De Gids. Jaargang 88
(1924)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
Het fascisme en het nieuwe Italié.IV.Heeft de corporatieve beweging van het Fascisme geleid tot den klassen-vrede, zooals die door de leiders was voorspeld? In een bijeenkomst van de fascistische Corporaties te Rome op 19 December 1923 verklaarde Mussolini met de hem eigene eerlijkheid, dat het experiment van de fascistische Corporaties, tenminste in de industrie, over het algemeen als niet geslaagd moest worden beschouwd. Stakingen en uitsluitingen werden voortgezet als vóór de revolutie; echter slechts op kleiner schaal, - en hoewel C. Rossoni, een der leiders van de corporatieve beweging, de resultaten op andere wijze meende te moeten uitleggen, kon men toch niet volhouden, dat de algemeene indruk van de behaalde resultaten tijdens die bijeenkomst en daarna gunstig was. Dit kan nauwelijks verbazing wekken: waren het de vertegenwoordigers van het Kapitaal geweest, die in den aanvang gaarne de Corporaties hadden aanvaard, om van de nachtmerrie van klassenstrijd en dictatuur van het proletariaat bevrijd te worden, diezelfde vertegenwoordigers streefden er naar, de corporaties meer op een afstand te houden, toen de relaties eenigszins nauwer waren geworden. Het Kapitaal, dat anoniem is en slechts eigen wetten volgt, schijnt in wezen onvereenigbaar te zijn met de corporatieve gedachte, die hààr eigen wetten wil opleggen op een anderen grondslag. Tegenover deze voorloopige moeilijkheden is het Fascisme | |
[pagina 256]
| |
thans zoekende naar nieuwe mogelijkheden voor zijn Corporaties. Sommigen willen tot de oude Syndicaten van werkgevers en werknemers terugkeeren, die dan echter niet op het standpunt van den klassenstrijd zullen staan; anderen spreken over publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties met verplicht lidmaatschap; weer anderen verwachten van de Gruppi di Competenza doorslaanden invloed. Als men in het oog houdt, welk een zeer radicalen oorsprong het Fascisme op economisch gebied heeft gekend, kan men de mogelijkheid niet uitsluiten dat er nog radicale oplossingen gevonden worden; mits zij echter op zuiver nationaal terrein liggen. Hoe weinig het Fascisme zich door abstracte voorkeur of tegenzin laat leiden, blijkt wel uit de aandacht, die het wijdt aan de Coöperatie. Met helder oog heeft Mussolini de voordeelen van de verbruiks-coöperatie erkend, die dan ook in korten tijd een groote vlucht heeft genomen. De coöperaties, die zich op den duur tot productie-coöperaties willen ontwikkelen, laten alleen leden van de fascistische partij als hare leden toe, en hebben tevens ten doel de macht van het Fascisme vaster te grondvesten.
De houding van Mussolini tegenover de andere politieke partijen is zeer merkwaardig geweest en kan samengevat worden in de woorden: strijd en onderwerping. Altijd heeft hij de mogelijkheid voor de andere partijen open gelaten, naar zijn kamp over te komen, mits zij zich geheel aan zijn leiding onderwierpen. Hij wilde aldus het Fascisme maken tot de groote nationale beweging, waaraan ook de bekwaamste mannen van andere partijen zouden verbonden zijn. Te dien einde was zijn ministerie van October 1922 samengesteld uit vier Fascisten, twee Popolari, twee Socialisten, een Nationalist en een Liberaal. De politiek van absorptie echter, die hij op deze wijze wilde inleiden, heeft niet tot haar doel geleid; eerder kan men zeggen, dat, al is de fascistische partij zelf sedert dien toegenomen in ledenaantal, de andere partijen zich meer en meer van het Fascisme hebben losgemaakt. In de Octoberdagen van 1922 echter oefende het een invloed op de andere partijen uit, die alles-overweldigend was. Toch hebben enkele partijen zich van den beginne tegen Mussolini gekeerd. Als wij het Com- | |
[pagina 257]
| |
munisme en het meer radicaal gezinde Socialisme uitzonderen, was de oude Republikeinsche partij van Mazzini niet alleen op practische, maar vooral ook op theoretische gronden van den beginne tegen het Fascisme gekant. Deze partij, die zich inspireert op de beginselen van de Fransche Revolutie en van Mazzini, verklaart bij voorbaat het koningschap en de militaire dictatuur onvereenigbaar met de menschelijke waardigheid. Al mag deze theorie ons verouderd voorkomen als afkomstig van het idealistisch rationalisme der Aufklärung, practisch kan zij nog grooten invloed uitoefenen als het Fascisme inderdaad voortgaat de menschelijke waardigheid met voeten te treden door zijn tallooze gewelddaden. De andere politieke partijen echter zagen spoedig in, dat het Mussolini om de absorptie van hun partij te doen was, en bij alle vormden zich twee richtingen: een, die het Fascisme gunstig gezind was en één, die zich afzijdig wilde houden van of stelling nemen tegenover het Fascisme. In de partij zelf kon en kan men echter ook van twee richtingen spreken: de eene, die misbruik of in elk geval een te ruim gebruik wilde maken van de macht, die men in handen had gekregen, en wel misbruik door 't zij terrorisatie, 't zij omkooping of afdreiging ter wille van finantieele of politieke voordeelen; deze richting had den ‘Corriere Italiano’, die na den moord op Matteotti van het tooneel verdwenen is, tot orgaan. De andere richting had en heeft tot chef Mussolini, vast besloten de orde in zijn eigen partij en zijn land te bewaren. Alnaarmate Mussolini er in slaagt, zijn eigen partij te disciplineeren, zal zijn positie en de achting die men hem toedraagt, versterkt worden. Dat Mussolini niet voor vèrgaande maatregelen in deze terugschrikt, heeft hij reeds vele malen bewezen; op 12 October 1923 verklaarde hij in een vergadering van den Algemeenen Raad van het Fascisme: ‘Indien het Fascisme weigert mij te helpen in de verwezenlijking van mijn gedachten, zal ik ze verwezenlijken zonder het Fascisme’. Rabelais heeft ons reeds de oplossing gegeven om te komen tot de verzoening van twee wilde temperamenten, die even krachtig van geest, zich niet aan eens anders leiding wilden overgeven. Zij moesten in steen worden veranderd, om te komen tot een einde van den langen wedijver! Twee dusdanige | |
[pagina 258]
| |
temperamenten kent Italië thans in Mussolini en Dom Sturzo. Dom Sturzo, Siciliaan van opbruisend temperament, trouw zoon der Kerk en met heilig vuur bezield, om de voorschriften van het Evangelie en van Franciscus van Assisi tot werkelijkheid te maken in het leven der klassen en der volken, - had reeds voor den oorlog op sociaal gebied een groote activiteit ontwikkeld. Toen na den oorlog de Paus het verbod voor Katholieken ophief, officieel aan het Italiaansche politieke leven deel te nemen, achtte Dom Sturzo den tijd gekomen, zijn beginselen ook door middel van de politiek te verwezenlijken. Onmiddellijk na den oorlog was zijn succes ongehoord groot; de door hem gestichte en als secretaris geleide ‘Partito Popolare’ verkreeg bij de verkiezingen van 1919 onmiddellijk 109 zetels; vooral in het Noorden en midden des lands was de openbare meening op zijn hand. Hadden aanvankelijk alle klassen der samenleving zich onder hem geschaard, na korten tijd bleven de meer democratische elementen over. De katholieke vakvereenigingen kenden een tijd van grooten bloei; Dom Sturzo beheerschte de vorming der kabinetten, zooals vóór den oorlog Giolitti altijd den doorslag had gegeven; met verwante stroomingen in het buitenland, speciaal ook het Duitsche Centrum, werden nauwe verbindingen aangeknoopt om te komen tot de oprichting van een Christelijke Internationale, die, meer opbouwend dan de roode Internationale, aan deze een zwaren strijd aankondigde. De toekomst voor Dom Sturzo en zijn partij scheen verzekerd. In de latere jaren echter, toen door de socialistische woelingen de staat op zijn grondvesten schudde, heeft Dom Sturzo volgens het oordeel der Fascisten niet voldoende stelling genomen tegen de extremisten. Zeker is, dat zijn democratische gevoelens hem met de meer gematigde socialisten deden sympathiseeren; misschien heeft hij verwacht onder hen een rol van beteekenis te kunnen spelen; wel heeft hij zijn partij altijd van geweld afgehouden, maar hij heeft volgens de Fascisten evenmin voldoende krachtig stelling genomen tegen de anarchie, terwijl zijn extremistische ideeën over rechtvaardigheid hem tot een persoon maakten, met wien moeilijk samen te werken viel. Scherp, consequent denker, agitator, organisator, strijd- | |
[pagina 259]
| |
baar priester, heeft hij toch zijn invloed zien tanen, toen het Fascisme zich met geweld tegen de gewelddaden der Communisten ging verzetten. Als katholiek priester kon en wilde hij geen geweld goedkeuren. Evenwel, toen de Fascisten aan het bewind waren gekomen, scheen samenwerking zeer wel mogelijk. Beide partijen waren van democratischen huize; op economisch en sociaal gebied liepen hunne programma's veelal evenwijdig; beide stonden met het Katholicisme op goeden voet; twee Popolari werden dan ook tot minister benoemd. Bij de grandiooze allure echter, die onmiddellijk door Mussolini aangenomen werd, herinnerden de Popolari zich hun democratisch programma, en de goede verhouding maakte spoedig plaats voor een gewijzigde waardeering. Dom Sturzo zelf heeft zich van den beginne tegen de macht van Mussolini teweer gesteld; zonder twijfel was zijn eigen invloed en die zijner partij op het tweede plan gedrongen. Nadat de fascistische regeering was tot stand gekomen, belegde hij een congres der Popolari te Turijn. Een geste van zelfstandigheid in dien tijd, toen allen in Italië zich zonder meer aan de voeten van Mussolini wierpen. Tot een breuk echter kwam het tusschen beide mannen nog niet. Deze werd echter geleidelijk voorbereid. In de lente van 1923 stichtte Dom Sturzo een nieuw blad der Popolari: ‘Il Popolo’, omdat hij meende, dat de andere bladen van zijn partij te zeer door het Fascisme beïnvloed waren. Op het daaropvolgende congres der partij in April 1923 werd een motie van Dom Sturzo aangenomen, dat loyale medewerking aan de Regeering gewenscht was, met behoud van de zelfstandigheid van de partij en zonder verloochening van haar voornaamste beginselen. De leden, die het Fascisme verdedigden, werden uitgefloten. Onmiddellijk daarop werden de populistische ministers door Mussolini ter verantwoording geroepen, met het gevolg dat zij hun ontslag aanboden. In Juli 1923 nam Dom Sturzo officieel ontslag als secretaris van zijn partij. Aldus eindigde het eerste bedrijf in den strijd tusschen de twee mannen met een nederlaag voor Dom Sturzo. Naar het schijnt, heeft het Vaticaan herhaalde malen aan hem doen blijken, dat het een te ijverige en intransigente democratische | |
[pagina 260]
| |
werkzaamheid niet gewenscht achtte. Men heeft dit vaak hieruit willen verklaren, dat de Curie vurig Italiaansch gezind is en de internationale werkzaamheid van den ijverigen priester-leider met leedwezen aanzag. Echter schijnt dit oordeel ongerijmd, waar het Vaticaan voór alles officieel een neutrale houding moet aannemen. Doch Dom Sturzo wilde dwingen tot partij kiezen vóór of tégen zijn beginselen, en wilde zelfs het Vaticaan daartoe nopen: voor of tegen de integrale democratie, de internationale solidariteit, de vrijheid van de kerk tegenover den staat. Het Vaticaan, dat buiten en boven de partijen staat, scheen van oordeel te zijn, dat Dom Sturzo zijn diep-christelijke beginselen niet op de juiste wijze toepaste, koos geen partij en verloochende min of meer zijn leiderschap. De aanvallen van Dom Sturzo tegen het fascistisch bewind vinden vooral hun oorsprong in zijn kerkpolitische overtuigingen; voor hem is er een onverzoenbare strijd tusschen staat en kerk, en heeft de staat in alle eeuwen de neiging gehad, de kerk op haar eigen gebied te beperken, terwijl de kerk den plicht heeft zich daartegen te weer te stellen. Volgens hem maakt het geen verschil, of de staat zich christelijk noemt of neutraal; een christelijke staat bindt de kerk met gouden, de neutrale staat met ijzeren banden. Het gevaar is volgens hem niet uitgesloten, dat Mussolini tot den christelijken staat wil terugkeeren, en aan de kerk diensten bewijzen alleen om haar invloed te gebruiken bij het verwezenlijken van zijn staatsprogramma. De eenig mogelijke houding is volgens hem zoowel voor de kerk als voor de Partito Popolare: afweer; hij eischt volledige vrijheid voor de kerk op haar terrein en roept zijn partijgenooten op, het Fascisme tot het einde te bestrijden. Uit den aard der zaak hebben de Communisten en extreme Socialisten altijd een strijd op leven en dood met het Fascisme gevoerd. De gematigde Socialisten als di Cesàro en Turati, in den beginne gunstig gezind, zijn echter op den duur van het Fascisme vervreemd. Op ander gebied heeft het Fascisme gebroken met de Vrijmetselarij, waarvan Mussolini reeds in zijn communistische periode een heftig tegenstander was. De Opperste Raad van het Fascisme heeft op 13 Februari 1923 de leden voor de keus gesteld van Fascist te zijn of Vrijmet- | |
[pagina 261]
| |
selaar; de Raad argumenteerde zijn besluit daardoor, dat het onduldbaar was een Fascist onderworpen te zien aan andere besluiten dan die van zijn eigen partij. Zooals reeds medegedeeld, is de Nationalistische partij in Maart 1923 met het Fascisme samengesmolten. Het Liberalisme blijft aan het Fascisme nog min of meer gunstig gezind, alhoewel Mussolini van zijn kant weinig sympathie toont voor de partij der individueele vrijheid. Hoewel het Fascisme den verkiezingsstrijd van Maart 1924 geheel alleen heeft gevoerd, heeft het toch de namen van enkele liberalen als Orlando en Salandra op zijn lijsten geplaatst. Wanneer Mussolini van front mocht veranderen zijn hoogstwaarschijnlijk de liberale leiders de eersten tot wie hij zich om medewerking zal wenden, al zal hij weinig van de liberale beginselen overnemen. Intusschen hebben vele Fascisten zich over de toekomst van hun partij ongerust gemaakt, indien de gewelddaden der vrijscharen niet ophouden. Deze zijn òf gericht tegen individueele personen òf tegen grootere groepen, hetzij van politiek andersdenkenden, hetzij nationale minderheden als Slowenen en Duitsche Tyrolers. Ook functionneert nog steeds de fascistische contrôle van de spoorwegen en andere openbare diensten. Teneinde zoo spoedig mogelijk tot meer normale verhoudingen terug te keeren, iets wat zoowel voor het Fascisme als voor het publieke leven in Italië ten hoogste gewenscht is, hebben eenige Fascisten de partij der ‘Revisionisten’ gesticht. Zij eischen opneming van de fascistische vrijscharen in het leger, beëindiging der gewelddaden, opheffing van de wet der volmachten en einde van de economische contrôle: een programma dus als van de oppositie. Een van de leiders der Revisionisten was tot voor kort Massimo Rocca. Misschien dat deze zijn persoonlijk belang met het landsbelang heeft verward, misschien dat Mussolini van het Revisionisme nog niet gediend was; in elk geval heeft Mussolini doorgedreven, dat Rocca in Mei 1924 uit de partij gestooten werd. Toch zal Mussolini in de toekomst niet meer op een dergelijk bruuske wijze het verlangen naar normale toestanden kunnen onderdrukken. De economische toestand van het land wijst wel uit, dat het Fascisme inderdaad heilzaam heeft gewerkt. In het eerste | |
[pagina 262]
| |
halfjaar van 1923 wees het eindcijfer van in- en uitvoer een bedrag van vier millioen ton meer aan dan in dezelfde periode van 1922. In het geheele land heerscht de zoo lang gewenschte sociale orde: nijverheid, handel en landbouw verkeeren in tijdperk van activiteit. De houding van Mussolini tegenover het buitenland kan eenige ongerustheid baren. Wel is het Fascisme niet openlijk imperialistisch als het Nationalisme, maar in de houding van Mussolini en in de fascistische publicaties kan men vele uitingen vinden, die wijzen op ongeloof in den Volkenbond en wantrouwen in pacifistische beginselen. Mussolini verklaarde eens in de Kamer: ‘Ik hecht geen geloof aan een eeuwigdurenden vrede; de verdragen kunnen slechts tijdelijk den strijd schorsen’. Eens ondervraagd door een Amerikaansch journalist, welke zijn houding was tegenover den oorlog, gaf hij een antwoord, dat aan Macchiavelli niet onwaardig zou zijn geweest: ‘Zoomin als ik ben een voorstander van den vrede tot elken prijs, zal ik den oorlog tot elken prijs verheerlijken’. In de fascistische litteratuur vindt men vaak de tegenstelling materialisme-idealisme toegepast op de twee stroomingen van onzen tijd, waarvan de eerste internationale verstandhouding wil aankweeken, de tweede echter de nationale verschillen toespitsen. Voor het Fascisme is de eenheid der volken materialistisch, omdat ze slechts zou beoogen een mechanische eenheid. Evenals het materialisme slechts de mechanische staatseenheid kon zien op den grondslag van een geestlooze psychologie, zou het ook, met abstraheering van de geestelijke verschillen der volken, tot een doodsch stelsel van internationale orde willen komen. Het Fascisme zou daartegen een heilzame, idealistische reactie vormen, en meer rekening houden met de werkelijkheid. Dat het streven naar verzoening en wederzijdsch begrip tevens van idealistischen aard kan wezen, schijnt tot het Fascisme niet doorgedrongen. Men meent, dat een appèl als: ‘In deze Meimaand, de maand der roode bloesempracht, de herdenkingsmaand van onze glorieuze intrede in den oorlog, doen wij ook een beroep op Uwe purperen hartstochtelijke liefde voor het vaderland’ een weerklank zal vinden van hooger gehalte dan een beroep op de ‘abstracte’ solidariteit der volken. | |
[pagina 263]
| |
Doordat Mussolini tot op heden aan de binnenlandsche politiek al zijn krachten moest wijden, heeft men thans nog geen gelegenheid, de buitenlandsche politiek zich te zien afteekenen. Het erkenningsverdrag met de Sovjet-republieken, inconsequent voor een Gouvernement dat zijn bestaan aan den strijd met het Communisme te danken heeft, wordt verdedigd niet met een beroep op het ‘sacro egoismo’ alleen, maar men wijst op het feit, dat het Fascisme is Italiaansch voór alles, en dus geen rekening kan houden met interne aangelegenheden van het buitenland. Er is één hoofdprobleem in de Italiaansche buitenlandsche politiek: het probleem der emigratie. Het Italiaansche volk, weinig door de leer van Malthus beïnvloed, heeft telken jare een teveel van duizenden, die niet door het Vaderland kunnen worden gevoed. De koloniale politiek van Crispi en Giolitti had tot eén der hoofdoogmerken, voor den stroom van emigranten Italiaansche gebieden te verzekeren. Landverhuizing naar Noord- en Zuid-Amerika heeft langen tijd een voldoende oplossing gegeven. Thans, nu de grenzen der Vereenigde Staten zoo goed als gesloten zijn, zal onvermijdelijk Italië zijn druk op andere landen doen gevoelen. De Levant, oud kolonisatiegebied van Venetië en Genua in de Middeleeuwen, wordt thans wederom aldus beschouwd. In nauw verband met deze sociale quaestie staat Italië's streven naar de politieke hegenomie. In drie etapes moet deze zich voltrekken: hegemonie over de Adriatische zee, over de Middellandsche zee, over de Latijnsche wereld. Aldus moet de droom van het Roma Aeterna in nieuwen vorm tot werkelijkheid worden.Ga naar voetnoot1) | |
V.Een afsluitend oordeel over het Fascisme wordt niet alleen daardoor bemoeilijkt, dat de beweging zich nog steeds in ontwikkeling bevindt, maar ook daardoor, dat de meeningen volkomen verdeeld zijn, en de beweging, steeds in nauw contact met de realiteit, talloos vele facetten vertoont. Tenslotte is het aantal intellectueelen in het Fascisme niet zeer | |
[pagina 264]
| |
groot, en degenen die tot een theoretische samenvatting komen, zijn er huiverig voor een stelsel op te bouwen, daar het Fascisme zijn ontstaan te danken heeft aan een spontane ontkenning van vele democratische of socialistische stelsels. Het Fascisme als brandpunt van het nieuwe Italië moet echter vroeg of laat de geesten tot analyse dwingen. Als opvoedingsmiddel voor dit jonge volk, om te komen tot een levend besef van het vaderland, heeft het reeds ver-reikende beteekenis. Verder zijn door den oorlog zóó vele onvolmaaktheden in de structuur van het maatschappelijk leven openbaar geworden, en heeft de oorlog zelf zóó vele wonden geslagen, dat de oude politieke routine volmaakt onvoldoende bleek en men aan krachtige maatregelen en een nieuwe levenshouding behoefte had. Mussolini zelf heeft het Fascisme een geestelijke beweging genoemd. Volgens hem is de tragische klove tusschen Cultuur en Volk voor de eerste maal door het Fascisme overbrugd. Hij spreekt van discipline, plicht en offer. Hij is een idealist, en wel van dàt type, dat niet tot weekheid ontaardt: hij heeft geloof dat het Italiaansche volk de kracht bezit de harde levenswerkelijkheid onder de oogen te zien, en geen behoefte heeft aan de pijnstillende middelen der demagogie. Volgens hem bracht het Fascisme deze omwenteling: een mechanisch materialisme, dat als toevlucht voor de ziel tot noodzakelijke aanvulling had een irreeël utopisme, werd gedood, en vervangen door een levensaanvaarding, waarin alle geestelijke waarden hare erkenning vinden. Dikwijls echter heeft Mussolini verbaasd door zijn weergaloos cynisme in de beoordeeling van menschen. In een voorwoord dat hij geschreven heeft bij zijn studie over Macchiavelli, verklaart hij herhaaldelijk en met de meeste scherpte, dat alle oordeelen van den Florentijn over de lafheid, de wreedheid, de ondankbaarheid en omkoopbaarheid van het volk nog steeds hun volle waarde bezitten en dat men het volk nog steeds op dezelfde wijze moet regeeren. Daar dit wantrouwen in volstrekt contrast staat tot het geloof, dat hij herhaalde malen heeft uitgesproken, was het de meening in Rome, dat hij in zijn voorwoord bij ‘Macchiavelli’ speciaal dié medewerkers had willen treffen, die in het Fascisme meer zagen een middel tot eigen macht, en die in de maand | |
[pagina 265]
| |
Juni 1924 ten val zijn gebracht. Misschien echter dat het Mussolini's genie is, dat hem zijn tegenstrijdige meeningen onverzoend naast elkander doet plaatsen. Een beweging als deze, die subtiel is als de ontwikkeling van het leven, en zich niet laat verstikken door abstracte ideëen, is in den aanvang van deze studie realistisch genoemd. Evenzeer is zij conservatief genoemd; niet in tegenstelling tot vooruitstrevend, een tegenstelling die in het moderne leven zijn waarde heeft ingeboet, maar in dien zin, dat zij de eenheid van een volk ziet in de onafgebroken keten der opvolgende geslachten, en in haar handelingen geleid wordt door iets hoogers dan de ephemere belangen van een groep. Zij heeft een einde gemaakt aan de demagogie, die voor een schotel linzen het eerstgeboorterecht der natie verspeelde. Wanneer men de blinde begeerten naar geld en genot overwint, duidt dit reeds op een gezond worden der instincten; de overgang tot orde en tucht is een einde van het grove egoïsme; en wanneer men arbeidt voor de komende geslachten wijst dit op een groote ideeële kracht. Romolo Murri heeft het Fascisme genoemd de levende synthese van alle bruikbare krachten, die het Italiaansche leven heeft gekend: vrijheid en discipline, traditie en creatie, religie en vrije wetenschap, Italië en menschheid. Alvorens wij een zoodanig diepe en vruchtbare synthese volledig kunnen erkennen, willen wij het Fascisme aanvaarden als een levende strooming van reeële, opbouwende krachten, en in den Fascist zien den mensch niet met een speciale theorie maar met een nieuwe geesteshouding. Hiertoe willen wij echter het geestelijke leven van het nieuwe Italië nader beschouwen.
De veranderingen die het Europeesche politieke en geestelijke leven doormaakt in deze tijden, hebben reeds hun voorboden gehad sedert het einde der vorige eeuw. Nergens echter is het nieuwe leven zóó spontaan-vulkanisch tot uitbarsting gekomen als in Italië. In het algemeen heeft de verhoogde levensspanning en het verdiept geestelijk bewustzijn dat de Europeesche jeugd kenmerkt, zich baan gebroken in twee richtingen, een internationaal-humanitaire en een nationalistische richting. Vele landen zijn verdeeld; nergens echter | |
[pagina 266]
| |
als in Italië is men zóó spoedig en zóó radikaal van de eene richting in de andere vervallen. De algemeenheid van dezen overgang pleit weinig voor den critischen geest van het Italiaansche volk en zal dan ook wel in weinig andere landen navolging vinden. Het zou echter onjuist zijn over het hoofd te zien, dat het Italiaansche volk met al deze schommelingen een tijd van ontwikkeling doormaakt, die schijnt uit te loopen op een sterker nationale structuur en grooter nationaal zelfbewustzijn, dan men voor den oorlog gekend had. Ook in deze is die nationale beweging alleen door Italiaansche toestanden bepaald: na de éénwording van Italië was het woord van Cavour slechts té waar, dat men Italië had gemaakt en men thans de Italianen moest vormen. Onder de vermogende klassen heerschte een vaag internationalisme, onder de andere een vurig lokaalpatriotisme of de leer van den klassenstrijd; de gevolgen van eeuwenlange vreemde overheersching en verdeeling in kleine staten konden niet met één slag ongedaan worden gemaakt. De worsteling van het Italiaansche volk om zijn eigen ziel te veroveren heeft aanleiding gegeven tot de tallooze crisissen der laatste jaren. Dat een algemeene volksbeweging als het Fascisme ontstaan is, vindt ook in deze omstandigheden zijn grondslag, en het is dus een onzeker ondernemen, deze beweging zonder meer in andere landen te willen overplanten. Deze tijd is er een van zelfbezinning, een hernieuwd vragen naar de bestemming des menschen, een vraag die door het materialisme en bij de algemeene vervlakking zijn waarde scheen verloren te hebben. Terzelfder tijd dat het Italiaansche volk tot zichzelf keert, is daar de figuur van Luigi Pirandello, wiens drama's in diepste analyse uitbeelden den strijd der personen, zich tot persoonlijkheden te concentreeren; een nerveuze, gecompliceerde strijd van personen, die door het materialisme hun evenwicht, hun eenheid van wil, hunne moreele banden hadden verloren. Heeft niet reeds de geniale Vico de geschiedenis der menschheid verdeeld in een religieuze, een heroïsche en een burgerlijke periode, met als kenmerk resp. de zang, het symbool, en de deugd? Weinig had hij voorzien dat de Fascio zoude herleven om als symbool te dienen van een | |
[pagina 267]
| |
andere concentratie; niet alleen die van standen en provinciën, maar vóór alles van geestelijke krachten, van de eenheid van ziel van een volk. Ongetwijfeld heeft de filosofie van Bergson er toe bijgedragen, den geestelijken inhoud van de intellectueelen te verdiepen en te verlevendigen. Als hun eigenlijken voorlooper zien de Fascisten een tegenhanger van den Franschen Paul Adam, den schrijver en filosoof Oriani, den schrijver van de ‘Rivolta Ideale’, die op het einde van de vorige eeuw in de bres sprong voor een heroïsche levenshouding, en eenzaam stierf, niet begrepen door een ingeslapen volk. Als ‘gangmaker’ voor de opleving heeft gediend de futurist Marinetti, die in zijn tallooze geschriften en proclamaties, geschreven in sonore, beeldrijke fanfares de verheerlijking zingt van den levenswil, en de aanvaarding van het moderne industrieele leven in de kunst, doch thans in het kunstleven zijn invloed ziet tanen. Zooals ik reeds zeide, is de invloed van d'Annunzio bijna geworden tot dien van een profeet en godsdienststichter, een tweeden Orpheus, die door betooverend rhythme zijn volk tot den innerlijken vrede brengen wil. Ook is reeds gesproken van den invloed, dien George Sorel ongewild op het nieuwe Italië heeft uitgeoefend. De communisten verklaren het overgaan van zoovelen uit het Communisme naar het Fascisme voor verraad; Giuliano Balbini echter vermoedt, dat de mythe van Sorel: de algemeene staking en dictatuur van het proletariaat, niet den brandenden werkelijkheidszin van Mussolini en zijn volgelingen kon bevredigen, en dat hun practische zin hun raadde, voor de mythe van Sorel te kiezen de idealen der Fascio. Echter heeft de Fascio de strijdbaarheid en den haat tegen de formeele democratie overgenomen, die het Sorelisme kenmerkte. Als politiek theoreticus was reeds voor den oorlog de nationalist Enrico Corradini bekend. In zijn boek: ‘L'Unità e la potenza delle Nazione’ brak hij geheel met de democratische theorieën van zijn tijd. Vol minachting voor de utopieën van het socialisme, en in vurigen wil zijn volk van de materialistische vervlakking te bevrijden, wilde hij het Nationalisme oprichten als voorwerp van mystiek geloof. In zijn oog was de moderne historie slechts een geschiedenis der decadentie: geloof, heroïsme en kunstgevoel hadden | |
[pagina 268]
| |
plaats gemaakt voor anarchie, commercialisme en vervlakking. De mythe in Plato's ‘Staat’, de decadentie van eerzucht tot geldzucht, schijnt hem hier beïnvloed te hebben. De irrationeele aanvaarding van de Natie als boven-menschelijke grootheid zou weder onder het volk brengen de diepe siddering, die de menschen bevangt bij het aanschouwen van het Mysterie. Op dezen grondslag bouwde hij zijn politieke leer aldus uit: de eenheid van de Natie en van den Staat was sedert de Fransche Revolutie door drie machtige stroomingen ondermijnd: het Liberalisme, de Democratie en het Socialisme. Het Liberalisme zag in de samenleving slechts een willekeurige samenvoeging van individueele belangen; de Democratie legde den nadruk op de rechten der groepen tegenover de gemeenschap en niet omgekeerd; het Socialisme verdeelde de Natie in twee onverzoenlijke groepen. In de plaats van synthese had men dus gekend de doodelijke antithesen: individu-individu en individu-staat; gemeenschap-staat en klasse-klasse. De weg tot genezing was de aanvaarding van de levenwekkende antithese: Natie-Natie, en Corradini beschreef, als ook Marinetti het op zijn wijze gedaan had, den oorlog als de grootste kracht tot regeneratie der volken. Zonder twijfel is de principieele tegenstelling tusschen de staten onjuist en ongewenscht, en kan men Corradini in dezen niet volgen, al heeft hij in de binnenlandsche politiek een verfrisschenden invloed uitgeoefend. Buiten de fascistische beweging als zoodanig staat Benedetto Croce. Zijn beteekenis als litterair essayist en filosoof is te groot, om hem in deze studie met korte woorden te beschrijven. Zijn studies over Hegel, speciaal over het eeuwige en tijdelijke in Hegel's filosofie, zijn aanvaarding van Hegel's ontwikkelingsleer in de wereld der begrippen, maar zijn verwerping van die leer voor natuur, kunst, religie, sociologie en alle andere niet onmiddellijk-redelijke levensgebieden, heeft ook een bres geschoten in de doodelijke dialectiek der geschiedenis, zooals die door volgelingen van Marx werd uitgebuit tot revolutionaire actie. Gentile, geestverwant van Croce en schepper van de nieuwe onderwijswet, ziet in het Fascisme een synthese van de oud-Romeinsche, republikeinsche burgerdeugd, en het ge- | |
[pagina 269]
| |
loof dat het keizerlijke Rome van Vergilius bezielde: de Pax Romana, het aardsche paradijs, droom ook van Dante, Pomponius Laetus, Vico, Mazzini; een synthese van rechtvaardigheid en liefde. Roma Aeterna, de groote organiseerende cultuurmacht van het Italiaansche volk, zou hier zijn nieuwste ontwikkeling hebben gevonden. Het Fascisme is niet een samenzwering der Bourgeoisie om op nieuwe wijze de onderdrukking van het Proletariaat voort te zetten; evenmin een afval en ontrouw van het Proletariaat; en men kan het niet gelijkstellen met het integrale Nationalisme, maar het is een samenwerking van vroegere elementen uit het Nationalisme, het Liberalisme en Socialisme, om op nationalen grondslag een nieuw leven op te bouwen. Zullen de slechte elementen van het Fascisme dien arbeid niet storen, en aan de beweging een spoedig einde bereiden? Hier zijn wij tot ons punt van uitgang teruggekeerd: is het Fascisme een tijdelijke reactie, of bezit het in zichzelf waarden, die het in staat zullen stellen een rol te spelen in de toekomst? De analyse van het Fascisme heeft ons geen antwoord kunnen geven. Te vele schommelingen vertoont het leven van dezen tijd. Om een antwoord te vinden, hebben wij het Fascisme in verband moeten brengen met het moderne Italië: de beweging waarin het Fascisme zijn oorsprong vindt is zonder twijfel een ontwikkeling voor de toekomst. De vormen mogen wisselen: Mussolini kan het Fascisme verloochenen; de oppositiepartijen kunnen het omverwerpen; duizend andere mogelijkheden zijn denkbaar; elke politieke formatie is verwondbaar, maar de geestelijke concentratie van Italië is zeker van de toekomst; Roma Aeterna zal in staat zijn nieuwe levensvormen voort te brengen.
Al is het Fascisme zuiver Italiaansch, de beweging waaraan het zijn oorsprong dankt, kan men als een universeele strooming kermerken. Echter moet hier onderscheiden worden. Het Bolsjewisme, de andere politieke kracht van dezen tijd, wil uit zijn aard en principe zich uitbreiden over alle landen en maakt nog immer actieve propaganda voor zijn utopie. Het Fascisme echter, al moge het er zich over verheugen wanneer analoge stroomingen buitenslands opkomen, houdt | |
[pagina 270]
| |
zich buiten elke inmenging; het is zuiver Italiaansch en wil dan ook niet vereenzelvigd worden met een militaire dictatuur of een anti-semitische beweging die zich fascistisch noemen. Het Fascisme zonder meer naar andere landen over te planten kan niet tot organische ontwikkeling van het staatsleven leiden. Echter kan zijn invloed in Europa meer indirect zijn: misschien niet onjuist te vergelijken met die van de Action Française in Frankrijk. Het punt van vergelijking is dan het volgende: het aantal directe aanhangers blijft zeer beperkt; de democratische staatsinstellingen blijven behouden; maar de indirecte invloed ter bestrijding van anarchistische uitwassen der vrijheid kan onberekenbaar zijn. Niet de staatsinstellingen, maar het moreel der staatsburgers ondergaat aldus een wijziging. Inderdaad heeft elk volk de behoefte zich van tijd tot tijd te verjongen, vooral wanneer het het bedenkelijke symptoom gaat vertoonen, met dorre cijferkunst slechts hardnekkig het zuiver materieele groepsbelang te behartigen. Nooit zijn volken ontevredener geweest dan wanneer ze slechts voor het materieel belang oog hadden, zelfs wanneer aan hunne begeerten ruimschoots werd voldaan. Geestelijke tucht als van het Fascisme moet in dien zin zelfs tot de meest achterlijke landen doordringen, en kan er dan toe bijdragen, de platheid, het gebrek aan levensvreugd en levensspanning te overwinnen, die altijd de gezellen zijn van het materialisme. In den vorm echter is het Fascisme zuiver Italiaansch, zóó, dat het schijnt alsof Carducci zijn komst voorzien heeft, toen hij dichtte in zijn ‘Piemonte’: e alla voce che gridava:
‘Italia, Italia’ -
ai pigri cuori, ai dissueti orecchi:
‘Italia, Italia’ respondeano l'urne
d'Arquà e di Ravenna.
Carel Baak.
|