Bibliographie.
G. van der Leeuw, Einführung in die Phaenomenologie der Religion, Ernst Reinhardt, München [1925] (161 S.) broch. M. 3.50, geb. M. 4.50.
Veertig jaar geleden had Nederland een glorierijken naam op godsdiensthistorisch gebied. Nu nog, meer dan 20 jaar na den dood van den schrijver, is Tiele's compendium, in de nieuwe bewerking van Söderblom, een van de beste korte overzichten over de godsdienstgeschiedenis; nu nog draagt het groote, algemeen gebruikte handboek in twee deelen, dat juist thans in vierden druk verschijnt, geschreven door de beste Europeesche kenners der verschillende oude en vreemde godsdiensten, den naam van P.D. Chantepie de la Saussaye, die jaren geleden de leiding van de eerste drukken op zich nam. Nederlands aandeel in den eersten opbouw dezer nog zoo nieuwe wetenschap is dus allerminst vergeten. Van der Leeuw, de Groningsche godsdiensthistoricus, ook blijkens den geest, die dit boekje doortrekt, een leerling van Kristensen in Leiden, neemt de oude tradities weer op. Zijn geschrift is geen speciaalstudie; het stelt zich, in het Duitsch geschreven, blijkbaar hooger doel dan de bevrediging van de weetgierigheid van wat Nederlandsche studenten en belangstellenden; het werd als eerste deel opgenomen in een serie Christentum und Fremdreligionen, die bezig is te verschijnen onder leiding van den bekenden Marburger theoloog Friedrich Heiler; het wil dus in de algemeen inleidende, oriënteerende, samenvattende internationale literatuur der godsdiensthistorie een rol spelen, gelijk eens de boeken der Nederlandsche geleerden van voor 40 jaar.
Ik ben geen deskundige, maar het wil mij toeschijnen, dat dit boekje uiterst wel geslaagd is. Wie zich interesseert voor de geschiedenis en de verschijnselen van het godsdienstig leven op aarde, wil toch gewoonlijk niet vooral hebben een beschrijving van de goden- en daemonenwereld en de cultusgebruiken van oude Egyptenaren of hedendaagsche Toradja's; het zal hem er meestal om te doen zijn iets te verstaan, iets ‘aan te voelen’ van wat andere menschen en andere tijden religieus hebben beleefd en hebben beleden in het geloof aan een fetish, in het brengen van een offer, in de vereering van heilige bergen of wateren of menschen, in de vrees voor wat taboe was, in de verwachting van een Heiland. Aan