| |
| |
| |
De organisatie onzer sociale verzekering.
Tengevolge van een fellen strijd, die reeds ongeveer een kwart eeuw duurt en waarvan het einde nog niet is te voorzien, is onze sociale verzekeringswetgeving, waaronder hier wordt verstaan de ziekte-, ongevallen-, invaliditeits- en ouderdoms-verzekering, in een chaotischen toestand geraakt wat den bouw van haar organisme betreft.
Allerlei invloeden, vreemd aan het doel en de techniek der sociale verzekering, hebben een natuurlijke, organieke samenstelling en ontwikkeling dier verzekering zeer geschaad en zoolang die invloeden blijven gelden zoolang is een gezonde groei van die verzekering niet te verwachten. De lange lijdensweg, dien onze sociale verzekering schijnt te moeten afleggen, dreigt haar natuurlijken groei te drukken en haar organieke ontwikkeling te voeren in een richting, die schadelijk is aan haar doel en wezen, zoodat het niet overbodig schijnt enkele technische en zakelijke kanten van dit zoo groot volksbelang naar voren te brengen en haar te trachten te zien gezuiverd van bijkomstigheden, die het oog vertroebelen.
Als men een blik werpt op wat onze sociale verzekeringswetgever reeds tot stand heeft gebracht en op wat de Regeering verder tot stand wil brengen, dan geeft de organisatie der verzekering een geheel te zien, dat het tegendeel is van een regeling, waarbij slechts technische, zakelijke en financieele overwegingen den doorslag hebben gegeven. Men is van het eene compromis in het andere gevallen ten nadeele van
| |
| |
een technisch juiste gestie van het bedrijf en derhalve tot schade van belanghebbenden.
Onze industriëele ongevallenverzekering wordt uitgevoerd door de Rijksverzekeringsbank, een zuiver ambtelijk orgaan en door de Raden van Arbeid, een orgaan onder bestuur van door de Regeering aangewezen werkgevers en arbeiders en van een door de Kroon benoemden ambtenaar.
De Rijksverzekeringsbank is verantwoordelijk en rekenplichtig aan de Regeering; de Raden van Arbeid staan onder toezicht van den Verzekeringsraad, een college van ambtenaren en van vertegenwoordigers van werkgevers en arbeiders. Rijksverzekeringsbank en Raden van Arbeid staan als zelfstandige organen naast elkaar, hoewel beider taak een nauw-aaneengesloten geheel vormt en allerminst zich leent voor een zoo scherpe ontleding in onsamenhangende deelen. De Raad van Arbeid bezit, zoowel voor de uitvoering der ongevallenverzekering als voor die der invaliditeits- en ouderdomsverzekering, geen andere geldmiddelen dan die, welke hij put uit de verschillende verzekeringsfondsen, welke de Rijksverzekeringsbank beheert. De Raad van Arbeid maakt een begrooting, die de Verzekeringsraad goed- of afkeurt; de Rijksverzekeringsbank is daarbij lijdelijk toeschouwer en verplicht uit de onder haar beheer staande fondsen de gelden te geven, die op de door den Verzekeringsraad goedgekeurde begrooting van den Raad van Arbeid voorkomen. Doordat de Ziektewet-Talma nog niet is ingevoerd, hebben de Raden van Arbeid geen eigen middelen, die zij rechtstreeks heffen van de onder die wet vallende contribuanten.
Aan de uitvoering der industriëele ongevallenverzekering nemen tevens deel particuliere verzekeringsinstellingen, voor zoover zij draagsters zijn van het risico der verzekering van de werklieden in dienst van de werkgevers, die dat risico aan die instellingen hebben overgedragen. De medewerking dier instellingen is uitsluitend beperkt tot het opbrengen der middelen, welke noodig zijn om het voor hare rekening komende deel der verzekeringsuitgaven te dekken; aan de toekenning der schadeloosstellingen aan de verzekerden werken deze instellingen niet mede. Hetzelfde geldt van de werkgevers, aan wie is toegestaan het risico der verzekering van de in hun dienst zijnde werklieden zelf te dragen.
| |
| |
De landbouwongevallenverzekering geeft op het punt der organisatie een geheel ander beeld te zien. Het zwaartepunt van de uitvoering dier verzekering is gelegd bij de Bedrijfsvereenigingen, waarvan er thans een achttal in werking zijn. De Bedrijfsvereeniging ontstaat uit het initiatief van werkgevers in de bedrijven van landbouw, tuinbouw, veeteelt en boschbouw, die onder de noodige wettelijke waarborgen in die vereeniging de landbouwongevallenverzekering geheel mogen uitvoeren, mits in het bestuur der vereeniging evenveel vertegenwoordigers van werkgevers als door de Regeering aangewezen vertegenwoordigers van arbeiders in een of meer der verzekeringsplichtige landbouwbedrijven zitting hebben. De Bedrijfsvereeniging zorgt er dus niet alleen voor, dat van de bij haar aangesloten werkgevers de noodige gelden worden geïnd om de schadeloosstellingen aan de door een bedrijfsongeval getroffen arbeiders van die werkgevers te betalen, doch ook, dat die schadeloosstellingen worden vastgesteld en uitgekeerd. De Bedrijfsvereeniging is verplicht, behoudens wettelijk geregelde uitzonderingen, ieder werkgever aan te nemen, die zich bij haar aanmeldt.
De werkgevers in de landbouwbedrijven, die om de een of andere reden niet bij een Bedrijfsvereeniging zijn aangesloten, zijn van rechtswege voor de verzekering van hun personeel aangesloten bij de Rijksverzekeringsbank, die met de Raden van Arbeid de verzekering van dat personeel administreert en financiëel beheert. De hier genoemde overheidsorganen vervullen ten deze een passieve, aanvullende taak, in tegenstelling met de Bedrijfsvereenigingen, die actief de voor haar passende risico's tot zich kunnen trekken.
De invaliditeits- en ouderdomsverzekering, zoomede de vrijwillige ouderdomsverzekering (deze laatste verzekering heeft vanaf het oogenblik, dat de kosten der verzekering geheel worden gedragen door de verzekerden, ten aanzien dier verzekerden geheel haar karakter van sociale verzekering verloren), worden uitsluitend uitgevoerd door de Raden van Arbeid en de Rijksverzekeringsbank. De Invaliditeitswet laat toe, dat de werkgever, een ondernemingsfonds of een vereeniging van werkgevers onder bepaalde voorwaarden voor de invaliditeits- en ouderdomsverzekering van de arbeiders dier werkgevers of ondernemingen zorg draagt, maar de voor- | |
| |
waarden zijn te bezwarend, dan dat van die bevoegdheid praktisch kan worden gebruik gemaakt.
Verder trekken ruim 200.000 ouden van dagen een kosteloos ouderdomspensioen, waarvan de administratie eveneens door de Raden van Arbeid en de Rijksverzekeringsbank wordt gevoerd.
De uitvoering der Zeeongevallenwet, die de verzekering tegen geldelijke gevolgen van bedrijfsongevallen regelt van de zeevarenden, berust hoofdzakelijk bij een particuliere verzekeringsinstelling.
De ziekteverzekering, geregeld in de Ziektewet van 5 Juni 1913, is nog niet in werking getreden. Bij de uitvoering dier wet is de belangrijkste rol toegekend aan de Raden van Arbeid, doch is ruimte gelaten voor de werkzaamheid van particuliere ziekenkassen.
Naar de plannen van de tegenwoordige Regeering, belichaamd in het voorontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet-1925, dat onlangs door den Hoogen Raad van Arbeid is behandeld, zal de Bedrijfsvereeniging het middelpunt van de uitvoering der ziekte- en geheele ongevallenverzekering worden in den omvang, zooals reeds bij de landbouwongevallenverzekering geschiedt. De werkgevers en verzekerden, die de Bedrijfsvereeniging niet tot zich trekt, zullen bij de Rijksverzekeringsbank komen, die met de Raden van Arbeid hunne belangen zal behartigen. De samenstelling van de hierbedoelde Bedrijfsvereeniging is in het Regeeringsontwerp in de eerste plaats gedacht als eene vereeniging, voortgekomen uit onderling overleg van den werkgever of van één of meer werkgeversvereenigingen met één of meer vereenigingen van arbeiders; daarnaast kent het ontwerp Bedrijfsverenigingen, waarvan uitsluitend werkgevers de leden zijn, doch in welker bestuur vertegenwoordigers van arbeiders zitting moeten hebben.
Volgens de Regeeringsplannen zal de uitvoering der invaliditeits- en ouderdomsverzekering bij de Raden van Arbeid en de Rijksverzekeringsbank blijven, doch zal toegelaten worden de verzekering bij een ‘erkend fonds, dat de noodige waarborgen biedt, zooals het Mijnwerkersfonds’. Dat op het terrein der invaliditeitsverzekering voor een Bedrijfsvereeniging, die reeds de geheele ongevallen- en
| |
| |
ziekteverzekering uitvoert en krachtige groepen van werkgevers achter zich heeft, een belangrijke taak zal zijn weggelegd, behoeft niet uitgesloten te worden geacht.
Bij de bestaande wettelijke regelingen der ongevallen- en invaliditeitsverzekering staan twee vormen van organisatie naast elkaar: het particulier verzekeringsorgaan en het overheidsorgaan.
Bij de industriëele Ongevallenwet en bij de Invaliditeitswet speelt het overheidsorgaan de belangrijkste rol; bij de landbouwongevallenverzekering treedt het uit het particulier initiatief voortgekomen orgaan, de Bedrijfsvereeniging, het meest op den voorgrond. Het in voorbereiding zijnd ontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet-1925 verscherpt hei stelsel van twee soorten van organen nog meer door de Bedrijfsvereeniging niet alleen voor de geheele ongevallenverzekering, maar ook voor de ziekteverzekering de eerste plaats aan te wijzen.
De ervaring heeft geleerd, dat een dergelijk tweeslachtig stelsel verzekerings-technisch niet te verdedigen is en dat een gezonde ontwikkeling der sociale verzekering langs dien weg niet te bereiken is. Dat men toch op dien verkeerden weg wil doorgaan en zelfs niet getracht heeft bij het ontwerpen eener fundamenteele regeling onzer ziekte- en ongevallenverzekering de aan het licht gekomen fouten van technischen aard zooveel mogelijk weg te nemen, zal vermoedelijk alleen kunnen worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat men steeds meer oog heeft gehad voor andere dan voor technische overwegingen, ofschoon het verwaarloozen der techniek reeds minder aangename gevolgen heeft gehad en nog kan hebben voor dàt gedeelte van de werkgevers, die het economisch toch al niet al te best hebben. De Rijksverzekeringsbank is bij onze sociale ongevallenverzekeringen een passief orgaan, dat niet concurreerend optreedt tegenover de particuliere verzekeringsorganen en dat alles opvangt wat het particulier sociaal verzekeringsbedrijf niet kan gebruiken. Laatstbedoeld bedrijf kan tot zich trekken wat uit een verzekeringsoogpunt de betere risico's zijn en kan nalaten tot zich te halen wat om de een of andere reden een minder gewenscht risico is.
Bij de Rijksverzekeringsbank zijn dan ook, wat de industrieele Ongevallenwet betreft, sterk overwegend het middenbedrijf en de kleinere werkgevers verzekerd en, wat
| |
| |
de landbouwverzekering aangaat, is de verzekerings-portefeuille van de Bank zóó onaanzienlijk, dat uit een verzekeringstechnisch oogpunt, verzekering tegen vaste premie onmogelijk moet worden geacht en een tekort uit dien hoofde onvermijdelijk is, indien niet de premiën onredelijk hoog worden opgevoerd. Reeds in 1907 openbaarde zich bij de industrieele Ongevallenwet hoe ongewenscht het was een organisatievorm in de wet te hebben opgenomen, die het passieve overheidsorgaan als verzekeraar tot speelbal maakt van de actieve particuliere verzekeringslichamen, die in het weigeren en uitstooten van minder wenschelijke risico's vrij waren. Het in dat jaar geconstateerde tekort van 4 millioen der Bank vond grootendeels zijn oorzaak in een te geringe bijdrage in de administratiekosten door de particuliere risicodragers en in een te lage tarifiëering van het havenbedrijf te Rotterdam. Dat tekort is ten slotte door de Bank zelve ingehaald, d.w.z. betaald door de werkgevers van het midden- en kleinbedrijf, die aan het ontstaan van dat tekort niet hadden medegewerkt. Zij, te wier laste het tekort eigenlijk had moeten komen, vielen buiten het bereik der Bank, omdat zij bij een risicodragende particuliere verzekeringsinstelling waren aangesloten of daarheen bijtijds waren gevlucht. Wegens hare ondeugdelijke organisatie is hier onze eerste ongevallenverzekeringswet belangrijk tekort geschoten in een gedeelte van hare sociale taak; immers de lastenverdeeling bleek onsociaal te zijn.
Dat het verzekerings-technisch apparaat dier verzekering ondeugdelijk is, blijkt eveneens uit de wijze, waarop het overschot, dat de Bank uit haar tarief in de laatste jaren heeft gemaakt, wordt weggewerkt over de werkgevers, die bij haar zijn aangesloten. In den vorm van een reductie op de premie worden, zij het voorloopig nog in zeldzame gevallen, werkgevers bevoordeeld, die het overschot niet mee tot stand hebben helpen brengen.
Voor hen, die ter zake kundig zijn, lijdt het geen twijfel, dat het tweeslachtig organisatiestelsel der industriëele Onge vallenwet niet verdraagt een wijze van lastendekking, zooals die wet voorschrijft. De wetgever heeft nooit naar een betere methode gezocht, ja zelfs de foutieve methode overgenomen in de landbouwongevallenverzekering en de tegenwoordige Regeering heeft dat voorbeeld gevolgd in het in voorbereiding
| |
| |
zijnd ontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet, hoewel het organieke systeem dier regelingen in nog sterkere mate dan bij de industriëele Ongevallenwet het zoogenaamde premiestelsel, dat voor de ongevallenverzekering der Bank is en, wordt het ontwerp wet, zal worden voorgeschreven, veroordeelt. De ervaring heeft het reeds doen zien bij de landbouwongevallenverzekering, dat het maken van eenig goed tarief onmogelijk is wegens het ontbreken van een wettelijk voorschrift omtrent een minimum-verzekerings-portefeuille, zoodat bij gebreke van een verzekerings-technisch voldoend verzekerd loonbedrag elke wetenschappelijke berekening van een tarief noodzakelijkerwijs moet falen.
Bij de industrieele Ongevallenwet en ook bij de landbouw-Bedrijfsvereenigingen heeft de wetgever er voor gezorgd, dat verzekerings-technisch aan de lastenverdeeling een minimumverzekerd loon ten grondslag moet worden gelegd. Voor de overheidsorganen bij de landbouwverzekering, zooals die thans is, en bij de geheele ongevallenverzekering, geregeld in het voorontwerp-1925, wordt wel een zoogenaamd premietarief voorgeschreven, maar nagelaten de basis te geven, waarop een deugdelijk tarief zou moeten steunen. Men ziet dan ook, dat het Landbouwongevallenfonds der Rijksverzekeringsbank wegens een volstrekt ontoereikende verzekerings-portefeuille kwijnt en mettertijd een tekort zal opleveren, dat, als de wetgever niet tijdig ingrijpt, opgebracht zal moeten worden door de in economisch opzicht minst bedeelde werkgevers, wier verzekeringslasten voortdurend zullen stijgen, omdat het ‘tarief’ telkens verhoogd zal moeten worden wegens het voortdurend dalen van het peil der bij de Rijksverzekeringsbank verzekerde risico's.
In sociaal opzicht is ook hier op grond van een ondeugdelijken organisatievorm te kort gedaan aan een bepaalde groep van belanghebbenden. Men mag daartegenover niet stellen, dat deze werkgevers, om zich tegen schade te hoeden, naar een Bedrijfsvereeniging hadden moeten gaan, die verplicht is, behoudens uitzonderingen, iederen werkgever in een der landbouwbedrijven aan te nemen. Ongetwijfeld bestaat die verplichting, maar is het niet juist een natuurlijk maatschappelijk verschijnsel, een dier verschijnselen, die aanleiding geven tot het maken van sociale wetten, dat er tal van menschen gevon- | |
| |
den worden, die, veelal uit onwetendheid, rustig afwachten, hoe er over hen zal worden beschikt? Doch, bovendien, als de Staat een verplichting tot verzekering voorschrijft en een werkgever om redenen, die uitsluitend te zijner beoordeeling staan, geen lid wenscht te worden van een Bedrijfsvereeniging, behoort dan niet de Staat te zorgen, dat er een instelling is, waarbij men zich tegen een redelijk tarief kan verzekeren? Die instelling is thans niet de Rijksverzekeringsbank, daar zij geen behoorlijk tarief kan geven. En is het verder voor den socialen wetgever wel de meest geschikte methode om door middel van een soort boetestelsel in den vorm van een abnormaal tarief den kleinen man naar een Bedrijfsvereeniging te drijven? Immers, een verzekeringstarief mag in een stelsel van verplichte verzekering niet gebaseerd zijn op de ongunstigste risico's, zoolang die ongunstige risico's ontstaan uitsluitend door de zuigkracht van het particulier verzekeringsbedrijf.
Uit een en ander, hierboven medegedeeld, blijkt voldoende, dat de organisatie der sociale verzekering voor de verzekerings-techniek, d.w.z. voor een billijke lastenverdeeling over de werkgevers, een levensbelang is en dat tot nu toe aan dat onderwerp ten koste van een deel der belanghebbenden te weinig aandacht is geschonken.
Een veelheid van onafhankelijk naast elkaar werkende en uit de vrije groepeering der werkgevers voortgekomen verzekeringsorganen is ook voor den verzekerde niet zonder bezwaren. Een sociaal goed werkende verzekering - dit geldt in het bijzonder voor de ziekte- en invaliditeisverzekering - behoort te vermijden, dat haar organisatie kan leiden tot groepeeringen van werkgevers, die er op uit zijn de verzekering ‘goedkoop’ te maken door uit hun loondienst te weren personeel, dat meer dan gewoon gevaar voor ziekte of invaliditeit oplevert. Van een dergelijke selectie zouden de verzekerden en het in den regel niet of gebrekkig georganiseerd kleinbedrijf de nadeelen ondervinden. Laat men de werkgevers vrij zich in verzekeringsorganen naar eigen keuze te groepeeren, dan zal die selectie in de hand worden gewerkt. Men kan die schifting van risico's tegengaan als men een organisatievorm van de verzekering kiest, die alle verzekerden en alle contribuanten in een niet door de contribuanten zelf gekozen verzekeringsverband brengt.
| |
| |
Zou men, vóór het voor-ontwerp Ziekte- en Ongevallenwet-1925 het Staatsblad bereikt, de bezwaren voor de verzekerden en het kleinbedrijf, die uit de zuigkracht van de tot Bedrijfsvereenigingen georganiseerde verzekeringsinstellingen voortvloeien, willen ondervangen door de Bedrijfsvereenigingen door middel van een omslagstelsel mede te doen betalen in de kosten, die voor de Staatsorganen uit de verzekering van de ongunstigste risico's en uit haar administratie voortvloeien, dan verliest een vrije groepeering van werkgevers in belangrijke mate haar beteekenis en aantrekkelijkheid en verhoogt men de ingewikkeldheid der toch reeds verre van eenvoudige administratie der ontworpen verzekering. Een regeling toch, die op billijke wijze de Bedrijfsvereenigingen als het ware mede het risico der verzekering van de niet in vrijheid zelf uitgekozen ondernemingen en van haar arbeiders, zoomede de kosten van de administratie dier verzekering doet dragen, verbindt de Bedrijfsvereenigingen op zoodanige wijze met de niet tot haar arbeidsveld behoorende risico's, dat haar taak als verzekeraar weinig zin meer heeft. Vrijheid van beweging op verzekeringsgebied beteekent in de allereerste plaats vrijheid in de samenstelling van eigen verzekeringsportefeuille, welke vrijheid ontbreekt als men tegen zijn verlangen met een aandeel in de kosten van bedenkelijke verzekeringsportefeuilles van andere instellingen wordt belast.
Is verzekerings-technisch een veelheid van verzekeringslichamen, die niet organisch samenwerken, niet te verdedigen, uit een administratief oogpunt is evenmin een veelheid van onsamenhangende organen voor een sociale verzekering aan te bevelen. Ziekte-, ongevallen- en invaliditeitsverzekering vormen, hoezeer ook elke tak van verzekering zijn eigen eischen heeft, één aaneensluitend geheel en een gezonde administratieve samenhang tusschen de verschillende verzekeringen is niet alleen uit een oogpunt van de kosten van adiministratie der verzekering als één geheel genomen voordeelig, maar ook een belang van den verzekerde, die snel en gemakkelijk geholpen wordt en van den contribuant, die gaarne te maken wil hebben met zoo weinig mogelijke administratieve organen.
De ziekteverzekering, hetzij deze alleen beoogt ziekengeld- | |
| |
uitkeering, hetzij deze naast een geldelijke schadeloosstelling tevens geneeskundige behandeling geeft, houdt nauw verband met de ongevallen- en de invaliditeitsverzekering, welke laatste beide verzekeringen een verlengstuk zijn van de eerstbedoelde verzekering, ook al is haar natuur uit een verzekerings-technisch oogpunt gansch anders. Ongevallen- en invaliditeitsverzekering zijn lijfrenten verzekeringen en, dat eerstgenoemde niet in laatstgenoemde verzekering wordt opgelost, is uitsluitend een practische financiëele aangelegenheid, omdat met het oog op de aanzienlijke kosten het, althans in afzienbaren tijd, uitgesloten moet worden geacht, dat krachtens de invaliditeitsverzekering even hooge pensioenen worden gegeven als krachtens de ongevallenverzekering thans worden uitgekeerd.
Beide verzekeringen hebben belang bij een goede regeling der ziekteverzekering. Immers, in ieder verzekerde, die aanspraak kan maken op ziekengeld, kan een toekomstige klant voor ongevallen- of invaliditeitspensioen schuilen. Er loopt een stevige draad door alle drie verzekeringen en, hoe minder knoopen en kunstmatig aan elkaar gehechte gedeelten zich in dien draad bevinden, hoe eenvoudiger, vlotter, goedkooper en doeltreffender het geheele apparaat loopt. Met de uitkeering van geldelijke schadeloosstellingen hangt nauw samen het geven van goede geneeskundige behandeling. Men kan die geneeskundige behandeling aan de ziekteverzekering vastkoppelen, dan wel ze beschouwen als een onderdeel van de volksgezondheid. Hoe het ook zij, de verzekerde en de organen, belast met het uitkeeren van geldelijke schadeloosstellingen, hebben er groot belang bij, dat de geneeskundige behandeling op het juiste oogenblik en naar het beste vermogen wordt gegeven en, hoe eenvoudiger en logisch samenhangender het geheele organisme van de sociale verzekering is ingericht, hoe grooter de kans is, dat ook het medisch element geheel tot zijn recht komt.
Daar het een groot belang is, niet alleen voor den verzekerde en den schaderegelaar, doch ook voor de maatschappij, dat wordt gezorgd, dat ziekengeld of pensioen slechts dan wordt uitgekeerd, wanneer de medicus invaliditeit niet meer kan afwenden of temperen, moet er tusschen de sociale verzekeringsorganen en den medischen dienst, al dan niet vastgekoppeld aan de verzekering, een zoodanige samenwerking zijn,
| |
| |
dat het preventief element, dat werkt in de richting van een spoedig en functioneel herstel van den patiënt, geheel tot uiting kan komen, hetgeen in mindere mate het geval zal zijn, indien de verzekering wordt uitgevoerd door een veelheid van min of meer onafhankelijk naast elkaar werkende organen. Thans ziet men reeds bij de landbouwongevallenverzekering, dat ten aanzien van de door een ongeval getroffen verzekerden voor rekening der Bedrijfsvereenigingen, een medische contrôle ontbreekt, die op den voet van onafhankelijkheid tegenover den behandelenden geneesheer en den getroffene geschoeid is naar het model van het instituut van controleerend geneeskundigen der Rijksverzekeringsbank, welk instituut bij de uitvoering der industriëele Ongevallenwet preventief zeer nuttig werk verricht. Welken invloed dat verschil in regeling zal hebben op de invaliditeits-frequentie en op de uitgaven voor pensioenen bij de Bedrijfsvereenigingen, valt op dit oogenblik nog niet uit te maken.
Volgens het voorontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet-1925 zal, zooals reeds eerder is medegedeeld, de Bedrijfsvereeniging het hoofdorgaan der ziekte- en ongevallenverzekering worden, terwijl Raden van Arbeid en Rijksverzekeringsbank als aanvullende verzekeringsorganen zullen optreden. Het initiatief tot het oprichten van een Bedrijfsvereeniging is aan geen beperking onderworpen. Mits voldaan wordt aan de wettelijke voorschriften, kunnen er evenveel Bedrijfsvereenigingen komen als er groepen van belanghebbenden zijn, die zich tot verzekeringsorganen wenschen teconstitueeren. Hoeveel Bedrijfsvereenigingen er zullen komen valt niet te zeggen. De landbouwongevallenverzekering kent er thans een achttal. Komt ook de industriëele ongevallenverzekering binnen het uitvoeringsgebied van een Bedrijfsvereeniging, dan is het niet uitgesloten, dat het aantal Bedrijfsvereenigingen nog grooter zal worden, vooral indien de Bedrijfsvereeniging tevens de aantrekkelijke taak van schaderegelaar bij ziekte op zich mag nemen. Daarnaast werken tal van overheidsorganen, zoodat op hetzelfde terrein een veelheid van instellingen werkzaam zal zijn, die, hoe goed ook elk orgaan voor zijne taak berekend mag zijn, voor ons territoriaal klein land verwarrend, overbodig, remmend, kostbaar en omslachtig zal blijken te zijn ten nadeele van het werkelijk doel der sociale verzekering.
| |
| |
Afgescheiden van de bezwaren, verbonden aan de versplintering van het organisme der sociale verzekering, welke voor een deel ook betreffen de overheidsorganen, kan als bedenking tegen het stelsel van Bedrijfsverenigingen bovendien worden aangevoerd, dat die vereenigingen naar haar oorsprong niet het natuurlijk orgaan zijn, dat als drager der sociale ziekte- en ongevallenverzekering en misschien eenmaal ook der invaliditeitsverzekering behoort op te treden.
De Bedrijfsvereeniging, haar naam duidt het reeds aan, vindt haar oorsprong in het bedrijfsleven, ontstaat uit een overeenkomst tusschen werkgevers en werknemers, die midden in het leven van handel, nijverheid, landbouw, enz. staan, dan wel ontstaat uit een vereeniging van louter ondernemers, die tot het bestuur der Bedrijfsvereeniging toegang aan hun arbeiders moeten geven.
Historisch is het te verklaren, dat het bedrijfsleven op het gebied der sociale verzekering zoo'n belangrijken rol speelt. Immers, de toestanden en verhoudingen in dat leven hebben den eersten stoot gegeven tot het nemen van wettelijke maatregelen ter bescherming van de economisch zwakkeren. Onze eerste Ongevallenwet is dan ook een verzekering tegen geldelijke gevolgen van ongevallen, den verzekerde in verband met de uitoefening van het bedrijf overkomen. Maar dat beginsel is reeds losgelaten bij de Invaliditeitswet, die voor het verzekerd-zijn alleen vraagt naar loondienst en ook loondienst buiten een onderneming aanvaardt voor den verzekeringsplicht. Bovendien omvat die verzekering een schaderegeling, die niet alleen verband houdt met invaliditeit, voortkomende uit de bedrijfsuitoefening, doch ook met invaliditeit, die geheel is ontstaan onder invloeden, liggende buiten het bedrijfsleven. Ook de ziekteverzekering strekt hare schaderegeling uit tot ziekten, die geheel buiten de sfeer van het bedrijfsleven liggen.
Een afwijking van het beginsel, dat de verzekering uitsluitend gericht is op het temperen van nadeelige bedrijf sinvloeden, vindt men eveneens in de in 1921 herziene industriëele Ongevallenwet, welke ook schadeloos stelt ongevallen, voorgekomen bij werkzaamheden, die niet als ‘bedrijf’ worden uitgeoefend; bovendien is het begrip ‘bedrijfsongeval’ verruimd en is de verzekering omgezet in een verzekering ‘tegen geldelijke gevolgen van ongevallen, hun
| |
| |
in verband met hunne dienstbetrekking overkomen’, wat wil zeggen, dat ook schadeloosstelling behoort te worden toegekend in gevallen, dat de uitoefening van het bedrijf voor de geleden schade niet of ternauwernood aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Ook de landbouwongevallenverzekering kent verzekeringsplichtige werkzaamheden buiten het eigenlijke bedrijf en het verruimde criterium voor de schaderegeling.
Een nog belangrijker stap doet het voorontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet-1925. Dat ontwerp voert voor de ziekte- en ongevallenverzekering de verplichte verzekering in voor een ieder, die in loondienst is, behoudens enkele uitzonderingen. Het begrip ‘bedrijf’ is geheel losgelaten. Nagenoeg de geheele bevolking van ons land, behalve de zelfstandig werkende, die geen personeel in dienst heeft, krijgt belang bij de uitvoering der ziekte- en ongevallenverzekering en heeft reeds dat belang bij de uitvoering der invaliditeitsverzekering. Zij, die tegen loon arbeiden en zij, die loon laten verdienen, onverschillig of dit geschiedt in of buiten een onderneming, hebben belang bij een goede uitvoering der sociale verzekering, zoodat hare uitvoering naar de plannen der Regeering zal worden een vrijwel algemeen volksbelang en niet een belang van enkele bijzondere groepen der maatschappij. Er is dus op zichzelf geen reden de leiding der sociale verzekering a priori in handen te leggen van hen, die in eigenlijke werkgevers- en eigenlijke vakvereenigingen van arbeiders zijn georganiseerd, al valt het historisch te verklaren, dat de consequentie van de verschuiving van de sociale verzekering uit het millieu van hen, die midden in het bedrijfsleven staan, naar het gewone maatschappelijk leven wel eens over het hoofd wordt gezien. De sociale verzekering, voortgekomen uit de nooden en gesteldheden van hen, die hun bestaan in het zuivere bedrijfsleven vinden, wordt meer en meer een algemeen maatschappelijk instituut, waarbij vrijwel alle groepen der maatschappij zijn betrokken en waaromtrent niet zonder meer mag worden aangenomen, dat de leiding dier verzekering van nature en a priori zou behooren bij den eigenlijken ondernemer en den eigenlijken arbeider of bij hunne leiders.
Zou men daartegen willen opmerken, dat ook zij, die niet tot het bedrijfsleven behooren, zich tot het vormen van
| |
| |
Bedrijfsvereenigingen zouden kunnen aaneensluiten of zich zonder bezwaar bij een Bedrijfsvereeniging van eigenlijke werkgevers en eigenlijke arbeiders zouden kunnen aansluiten, dan zou daarop het volgende kunnen worden geantwoord. Indien een bepaald algemeen belang moet worden behartigd, ligt het niet op den weg van den wetgever, zijne regelingen zóódanig te formuleeren, dat reeds van te voren vaststaat, dat praktisch de leiding van dat belang in handen komt van hen, wier belangen niet steeds dezelfde zijn en kunnen zijn als die der gemeenschap. Een Bedrijfsvereeniging, geboren uit een overeenkomst van hen, die vereenigd en gescheiden worden en telkens weer naar elkaar worden toegedreven door belangen, overwegend in het bedrijfsleven gelegen, is niet van nature het orgaan, waar zij, die buiten dat leven staan, hunne toevlucht behooren te zoeken. En zij, die buiten het bedrijfs- leven staan, zijn niet zóódanig georganiseerd, dat het oprichten eener op hunne belangen gerichte Bedrijfsvereeniging veel kans van slagen zou hebben. Het eenzijdig karakter der Bedrijfsvereeniging spreekt in dit verband nog sterker als zij is een vereeniging van louter leiders van ondernemingen met enkele arbeidersvertegenwoordigers in haar bestuur.
Zou naar de bedoeling van den wetgever de toestand werkelijk zóó worden, dat de uit het bedrijfsleven voortgekomen Bedrijfsvereenigingen de leiding der sociale verzekering zouden krijgen, dan schijnt mij dat in verband met het algemeene karakter dier verzekering een ernstige organisatorische fout, die zich op den duur zal wreken Bij de provinciale- en gemeentehuishouding kunnen, behoudens natuurlijke uitzonderingen, allen, die binnen de provincie of binnen de gemeente wonen, gelijkelijk deelnemen aan de behartiging van gemeenschappelijke provinciale of gemeentelijke belangen. De wetgever laat belanghebbenden vrij in de wijze, waarop zij zich binnen dat territoriaal verband willen groepeeren. Dat is niet het geval bij de voorgestelde regeling der Bedrijfsvereeniging, welke in het wezen der zaak beoogt a priori de leiding der sociale verzekering aan de mannen uit het bedrijfsleven toe te vertrouwen. De groepeering van belanghebbenden wordt door het ontwerp van te voren reeds vastgelegd en georiënteerd naar de eischen van het bedrijfsleven, in plaats van overgelaten aan allen, die belang bij deze zaak hebben.
| |
| |
Het is lang niet onverschillig, vooral bij de uitvoering der ziekteverzekering, welker zwaartepunt zal liggen bij plaatselijke organen, in welke richting de geest is georiënteerd van hen, die leiding aan die organen moeten geven. De atmosfeer van het bedrijfsleven zal niet steeds dezelfde zijn als die van het maatschappelijk leven en, als zij op den duur zou blijken schadelijk te zijn voor een rustige en normale uitvoering en ontwikkeling der verzekering, dan zou het vitium originis bij den wetgever liggen, omdat zijne wettelijke regeling van het deelnemen aan de leiding der verzekering bij voorbaat zou uitsluiten hen, die aan algemeene belangen grooter waarde toekennen dan aan het belang van enkele groepen, die elkaar in het bedrijfsleven ontmoeten en dikwijls tegenovergestelde belangen van bijzonderen aard hebben. Juist het van meetafaan in een organisatie toelaten van ook andere groepen met andere belangen neemt vaak de scherpe kanten af van steil tegenover elkaar staande meeningen en bevordert het nemen van nuttige beslissingen. De eigenlijke ondernemer in een bedrijf heeft geen rechtstreeksch belang bij de ziekteverzekering van het gezin van den arbeider. Noch hij noch de eigenlijke arbeider heeft een onmiddellijk belang bij de sociale verzekering van den kleinen ondernemer zonder personeel. Een maatschappelijk naar alle zijden georiënteerd uitvoeringsorganisme zal eerder dan een min of meer eenzijdig samengesteld orgaan binnen den kring zijner belangstelling ook brengen hen, die niet minder dan de eigenlijke arbeider behoefte hebben aan voorziening tegen de nooden van ziekte, invaliditeit en ouderdom en langs dien weg kunnen bevorderen, dat de sociale verzekering nog meer een maatschappelijke verzekering wordt.
Reeds thans blijkt uit het voorontwerp-Ziekte- en Ongevallenverzekeringswet-1925, dat de ziekteverzekering van hem, die dan eens als arbeider, dan weer zelfstandig werkzaam is, onvoldoende is geregeld en dat het loondienstbegrip als criterium voor het verzekerd-zijn niet steeds het juiste is. Een sociaal verzekeringsorgaan, dat uit alle klassen en groepen der bevolking is opgebouwd, kan iets meer worden dan een zuiver uitvoerend orgaan. Het kan tevens vruchtbaar werken in de richting van een volmaking der verzekering en den wetgever helpen in zijn arbeid, door uit het maatschappelijk leven
| |
| |
voortgekomen desiderata, gesteund door zijn moreel gezag, aan hem ter codificatie over te geven.
Want ook hierop mag wel eens de aandacht worden gevestigd, dat de sociale verzekering in een periode van ontwikkeling verkeert en dus voortdurend behoefte heeft aan voeling met alle zijden van het maatschappelijk leven, zoodat een gezonde, rustige groei het best wordt bevorderd, als men de verzekering uit de sfeer van de hoogere politiek haalt en haar toevertrouwt aan de leiding van een voldoend toegerust, zelfstandig organisme, dat uitsluitend werkzaam is voor de sociale verzekering en rechtstreeks geleid wordt door belanghebbenden zelf en dat in zich kan opnemen en verwerken alles, wat van nature binnen zijne omgeving thuis behoort.
Uit den aard der zaak is het uitgesloten, dat een orgaan, alleen bestemd voor het behartigen van verzekeringsbelangen en opgebouwd uit het geheele maatschappelijk leven, ten slotte zou kunnen uitgroeien tot een orgaan, dat tevens dienstbaar ware te maken aan de zoogenaamde ‘bedrijfsorganisatie’. Stelt men zich op het standpunt, dat de sociale verzekering is een algemeen belang, dat eigen doeleinden beoogt en eigen eischen stelt en niet is een specifiek bedrijfsbelang, dan kan men moeilijk in twijfel verkeeren omtrent den aard van het orgaan, dat die verzekering moet uitvoeren. Indien men in het verzekeringsorganisme niet alleen wil zien een mechanischen uitvoerder van wettelijke bepalingen, doch ook een bouwmeester, die de gelegenheid krijgt, binnen wettelijke grenzen zijn werk te volmaken, dan zal een veelheid van los naast elkaar werkende organen, die bovendien voor het meerendeel eenzijdig zijn georiënteerd, een belemmering voor de ontwikkeling der verzekering worden.
Als de Bedrijfsvereeniging wegens hare afkomst en veeltalligheid niet het geëigende orgaan is voor de uitvoering en ontwikkeling der sociale verzekering, rijst de vraag, op welke wijze die uitvoering dan het best zou kunnen geschieden.
Er schijnt mij ten slotte maar één weg mogelijk, wil men technisch, financiëel, organisatorisch en administratief juist te werk gaan en de ontwikkeling en uitvoering der sociale verzekering op goede banen brengen. Er worde één enkel publiekrechtelijk organisme in het leven geroepen, zoo los mogelijk van het Regeeringsgezag, beheerd door belang- | |
| |
hebbenden zelf en uitsluitend bestemd voor de uitvoering en ontwikkeling der sociale verzekering. Dat organisme zou binnen aangegeven grenzen verordeningsbevoegdheid moeten hebben, waartoe de Grondwet de bevoegdheid geeft. Het organisme zou al naar de technische en administratieve behoeften van de ziekte-, ongevallen- en invaliditeitsverzekering gesplitst moeten worden in afhankelijke, maar toch in zekere mate zelfstandige organen, eveneens door belanghebbenden geleid. De wetgever geve de hoofdlijnen der verzekering, doch niet meer dan het strikt noodige, zoodat het met verordeningsbevoegdheid toegerust orgaan zich zooveel mogelijk terstond kan aanpassen aan de eischen der praktijk. Het toezicht van den Staat zou niet verder behoeven te gaan dan het toezien, dat de door den wetgever getrokken lijnen ongeschonden bleven.
Waar het verordeningsrecht van het orgaan tekortschiet en de maatschappelijke eischen, gesteund door het gezag van het verzekeringsorgaan, belangrijke wettelijke wijzigingen of aanvullingen van het verzekeringsstelsel eischen, zal de wetgever moeten optreden; hij zal een gemakkelijker taak hebben dan tegenwoordig, daar hij dan meer zekerheid zal hebben dan nu, dat datgene, wat verlangd wordt, ook werkelijk uit het hart der maatschappij is opgeweld.
In dat stelsel zou geen plaats meer zijn voor Bedrijfsvereenigingen, risicodragende vereenigingen, Raden van Arbeid, Verzekeringsraad en Rijksverzekeringsbank. Het bestaan van deze organen kan niet als beletsel worden aangevoerd voor het invoeren van een nieuwe orde van zaken. Immers, al deze organen zijn een gevolg van de invoering der sociale verzekering, bestonden niet daarvóór en het is niet meer dan natuurlijk, dat zij den gang harer ontwikkeling volgen.
De Bedrijfsvereenigingen, hoewel voortgekomen uit het particulier initiatief, zouden zich voor haar voortbestaan niet op haar afkomst kunnen beroepen zoodra erkend wordt, dat een grooter algemeen belang dan dat, wat aan haar leven aanzijn heeft gegeven, aan de orde zou zijn. Hetzelfde zou moeten gezegd worden van de bestaande particuliere ziekenkassen, hoewel de zaak daarbij eenigszins anders ligt dan bij de Bedrijfsvereenigingen. Tal van ziekenkassen toch bestonden
| |
| |
reeds vóórdat er eenige sociale verzekeringswet was en zij hebben dus een sociale taak ter hand genomen, zonder dat de sociale wetgever de leiding had en tot het oprichten van uit het particulier initiatief voortgekomen verzekeringsorganen de gelegenheid bood. Ware een middel te vinden om die kassen in het leven te houden, dan zou het een welverdiende hulde zijn aan het zuiver particulier initiatief, indien zij in het organisme der sociale verzekering zouden kunnen worden opgenomen. Voorshands kan ik echter geen oplossing vinden, die in een op publiekrechtelijken grondslag geregelde verzekering, die met technische, administratieve en financieele overwegingen op redelijke wijze rekening wil houden, een natuurlijke plaats aan die particuliere kassen zou kunnen geven in het geheel.
Mag aangenomen worden, dat een zelfstandig, verordeningsbevoegd organisme voor de uitvoering der sociale verzekering voldoende kracht en belangstelling zal ontvangen van de zijde der belanghebbenden? Die vraag schijnt mij bevestigend te kunnen worden beantwoord, al zou ik niet durven verklaren, dat de belangstelling thans reeds zóó algemeen is, dat contribuanten zoowel als verzekerden in gelijke mate voor de zaak ijveren.
Het staat vast, dat in invloedrijke kringen gewenscht wordt de sociale verzekering zelf ter hand te nemen. Die wensch is in de eerste plaats geuit zoowel van de zijde der werkgevers als van die der werknemers. Verder is in het algemeen meermalen aangedrongen op het zooveel mogelijk beperken van ambtelijke uitvoering van wetten.
Het schijnt mij niet veel betoog te behoeven, dat, als een wet behoorlijk kan worden uitgevoerd onder leiding van belanghebbenden, daaraan de voorkeur valt te geven boven een ambtelijke uitvoering. Zoolang er geen voldoende belangstelling bestaat om de uitvoering eener wet zelf ter hand te nemen, of zoolang gevreesd wordt, dat de uitvoering ondeskundig of eenzijdig zal geschieden, is het onmisbaar den ambtenaar met de uitvoering te belasten. Als belanghebbenden zelf de wet willen uitvoeren en er waarborgen zijn, dat die uitvoering deskundig zal geschieden en aan haar doel zal beantwoorden, behoort de ambtenaar te verdwijnen.
Wat de deskundigheid aangaat, is bij de verschillende
| |
| |
bestaande verzekeringsorganen in den loop der jaren reeds zóóveel ervaring op het gebied der sociale verzekering verkregen, dat een nieuw orgaan, indien het met eenig beleid van die ervaring gebruik maakt, niet wegens gebrek aan deskundigheid behoeft vast te loopen.
Voldoende waarborgen, dat de sociale verzekering overeenkomstig hare doeleinden zal worden uitgevoerd, worden gevonden in een goede organieke regeling, die uitsluitend beperkt is tot de verzekering, staat op een gezonde technische, financiëele en administratieve basis en aan alle belanghebbenden de gelegenheid opent hunne belangen naar voren te doen brengen.
Belangstelling van de zijde van belanghebbenden zal, zie ik de zaak goed, nog groote verbetering behoeven, als men tenminste iets meer verlangt dan belangstelling uitsluitend van politieke vereenigingen, eigenlijke werkgeverskringen en van vakvereenigingen van werklieden. De stemmen van de verzekerden zelf en van de contribuanten zelf hebben nog niet de geoefendheid van het geluid, afkomstig uit politieke en bedrijfskringen. Het kan zijn, dat de belangstelling grooter zou zijn, als er reeds een ziekteverzekering bestond. Deze verzekering eischt plaatselijke kassen en in den regel is de belangstelling voor plaatselijke instellingen grooter dan voor verder afgelegen instellingen, waarmede men nooit of weinig persoonlijk in aanraking komt. Maar toch schijnt mij het gebrek aan belangstelling, althans bij een deel der belanghebbenden, ook een andere oorzaak te hebben. Die oorzaak is het ontbreken van financieel belang bij den gang van zaken en betreft dus de verzekerden.
Immers, zij ontvangen enkel, doch geven niets, indien men de zaak uit louter financiëel oogpunt beziet. In de kosten der verzekering dragen zij thans niet bij. De Invaliditeitswet bepaalde oorspronkelijk anders en vroeg ook een bijdrage van den verzekerde; later is de premie geheel ten laste van den werkgever gebracht. De nog niet ingevoerde Ziektewet-Talma vraagt eveneens een betaling van een deel der premie van den verzekerde, wat de ziekengelduitkeering betreft; het ontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet-1925 brengt de premie voor de ziektegeldverzekering en de ongevallenverzekering geheel ten laste van den werkgever.
| |
| |
In elk stelsel, dat het beginsel van het zelf-doen op den voorgrond stelt, schijnt het mij een onafwijsbare eisch, dat de verzekerde meebetaalt in de premie, althans wat de ziekte- en invaliditeitsverzekering betreft. Men heeft nu eenmaal in den regel alleen volle en aanhoudende belangstelling voor datgene, waarbij men zelf financiëel is geïnteresseerd en aan dien regel zal ook de verzekerde wel niet ontsnappen. Is er geen rechtstreeks of dadelijk voelbaar financiëel belang, dan trekt men veelal zich er weinig van aan, hoe de zaken gevoerd worden en vindt men het op zijn allerbest voldoende, dat de voormannen der belanghebbenden de werkelijke leiding in handen nemen.
Wil het zelf-doen werkelijk iets gaan beteekenen en iets meer worden dan een overdragen van het waarnemen der belangen aan de politieke leiders, dan moet in het algemeen de verzekerde zelf belang gaan stellen in de sociale verzekering en van die belangstelling zooveel mogelijk door zijne medewerking aan de uitvoering doen blijken.
In het feit, dat de verzekerde wederom zou medebetalen in de premie, is geen stap achteruit te zien. De verschillende theorieën, welke verkondigd zijn over de beteekenis van de socialie verzekeringspremie, laat ik hier ter zijde. Hij, die formeel de premie of een deel daarvan betaalt, behoeft volstrekt nog niet degene te zijn, wiens inkomen door het betaalde bedrag ten slotte wordt bezwaard. Economisch is het zeer aannemelijk, al zal het strikte bewijs moeilijk te leveren zijn, dat de lasten der sociale verzekering noch rechtstreeks door de producenten, noch rechtstreeks uit de loonen der verzekerden worden betaald, doch veeleer verschoven worden naar de geheele gemeenschap.
Deelneming in de premiebetaling door den verzekerde zou op den duur kunnen blijken een grooter winst voor hem te zijn dan betaling uitsluitend door den werkgever, daar, als werkelijk de uitvoering der verzekering in handen van belanghebbenden zou worden gelegd, hij, die mede de lasten der verzekering betaalt, allicht een sterkere positie inneemt dan degene, die louter als deelgerechtigde in de baten optreedt, hetgeen van beteekenis kan zijn bij het overwegen van een verdere ontwikkeling der verzekering.
Bij de ongevallenverzekering zou de premiebetaling ten
| |
| |
laste van den werkgever kunnen blijven, omdat, al is het verband langzamerhand losser geworden, de dienstbetrekking nog in hoofdzaak de oorzaak van het ongeval is, zoodat de financiëele gevolgen van het ongeval als kosten dier betrekking zouden kunnen blijven gehandhaafd.
Belangstelling bij het zelf-uitvoeren der verzekering bij de ‘werkgevers’ mag worden verwacht op grond van de financieele verplichtingen, die de sociale verzekering hun oplegt.
Anderen, als: medici, apothekers, ziekenhuizen, sanatoria en zij, die arbeiden op het terrein der volksgezondheid, zullen, voor zoover de sociale verzekering in aanraking komt met de volksgezondheid, hunne belangstelling uit den aard van hun werkkring op die verzekering en de werkzaamheid van het uitvoerend orgaan richten en in dat orgaan een plaats vinden.
Uit voorgaande beschouwingen is derhalve de volgende slotsom te trekken: Gebreken van organieken aard zijn oorzaak geweest, dat onze sociale ongevallenverzekering verzekerings-technisch niet geheel aan haar doel van sociale wet heeft beantwoord, daar zij, ten nadeele van een deel der belanghebbenden, niet een redelijke lastenverdeeling heeft tot stand weten te brengen. Diezelfde gebreken zullen zich openbaren, indien het voorontwerp-Ziekte- en Ongevallenwet-1925 in zijn tegenwoordigen vorm wet wordt. Dat ontwerp is bovendien bevorderlijk aan een ongewenschte schifting van verzekeringsrisico's, ten nadeele van de verzekerden en het kleinbedrijf.
Wegens hare afkomst is de bestaande en de ontworpen Bedrijfsvereeniging niet het aangewezen orgaan om de sociale verzekering uit te voeren.
Een veelheid van onsamenhangende verzekeringsorganen staat in den weg aan een technisch, administratief en financieel goed werkende verzekering en zal belemmerend werken op een natuurlijke ontwikkeling der verzekering. Die belemmering ontstaat eveneens, indien als drager der verzekering zal optreden een orgaan, dat maatschappelijk niet naar alle zijden is georiënteerd.
Een behoorlijke uitvoering der verzekering schijnt alleen gewaarborgd, indien één enkel, op publiekrechtelijken grondslag opgetrokken, zelfstandig organisme met verordenings- | |
| |
bevoegdheid de verzekering uitvoert en tot verdere ontwikkeling brengt en voorbereidt. Tot dat organisme, dat met het oog op de eischen van de verschillende soorten van verzekeringen gesplitst moet worden in afhankelijke, maar tevens binnen zekere grenzen zelfstandige organen, behooren alle bij de verzekering belanghebbende maatschappelijke groepen toegang te hebben.
October 1924.
H.L. van Duyl.
|
|