De Gids. Jaargang 88(1924)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Verzen. Heimwee. Wijde heldere sagen werden de verre dagen over ons, toen en daar - o, mijn verlórene, waar liepen wij samen? welke namen hadden wij toch in dat land? Tot de leege rand van de wereld ben ik gekomen; mij werd ontnomen al wat niet naar u zweemt; ik heb mij vervreemd, zingend, willens en wetens, tot een verrukt vergetens toe, van wat menschen bindt - Nu gaan het licht en de wind door mijn oogen die staren vlagend over de snaren van mijn hart, en ik laat hen begaan - zijn zij uit dat ver bestaan niet al wat mij overbleef? zij leven gelijk ik leef glinstrend en eenzaam en ledig - alleen: zij beiden zijn vredig hoe blinkend en wild zij ook doen, want zij behielden elkaar. [pagina 199] [p. 199] O, wist ik de namen nog maar van eenmaal en ergens, van toen ik hier nog niet was geboren - ik zou roepen, en hooren zoudt gij waar gij ook zijt in het leven, en wereld en tijd achter uw naderen zouden in een windstilte van gouden licht nog omhooggehouden glinstren, en dan door het licht heen - als een helder gericht over eeuwen van donker - breken uiteen met geflonker en klinken van brijzlen ter neer wijd en zijd. En dan was er niets meer van het leven overgebleven dan dat eerste land van het leven, en over een veld, zij aan zij, van een vergáne wereld: wij eenzame, lachende overlevenden, in een natijd ontzwevende langs een water, tesamen... maar ik vergat onze namen. Oct. 1922. [pagina 200] [p. 200] Herinnering aan een vriend. De wijde kamer waarin ik alleen ben is goud en eenzaam van het westerlicht geworden, en ik zie het vergezicht; het lijkt wel of ik zelve lang al heen ben. Ik weet haast niet meer hoe ik leefde; ik kijk wel naar buiten, maar zoozeer van zelve glijdt mijn wezen uit een heldre eenzelvigheid het licht in, dat ik weg ben, en het lijkt wel of - nu de tijd zoo wijd is en zoo open - ergens die dag aan zee nog bleef bestaan en wij daar altijd nog tesamen gaan, naakt, lachend van het in de golven loopen. Maart 1924. A. Roland Holst. Vorige Volgende