaan. De schrijvers in het Katholiek Sociaal Weekblad wilden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het loon baseeren op een gezin met twee kinderen, maar de heeren Aengenent en Bomans meenden, dat dan ook voor de verdere kinderen wat moet worden gedaan. Waarover hieronder meer. Welke gevolgen heeft het nu voor de maatschappij, als het loon der mannelijke arbeiders wordt gebaseerd op de behoefte van een gezin met eenige kinderen? Dit is de vraag, welke Rathbone tracht te beantwoorden en welke ik op haar voorbeeld met eenige cijfers, die voor ons land ter beschikking staan, uit Nederlandsch oogpunt onder de oogen wil zien. Vooraf echter deze wellicht wat ondeugende, maar toch zeker niet van beteekenis ontbloote opmerking, dat men wel de behoeften van een gezin als basis van het loon kan aannemen, maar er dan nog geenszins zeker van is, dat het verdiende loon werkelijk tot dekking van die behoeften dient. De loontrekkende toch is heer en meester over zijn geld en het hangt van hem af, hoeveel hij daarvan aan zijn vrouw zal afdragen. Er zijn voorbeelden genoeg, dat de arbeider heel wat voor de voldoening van zijn eigen wenschen achterhoudt en, draagt hij als een goed echtgenoot alles af, dan besteedt hij volgens de Amsterdamsche budgetstatistiek toch altijd nog ongeveer 2 % van zijn inkomsten aan rooken, dus alleen voor zichzelf. De vrouw moet dus meermalen met een bedrag toekomen, dat heel wat lager is dan het loon, en het komt voor, dat de arbeider geweldig voor een loonsverhooging strijdt, maar, als de strijd succes heeft, de verhooging zelf in den zak houdt. Maar neemt men aan, dat dit uitzonderingen zijn en dat het loon aan het gezin ten goede komt, dan staat men voor dit merkwaardige feit, dat men aan alle arbeiders een loon geeft, behoorende bij een toestand, die slechts bij een betrekkelijk gering aantal voorkomt. De bekende Engelsche statisticus Bowley stelde bij 13475 werklieden een onderzoek naar de gezinsvorming in en vond toen, dat van hen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het bleek hem, dat in een bepaald jaar in Engeland werkten 8.360.000 volwassen werklieden. Zoo dezen allen een loon verdienden voor een gezin van 5 personen, kregen zij dus mede loon voor 8.360.000 vrouwen en 3 × 8.360.000 = 25.080.000 kinderen. Volgens bovengenoemd onderzoek zouden er echter slechts 5,300.000 gehuwde vrouwen en 9½ à 10 millioen kinderen zijn, zoodat loon werd betaald voor 3 millioen denkbeeldige vrouwen en 16 millioen kinderen, die er niet waren, terwijl daartegenover voor 1¼ millioen kinderen, die er wèl waren, nl. die boven de drie in één gezin, niet werd betaald. Hoe zou dit in ons land zijn? Rechtstreeksche gegevens omtrent de gezinsvorming bezitten wij niet; wel zijn hierover op de telkaarten voor de volkstelling van 1920 vragen gesteld, maar door de zoo betreurenswaardige bezuiniging op het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn de antwoorden op die vragen niet bewerkt. Gelukkig komt de statistiek der Amsterdamsche inkomstenbelasting ons te hulp. De aftrek voor kinderen, dien zij toestaat, stelt in staat een statistiek van het aantal kinderen op te maken en dit juist op de wijze, als wij die noodig hebben, want het zijn de kinderen beneden 18 jaar, die nog niet zelf belastingplichtig zijn, dus minder dan f 700 of nog geen inkomen hebben; aangezien echter gezinnen met veel kinderen nog bij een inkomen van f 1700 belastingvrij zijn en daardoor niet in de statistiek voorkomen, kunnen eerst over inkomens boven f 1700 nauwkeurige gegevens worden verkregen; waar in het jaar, waarover de statistiek loopt (1920/1), wel de meeste werklieden dit inkomen hebben bereikt, mag men aan de cijfers wel eenige waarde hechten. Zij zijn als volgt:
Men mag aannemen, dat de percentages voor het aantal personen met 3 en meer kinderen, als men ze voor de arbeiders in het geheele land wil gebruiken, te laag zijn, want 1e is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kinderrijkdom te Amsterdam zeker kleiner dan in verschillende deelen van het land, in het bijzonder de katholieke en gereformeerde, en 2e loopt deze statistiek over alle aangeslagenen en is het aantal kinderen bij de arbeiders grooter dan bij de beter gesitueerden. Zoo deelt de administrateur van een der kindertoeslagfondsen mij mede, dat ruim 9 % der werklieden van de aangesloten werkgevers meer dan 3 kinderen en dus recht op uitkeering hebben. Nu geeft de beroepstelling van 1920 ons eenig licht over het aantal volwassen mannelijke personen, als arbeider werkzaam. Bij de beroepen, waarvan de leeftijd der in het beroep werkzamen medegedeeld wordt (deze is nog niet van allen bekend), blijken 75 % der in de positie D, dus als arbeider werkzamen, boven 20 jaar te zijn. In die positie waren in totaal 1,447,000 personen werkzaam, dus boven 20 jaar 75 % hiervan of 1,085,000. Zij kregen dus loon voor 1,085,000 vrouwen en 3,255,000 kinderen. In werkelijkheid hadden zij slechs (daar er bij de volkstelling van 1,872,000 personen boven 20 jaar 1,272,000 gezinshoofden waren) volgens diezelfde evenredigheid 737,000 vrouwen en volgens bovenstaande percentages 700,000 à 900,000 kinderen. Er zou dan voor 348,000 denkbeeldige vrouwen en 2.3 à 2½ millioen denkbeeldige kinderen worden betaald en voor 90 à 100,000 kinderen, die er wel zijn, niets worden gegeven. Er zijn dus in ons land eenige honderdduizenden werklieden, die voor zich alleen een loon te verteren hebben, dat eigenlijk mede voor het onderhoud van even zooveel vrouwen en eenige malen zooveel kinderen is bestemd. Voor zoover deze werklieden behooren tot de jongeren, is dit zonder eenigen twijfel uit maatschappelijk oogpunt verkeerd en nog erger is het gevolg hiervan, nl. dat ook het loon der jeugdigen, hetwelk geleidelijk tot dat van den volwassene opklimt, veel te hoog is. Dat de jeugdige personen (ook b.v. ambtenaren en dienstboden) te veel verdienen, wordt tegenwoordig vrij algemeen erkend en een reactie hiertegen, ook in de werkliedenverenigingen, begint reeds merkbaar te worden. Het heeft deze twee ernstige bezwaren, die zich de laatste jaren duidelijk hebben geopenbaard: 1e dat het den prikkel voor de jeugdige werklieden wegneemt om zich in hun vak te bekwamen, omdat zij ook zonder bekwaamheid tot een voldoende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loon komen. Het gemis aan ernst bij en belangstelling in het werk is bij de jonge werklieden nooit zoo groot geweest als na den oorlog. En 2e dat de ongehuwden zich gewennen aan een levenswijs, die hen òf van een huwelijk afhoudt, als hun vrees om die niet te kunnen volhouden groot is, òf een huwelijk doet wagen met de verwachting, dat van de oude levenswijs na het huwelijk geen afstand behoeft te worden gedaan, tot schade dus voor de soliditeit van het gezinsleven. Naast dit euvel van onnoodig hooge inkomsten voor ongehuwden en gehuwden zonder kinderen noemt Rathbone nog een nadeel, ontstaan uit het baseeren van het loon op de behoeften van een gezin, een nadeel, dat zij van haar standpunt breed uitmeet en in de eerste plaats noemt, nl. dat het in de meeste gevallen belet, dat de vrouw voor dezelfde prestatie als de man hetzelfde loon krijgt. Dan immers zou het aantal hypothetische echtgenooten en kinderen, voor wie de industrie onderhoudskosten moet opbrengen, belangrijk worden vergroot; volgens de beroepstelling van 1920 toch zijn in ons land slechts 13 % van de vrouwen, die een beroep uitoefenen, gehuwd; alleen zouden hierbij nog de kostwinsters moeten gevoegd, wier getal niet bekend is, maar niet zeer groot kan zijn. Waar dus eenerzijds de ongehuwde vrouw bij gelijken arbeid als de man met veel grooter moeite aan een gelijk loon zal komen, nu dit voor haar inderdaad te hoog is, als het op de behoeften van een gezin is gebaseerd, zal anderzijds hierdoor voor den man het gevaar ontstaan, dat de werkgever er de voorkeur aan zal geven het werk door de vrouw te doen verrichten, zoodra het er slechts eenigszins geschikt voor is. Zoo moet men wel tot de conclusie komen, dat op deze wijze aan het bedrijf lasten worden opgelegd, die onnoodig, ja zelfs schadelijk uit maatschappelijk oogpunt moeten worden geacht, en dat het probleem aldus kan worden gesteld: Aangenomen, dat aan het bedrijf geen lasten mogen worden opgelegd, die onnoodig zijn, hoe dan te bereiken, dat het loon gelijken tred houdt met de behoeften van den werkman, zoodat hij het hoogste loon krijgt in den tijd, waarin zijn kinderen het duurst zijn? Dit probleem is niet nieuw. Het zijn in het bijzonder de openbare lichamen, die het vroeger trachtten op te lossen door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een stelsel van periodieke loons-, resp. salaris-verhoogingen, welke wel in hoofdzaak steunden op het principe van de praestatie, in dien zin nl. dat de ambtenaar bij het ouder worden zijn vak steeds beter leert, zoodat zijn werk steeds meer waard wordt, maar toch van zelf tengevolge hadden, dat het loon steeg tegelijk met het toenemen der behoeften. Toen nog een langen tijd noodig was om van het minimum- op het maximum-salaris te komen, werd in den regel dit laatste inderdaad bereikt, als de kinderen het duurst waren. Door de wijzigingen der salarieering na den oorlog, welke meebrachten, dat de opklimming veel sneller gaat dan vroeger en het maximum meestal reeds na enkele jaren wordt bereikt, is de toestand voor de betrokkenen veel moeilijker geworden. In den handel echter of liever voor handels- en kantoorbedienden bestaat nog steeds het vroegere systeem van de openbare lichamen; daar immers heeft men de bekende gewoonte van de enveloppe op Nieuwjaarsdag, waarin de bediende geregeld, zij het in de jongere jaren in sterkere mate dan in de latere, een aankondiging van hooger loon vindt, tenzij hij het geheel onwaardig is. In de ondernemingen, die in staat zijn hun kantoorpersoneel een behoorlijk loon toe te kennen, bestaat ten opzichte van stijging van het loon met de behoefte dan ook een bevredigende toestand. Anders is het met de werklieden, die in den regel op hun 21e jaar reeds op hun maximum zijn. Ook indien dit voor een gezin met twee kinderen voldoende is, blijft toch gezinsvermeerdering een prikkel tot inkomstenvermeerdering. Het spreekwoord zegt, dat ieder kind f 1000 meebrengt, en ook nu nog is het een feit, dat een nieuw kind den huisvader zich doet inspannen - en vaak met succes - om meer te verdienen. Nu de 48-urige werkweek streng wordt doorgevoerd, is die vermeerdering alleen mogelijk door avondwerk (voor kantoorbedienden boeken bijhouden bij anderen, lesgeven en dergelijke, voor werklieden schoenen repareeren, als kelner, suppoost in een schouwburg optreden en derg.) of wel door stuk- of aangenomen werk. Maar vaak is deze methode van inkomstenvermeerdering niet mogelijk of wel geheel onvoldoende. Daarom is naar een andere oplossing gezocht, waarover, zooals ik reeds vermeldde, in ons land in 1911 en 1912 veel is gediscussieerd, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de laatse jaren ook reeds praktische toepassing heeft gevonden en waaraan Rathbone een groot deel van haar boek heeft gewijd, nl. de toekenning van zoogen. kinder- en eventueel ook van huwelijkstoeslagen. Onze regeering is met dit stelsel begonnen in het Bezoldigingsbesluit 1920, dat aan elken gehuwden rijksambtenaar met minder dan f 5000 salaris voor ieder kind boven het tweede 2½ % van de jaarwedde toekende met een minimum van f 50 en een maximum voor alle kinderen samen van f 200. Veel verder gaat het Bezoldigingsbesluit 1925, volgens hetwelk 1e den ongehuwden ambtenaar de beide laatste periodieke verhoogingen onthouden worden; 2e geen gehuwde ambtenaar minder dan f 2000 salaris geniet (met dien verstande, dat hij, die minder had en bij zijn huwelijk op dat bedrag is gebracht, het verschil door mindering op zijn periodieke verhoogingen moet inhalen); en 3e de ambtenaar voor elk kind 3 % van zijn jaarwedde ontvangt en wel ten minste f 50 en ten hoogste f 200 per kind. Hierdoor wordt dus het verschil in salaris tusschen een ongehuwden ambtenaar en een met veel kinderen, die precies hetzelfde werk doen, zeer groot. Voor een ongehuwden klerk b.v. is het maximum f 1800, voor een met 5 kinderen f 2300; voor een commies resp. f 3100 en f 3910, voor een secretaris-generaal f 8500 en f 9500. Ook in het particulier bedrijf past men, ondanks de sterke verhooging der loonen, hier en daar dit stelsel toe. Volgens de laatste statistiek der collectieve arbeidscontracten bestonden er op 1 Juni 1924 71 collectieve contracten, d.i. 9 % van het totaal, waarin bepalingen omtrent gezins- en kinderbijslagen voorkwamen; daarbij waren 61,300 werklieden, d.i. 22 % van het totaal aantal, betrokken. De belangrijkste van deze bedrijven waren de mijnen, de machinale schoenindustrie, de sigarenindustrie, het bakkersbedrijf en de bloembollenteelt. Het bedrag van den toeslag is f 0.50, f 0.75 of f 1.- per week per kind boven het tweede of het derde, wat bij een gemiddeld loon van f 30 per week, dus op 2 à 3 % daarvan neerkomt. Aangenomen nu, dat men met een dergelijke regeling werkelijk een tegemoetkoming wil geven aan de grootere gezinnen, wat is dan de beteekenis van bedragen als de genoemde in verhouding tot de lasten van een dergelijk gezin, die door den kostwinner moeten worden gedragen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter beoordeeling van die beteekenis verwijst Rathbone naar prof. William Mc. Dougall, die in zijn werk ‘National Welfare and National Decay’ uitrekent, dat ieder gezin erop moet kunnen rekenen, dat ieder kind tot zijn 20e jaar een inkomstenvermeerdering van 10 % meebrengt. Rathbone meent, dat hun, die meer dan £ 700 inkomen hebben, een hoogere toeslag toekomt. Wat echter den arbeider betreft, zoo rekent zij uit, dat volgens het bekende budgetonderzoek van Rowntree, ingesteld vóór den oorlog, indien men de resultaten met de waarde van het geld na den oorlog omrekent, een gezin van man, vrouw en drie kinderen 61 sh. 8¼ d. of f 37.- per week noodig heeft en ieder kind 6 sh. 1½ d. of f 3.70 per week kost. Het minimum-loon voor een gezin van man en vrouw kan dan f 26.- zijn. Gesteld, dat men een stelsel van toeslagen tot het bedrag der werkelijke kosten van kinderen wilde invoeren, dan zou dus het minimum-loon algemeen op f 26.- kunnen worden gebracht. Zij rekent uit, dat dan per jaar £ 237½ millioen noodig zou zijn voor kindertoeslagen, waarbij nog is uit te maken, of het bedrijf dezen last zal dragen dan wel de staat dien op zich zal nemen en de belastingbetaler ervoor heeft op te komen. Hoe zou de zaak in ons land komen te staan? Indien men zou kunnen aannemen, dat het salaris van den rijksambtenaar krachtens de bestaande regelingen voldoende is voor het levensonderhoud van een gezin, bestaande uit man, vrouw en twee kinderen, het loon in de vakken, waarin het collectief arbeidscontract de toekenning van kindertoeslagen voorschrijft, voldoende voor een gezin met twee resp. drie kinderen, is dan de in die regelingen toegekende toeslag voldoende om de kosten van verdere kinderen te dekken? Het onderzoek, dat het Amsterdamsche bureau van statistiek heeft ingesteld naar de kosten van het levensonderhoud van een aantal gezinnen van verschillenden welstand, geeft hierover uitsluitsel. De resultaten van het laatste onderzoek, loopende over den tijd van 1 October 1923 tot 1 October 1924, zijn nog niet gepubliceerd, maar ik ben toch in staat gesteld hier over de kosten van kinderen in verhouding tot de totale uitgaven van het gezin, eenige mededeelingen te doen. Zij zijn samengevat in de tabel op bladzijde 105, die aldus is samengesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als kosten van een kind zijn beschouwd die van voeding, kleeding, schoolgeld, lessen en leermiddelen en ten slotte zakgeld en andere kleinigheden. De kosten der voeding zijn op de bij de budgetstatistiek gewone wijze berekend, door nl. het kind, in verband met zijn leeftijd, een bepaald percentage van een volwassene te geven en aldus uit te rekenen, welk aandeel het met zijn percentage in de totale kosten der voeding heeft gehad. Voor de kleeding is aangenomen, dat ieder kind evenveel kostte, hoewel dat, vooral bij de jonge kinderen niet geheel juist is; schoolgeld is natuurlijk alleen voor kinderen in den schoolleeftijd geteld en zakgeld voor de ouderen. Zoo is voor ieder kind uitgerekend, hoeveel percent zijn kosten vormden van de totale kosten van het gezin; daarbij is dan nog niets gerekend voor de duurdere woning, welke een grooter aantal kinderen noodig maakt, voor de dienstboden in beter gesitueerde gezinnen en enkele andere uitgaven, die hooger zijn door het bezit van kinderen. Men mag dan ook gerust zeggen, dat de percentages, die in de tabel voorkomen, minima zijn. Ik heb een steekproef genomen met 100 gezinnen uit het geheele onderzoek, die samen 267 kinderen hadden. Het resultaat vindt men op de volgende bladzijde. Het toont aan, wat te verwachten was, dat de hoogte der verhouding van de kosten van een kind tot de totale gezinsuitgaven afhankelijk is van deze drie factoren: het bedrag dier totale uitgaven, den leeftijd van het kind en het aantal kinderen in het gezin. Maar hoe deze drie factoren ook zijn, voor alle gevallen blijkt wel, dat het door de regeering in het bezoldigingsbesluit vastgestelde en het in de bovengenoemde collectieve arbeidscontracten opgenomen percentage van 2 of 3 % veel te laag is. Het komt alleen voor bij zeer jonge kinderen, die nog ongeveer niets aan kleeding kostenGa naar voetnoot1). Dat de kinderen in groote gezinnen, vooral aan voeding en kleeding, minder kosten dan in onder gelijke omstandigheden levende kleine gezinnen, ligt voor de hand, maar zelfs in de eerste is het percentage in den regel meer dan het dubbele van dat van het Bezoldigingsbesluit; het ligt gewoonlijk tusschen 7½ en 10 % | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der totale uitgaven. Het onderwijs legt zelfs aan de personen met lage inkomens groote lasten op; bij de oudere kinderen komen in de kleine gezinnen niet zelden percentages boven 10 voor en zelfs vindt men bij de inkomens van f 3000.-f 5000 nog 6 kinderen met 12½ % en meer en ook bij de beter gesitueerden (boven f 8000 inkomen), die een hoog schoolgeld naar evenredigheid van hun inkomen betalen of wel kinderen laten studeeren, komen hooge percentages voor. Het is dan ook voor ieder duidelijk, dat de secretaris-generaal, die drie kinderen heeft en voor ieder van dezen f 240 of samen f 720 ontvangt, daarmede ternauwernood de kosten van één kind gedekt ziet. Ik durf dus zeggen, dat de bestaande kindertoeslag-regelingen slechts zeer weinig beteekenen en wel den schijn aannemen, alsof de gezinnen erdoor worden geholpen, maar in werkelijkheid verre beneden de kosten van een gezin blijven. Zou men een rationeele regeling willen maken, dan zou deze aldus moeten zijn, dat het minimum-loon voor ongehuwden en voor gehuwden zonder kinderen (wier onderhoudskosten niet veel verschillen; er zijn geen statistische gegevens over de uitgaven van ongehuwden, maar men mag aannemen, dat zij door hun pension-leven allerlei kosten hebben, die gehuwden niet kennen) hen in staat moet stellen daarvan behoorlijk te leven, terwijl de tweede categorie, als zij kinderen krijgt, voor ieder kind een toeslag ontvangt, die geacht kan worden de kosten van een kind ongeveer te dekken. Een dergelijke regeling zou veel minder verzet ontmoeten dan die, welke thans hier en daar wordt toegepast, en zou velen, voor wie kindertoeslagen thans onaannemelijk zijn, zeker daarmede verzoenen. Het voornaamste bezwaar is altijd geweest, bij de discussie in de Tweede Kamer in 1912 en later, dat het stelsel bevordert òf het ontslaan en niet meer in dienst nemen van werklieden met te veel kinderen, omdat zij voor den werkgever te duur zijn, òf wel een sterken loondruk op de gehuwden. Dit is de reden, dat de niet-kerkelijke vakvereenigingen nimmer iets van de toeslagen hebben willen weten. Het gewicht van dit bezwaar, zoolang het loon niet overmatig hoog is en de vakvereenigingen groote moeite hebben het zelfs maar op peil te houden, valt niet te ontkennen; is het loon echter wel voldoende, dan verandert de toestand en zal er van loondrukking geen sprake | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoeven te zijn, mits... ervoor wordt gezorgd, dat het voor de onderneming gelijk blijft, of zij een ongehuwde dan wel een werkman met veel kinderen in dienst neemt. Tweeërlei regeling is hiervoor mogelijk: òf wel er wordt een rijkskinderfonds opgericht, dat zijn inkomsten vindt uit een omslag der uit te keeren bedragen over alle ondernemingen naar het bedrag, dat zij aan loon betalen, òf de uitkeeringen worden door het rijk betaald en uit de belastingen bestreden. Het eerste schijnt juister, omdat het hier een loonkwestie betreft en omdat men, indien het rijk uitkeert, het recht en zelfs den plicht van het rijk om zich te mengen in de besteding van het geld, zou moeten erkennen. Indien de werkgever een bepaald percentage van het loon betaalt, onafhankelijk van het aantal kinderen, dat zijn personeel mocht hebben, heeft hij geen reden meer den ongehuwde boven den kinderrijke te kiezen. Dit is ook het doel van de reeds bestaande kindertoeslagfondsen, waaraan de aangesloten werkgevers allen eenzelfde percentage van hun loonbedrag betalen; gewoonlijk is dit 1 %; bij den R.K. bond van schoenfabrikanten werd het oorspronkelijke bedrag van 3 % tot 1 % verminderd (met wijziging der uitkeering voor kinderen boven het tweede in boven het derde kind), toen de werkgevers, die werklieden met weinig kinderen hadden, zich beklaagden, dat zij zooveel voor anderen met kinderrijke werklieden moesten storten. Bij een algemeene rijksregeling zal er voor dergelijke klachten geen reden meer zijn. Andere bezwaren zijn de mogelijkheid van een veel te sterke bevolkingsvermeerdering, als een grooter aantal kinderen geen hoogere uitgaven meer vergt, en van verzwakking van het verantwoordelijkheidsgevoel bij den vader, als zijn knideren hun geld van zelf opbrengen, zoodat hij van zijn loon meer voor zichzelf kan besteden. De vrees voor deze gevolgen schijnt wat overdreven: het zijn niet de kosten alleen, die velen van het krijgen van kinderen afhouden, en het verantwoordelijkheidsgevoel is een persoonlijke eigenschap, waarvan de aanwezigheid volstrekt niet steeds afhangt van het voor de opvoeding der kinderen aanwezige geld. De groote vraag is evenwel: wettigt het economisch resultaat een dergelijke ingrijpende verandering in het toonstelsel en is het ook praktisch mogelijk tot die verandering te geraken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij is alken gewettigd, indien de op het bedrijf rustende lasten zoodanig verminderen, dat òf wel een prijsverlaging mogelijk is, waardoor de koopkracht van het loon stijgt, òf wel de kapitaalvorming kan toenemen, welke beide tot de in den tegenwoordigen tijd zoo noodige grootere productie leiden. De cijfers, die ik hierboven heb gegeven over het aantal werklieden en hun kinderrijkdom, kunnen hierover wel eenig licht verspreiden. Stellen wij het gemiddelde vaste weekloon van den werkman op het oogenblik op f 30, dan zou aan de 1,085,000 werklieden, die er bij de volkstelling van 1920 waren, per jaar f 1.7 milliard loon worden betaald. Dit verschilt betrekkelijk weinig van het totaal bedrag aan loon, dat voor de verzekering der werklieden tegen de gevolgen van ongevallen aan de Rijksverzekeringsbank wordt opgegeven en dat in 1922 bedroeg f 1.4 milliard. Men mag dat bedrag dus wel als basis gebruiken. Over den kinderrijkdom der werklieden hebben wij geen afdoende gegevens. Was de statistiek der ambtenaren bij het rijk in orde, dan moest de toepassing der regeling van de kindertoeslagen, welke dezen genieten, cijfers daarover opleveren; zoover is men echter nog niet. Wel ontving ik gegevens van twee kindertoeslagfondsen, krachtens een collectief contract ingesteld, nl. van de sigaren- en van de schoenfabrikanten, maar deze getallen zijn wat klein. De bij het eene fonds aangesloten werkgevers hadden samen 6000 werklieden, wier gezamenlijk aantal kinderen, voor wie uitkeering plaats had (boven de drie), was 1112, d.i. 18½ %; bij het andere bedroeg het aantal werklieden 2495, dat der kinderen (boven de twee) 668 of 27 %. Deze percentages zijn hooger dan die der aangeslagenen in de Amsterdamsche inkomstenbelasting, hierboven reeds genoemd; hun aantal kinderen boven 3 was 8 %, boven 2: 16 %; de oorzaken van deze verschillen zijn aldaar mede reeds genoemd. Gaat men uit van de veronderstelling, dat het loon gebaseerd is op het onderhoud van een gezin met twee kinderen en dat, volgens hetgeen kan worden afgeleid uit de tabel op blz. 105, getrokken uit de Amsterdamsche budgetstatistiek, een kind in een klein gezin gemiddeld 10 %, in een groot gezin 7½ % van de totale uitgaven vereischt, dan ontvangen de 1.085.000 werklieden bij een gemiddeld loon van f 30 per week voor twee kin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren 20 % hiervan of f 340.000.000 per jaar. Naar den maatstaf van de Amsterdamsche inkomstenbelasting zouden 1.085.000 werklieden 612.910 kinderen hebben in gezinnen met 5 kinderen of minder en 78.972 kinderen in gezinnen met meer dan 5. Neemt men aan, dat deze cijfers voor het geheele land met ¼ moeten worden verhoogd, dan zou te rekenen zijn op 760,000 kindered, voor wie 10% en 100,000 kinderen, voor wie 7½ % van het loon van den vader moet worden uitgekeerd. Bij een loon van f 30 per week is dat dus resp. f 118,560,000 en f 11,700,000 of f 130 millioen per jaar, terwijl thans wordt betaald f 340,000,000. Uit deze regeling zou dus voor de gezamenlijke werkgevers een vermindering van kosten van f 110,000,000 per jaar of 8 % van het geheel loonbedrag voortvloeien, die voor prijsvermindering of kapitaalvorming beschikbaar zou komen. Waarbij nog gevoegd moet worden de besparing uit een belangrijke vermindering der loonen van jeugdigen, die thans te veel verdienen, doordat zij te snel tot het loon van den volwaardige opklimmen, zooals hierboven is uiteengezet. Aldus de theorie. Van de tegenwoordige regeling praktisch te komen tot een nieuwe, betere, zal zoo eenvoudig niet zijn. De loonen, die nu eenmaal zijn vastgesteld en mede strekken tot onderhoud van niet bestaande kinderen, zullen zeer bezwaarlijk kunnen worden verminderd. Men zal dus eerst kunnen beginnen met nieuw aangestelden, zooals b.v. reeds de Metaalwerkersbond bereid is genoegen te nemen met een regeling, waardoor het maximum op hoogeren leeftijd wordt bereikt. Eerst zal dus het loon van jongens en meisjes lager moeten worden gesteld en de opklimming verlangzaamd; tegelijkertijd zou dan voor kinderen boven 2 of 3 in hetzelfde gezin een toeslag kunnen worden ingevoerd. Geleidelijk zou dan het stelsel volledig in toepassing worden gebracht: daardoor zou het voor loon beschikbaar te stellen bedrag steeds dalen, het naar evenredigheid van dit loonbedrag over de gezamenlijke werkgevers te verdeelen, voor kindertoeslagen benoodigde steeds stijgen, totdat de normale toestand werd bereikt. Vele kwesties van praktischen aard, alle uitvoerig door Eleanor Rathbone behandeldGa naar voetnoot1), zouden daarbij om oplossing | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vragen; ik ga daarop niet in, omdat het mij alleen om de algemeene lijnen is te doen. Dit betreft dan de werklieden. Voor het hoogere personeel en voor de ambtenaren in openbaren dienst staat in beginsel de zaak niet anders. Toch doet zich de vraag voor, of hier het doel niet beter te bereiken is door weder terug te keeren tot den toestand van vroeger met een laag aanvangsloon en geregelde opklimming tot den tijd, waarin de kinderen de grootste uitgaven vorderenGa naar voetnoot1).
Het is mijn bedoeling niet in dit opstel bepaaldelijk een pleidooi voor kindertoeslagen te houden. Hoofddoel was om met cijfers aan te toonen, hoe men ervoor staat, als men, aannemende, dat het voor loon beschikbare bedrag voldoende is om allen, die daarin moeten deelen, een behoorlijk levensonderhoud te verschaffen, en van oordeel, dat de arbeidende jongens en meisjes van thans onnoodig en onwenschelijk hooge loonen genieten voor hetgeen zij praesteeren en dat ook ongehuwde volwassenen en gehuwden zonder kinderen wel aanspraak hebben op een loon, waarvan zij behoorlijk kunnen leven, maar daarnaast geen onderhoudskosten behoeven voor kinderen, die zij niet hebben, terwijl zij, die veel kinderen hebben, te weinig ontvangen,... hoe men, als men dit alles aanneemt, theoretisch althans, een billijker verdeeling van dat bedrag zou kunnen krijgen en wellicht nog overhouden, en dat zonder in het euvel te vervallen, hetwelk vroeger bij de overweging van kindertoeslagen tot zoo sterk verzet leidde. Dat er in de tegenwoordige loonvorming iets niet goed is, dat zij niet in het belang der gemeenschap is, staat voor mij vast. Of de tijd reeds is gekomen daarin verandering te brengen en of het denkbeeld van Rathbone praktisch te verwezenlijken is, laat ik in het midden; ik achtte het de moeite waard op de mogelijkheden de aandacht te vestigen aan de hand van cijfers, die ook op zichzelf wellicht belangstelling kunnen wekken.
J.H. van Zanten. |
|