mun’ te zien toegepast, het onvoorzichtig Duitschland tusschen nu en Januari ongewenschte vernederingen kan bereiden. Van de stemming, die op den openingsdag te Genève heerschte, had Duitschland veel meer te wachten gehad dan het verkrijgen zal door nota's die het antwoord uitlokken, dat men zijn gezag in eene vereeniging waartoe men nieuw toetreedt eerst dáár veroveren kan. Dit gansche punt van de wijze waarop Duitschland in den Volkenbond ontvangen en bejegend zal worden, schijnt meer geëigend het onderwerp van een vertrouwelijk onderhoud dan van een notawisseling uit te maken, en het vertrouweijk onderhoud hebben de gasten van Lord Parmoor ontweken toen zij het hebben konden.
En Genève zelf; - zal dit het door de Engelsche regeering verzaakte plan-Cecil door iets beters vervangen? Lang bleven de berichten hoopvol, maar er zijn nog ernstige moeilijkheden. Benesj heeft de diepste kloof van alle niet overbrugd: het is die welke tusschen de Engelsche en de Fransche opvatting van de sanctie gaapt. Eenige dagen geleden verbaasde Henderson de derde commissie en de geheele wereld door te kennen te geven dat art. 16 de Bondsleden tot militaire maatregelen tegen een aanvaller automatisch verplicht. Toen nu gisteren de Jouvenel de consequentie trok en de bepaling der strijdkrachten met welke elk lid aan de repressie deel zal nemen aan den Raad wilde brengen, bestreed Henderson dit voorstel; hij had over zijn vorige uitlating uit Engeland zelf dan ook zóóveel moeten hooren! Er is nu eene formule Benesj-Munch aangenomen, luidende dat de leden bij de toepassing van sanctie-middelen van iederen aard ‘rekening mogen houden met hun geografische ligging en met de bijzondere omstandigheden waarin hunne strijdkrachten verkeeren’. Dit ter afwending van een Deensch amendement, dat uit art. 16 slechts den plicht tot deelneming aan economische sanctiën zag spruiten.
Noch de engste, noch de ruimste constructie welke art. 16 toelaat heeft dus eene meerderheid gevonden, maar met algemeene stemmen is een verzoeningsvoorstel aanvaard dat meer vragen doet rijzen dan het oplost.
Zoodra het geen centrale instantie meer is die ieders geografische ligging en bijzondere omstandigheden in aan-