Bibliographie.
Philippe de Commynes, Mémoires, edités par Joseph Calmetre, tome I 1464-1474, Les Classiques de l'histoire de France au Moyen Age, fasc. 3. Paris, Champion, 1924.
Er moet in Frankrijk toch wel een zeer ernstige en wijd verbreide belangstelling in geschiedenis bestaan, dat de uitgave van een reeks middeleeuwsche geschiedbronnen mogelijk is, die, door en door wetenschappelijk, zich niettemin richt tot een ruimer publiek dan de vakhistorici. Als eerste deeltjes van de reeks Les Classiques de l'histoire de France au moyen âge verschenen in 1923 Einhard's Leven van Karel den Groote, uitgegeven door den leider der serie, Louis Halphen, en Le Dossier de l'Affaire des Templiers, van de hand van Georges Lizerand. Al de latijnsche teksten hebben een fransche vertaling naast zich.
De lectuur van Commynes (zijn jongste uitgever wil de y hersteld zien) eischt meer toewijding dan de mémoirenlitteratuur der 17e en 18e eeuw, waartoe veel van de amateurs der historie hun belangstelling bepalen. Vraagt men zich af, wat dezen schrijver, reeds door Montaigne geprezen, van oudsher zoo in trek heeft doen blijven, dan moet het antwoord luiden: zijn verbazende realiteit. Niet realisme zou ik het willen noemen, dat doet te veel aan een litterairen toeleg denken, en deze bestond niet bij Commynes: hij gaf zijn herinneringen als bouwstoffen, om door een ander in een echt geschiedboek te worden verwerkt, en dit verklaart al de bijzondere eigenschappen, die hem kostbaar maken.
Een volstrekte afwezigheid van schoon gekleurde idealen, een pijnlijk nuchtere zakelijkheid, een scherp oog voor bedekte motieven (onder andere ook voor den economischen achtergrond der verwikkelingen), een droge precisie in het beschrijven van feitelijke gebeurtenissen, - dat alles te zamen levert dat boeiend geheel op, zoover mogelijk verwijderd van het bewuste kunstwerk, en toch van ouds en te recht zijn letterkundige eereplaats handhavend.
Is het een diep inzicht in het wezenlijke der dingen, wat Commynes geeft? Dat is een andere vraag. Het schijnt mij toe, dat men zijn finesse wel eens overdrijft, en zijn politische en psychologische gave overschat. Wanneer ik zijn beschouwingen en karakteriseeringen lees, gaat het mij evenals somtijds bij het zein van vijftiende-eeuwsche portretten.