De Gids. Jaargang 88(1924)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Sonnetten. I. Ik voel uw wezen enkel door uw geest, o stille vrouw van velerhande waarden!... Gij zijt een droom die wandelt over de aarde met aller sterren rythmen om uw leest. Uw oog is diepte, die in diepten leest of deze u niet 't mysterie openbaarden van de eigen levensdiepten die gij vreest om 't groote lijden dat ze aan liefde paarden. Want alle stijging aan uw schoon gemoed naar 't rijk der loutre ziel was één groot strijden, uit aardes ouden lust, om hechter goed: en 'k voel u siddren, groote ziels-bevrijde, nu gij uw wezen heenbuigt tot mijn lijden om iets in u als de echo van mijn bloed! [pagina 66] [p. 66] II. In de eenzaamheid kreunt angstig mijn verlangen als groote wind in taakling langs de reê... Heel in uw doem, strijd ik, van koorts bevangen, met eene almachtge en donkre liefde om vreê. Maar o mijn lief, mijn arm kind, o mijn ree, die, wetend niet, mijn dag maakt troostloos bange, al mocht ik thans van u niet 't heul verlangen dat alle liefde steeds besteedde aan 't wee, 'k ga niet op zoek, hoe God-en-mensch-verlaten, naar wat toevalgen troost langs grauwe straten, - maar denken wil 'k aan uw doorlucht gelaat, als op die dagen waar 'k u nooit nog streelde en toch mijn ziel bloeide in volstrekte weelde als was de drang reeds door den droom verzaad. [pagina 67] [p. 67] III. Kom mee in 't woud. - Wat deert ons wind of regen? - Weemoedig, maar als immer goed en groot, komt de natuur ook tháns getrouw ons tegen. Breed ligt haar wezen in haar zwijgen bloot: de stilt der boomen die al eeuwen zwegen beheerscht in hooge kalmte onze' armen nood en zij, die roerloos torsen vloek of zegen, leeren ons wachtend zwijgen vóor den dood. Ontfermend ook, over hun ruig gevaarte, breekt ergens steeds door 't ruim wat verre klaarte... - Kom, 't heilig woud is mild: het zwijgt, maar wijdt: zijn heul kan 't hart voor 's levens wee verduren en wijze liefde in 't innigst der nature is de eenige troost waarbij de ziel niet lijdt... Urbain van de Voorde. Vorige Volgende