De Gids. Jaargang 88(1924)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] Nu het nacht is. Wie roept mij nu het nacht is En lokt met vreemd geluid Mijn geest, die moe gedacht is, De tent der ruste uit? Mijn denken lag gedoken En mijn bewustzijn sliep; Was daar een woord gesproken? Was daar een stem die riep? Ik lig, nu 't leven zacht is, Te luist'ren diep en stil; Wie roept mij nu het nacht is, Wie die mij wekken wil? Ik ken U, sterke strever! Uw rythme in mij leeft; Gij zijt de Levengever, Die mij geroepen heeft. Wanneer gij roept, dan zing ik Het lied, dat ik ontving; En mijn vermoeidheid dwing ik Te wijken, wijl ik zing. [pagina 330] [p. 330] O schoonheid, die verwacht is, De lange eeuwen door, Wij zoeken nu het nacht is, In 't duister naar Uw spoor. Nu liggen in de steden Vermoeide menschen neer; Zij zijn vol duisterheden, Een afgod is hun heer. En toch, heel diep van binnen, Nog bijna onvermoed... Wil daar een lied beginnen? Wat bruist daar in hun bloed? Omdat hun ziel versmacht is En al hun vreugd vergaan... Roep Gij hen nu het nacht is, Dat zij Uw woord verstaan! Wil gij hun wezen wekken, Roep heel Uw volk bijeen, Dat zich hun harten strekken Naar Uw gemeenschap heen. Door U omhoog gestooten, Stijgt in hun ziel Uw geest; Eens vieren z'als genooten Uw eeuwig wordingsfeest. Wij weten dat Uw macht is, De bouwer van den tijd; Wij zingen nu het nacht is, Daar gij de Wording zijt. [pagina 331] [p. 331] Eens zal ons lied vertolken, De zachtheid van Uw naam; Dan leven alle volken In Uw gemeenschap saam. Gij woont op alle sterren, De ruimte is Uw troon; Blijf ons niet lang meer verre, Maak aard' en menschheid schoon. O gij, uit wien mijn kracht is, Bouw hier Uw heiligdom En roep mij nu 't nog nacht is, Ik ken Uw licht, ik kom! Frits Tingen. Vorige Volgende