De Gids. Jaargang 88
(1924)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
Een grote figuur uit Ruslands maatschappelik leven
| |
[pagina 272]
| |
boek: Het Tsjechiese probleem), overigens niet pretenderende, dat zijn beschouwingen op alle Slaviese volken van toepassing zijn. Aan de hand van een waar gebeurd verhaal betreffende een Tsjechiese landheer, een Tsjechiese boer en een Duitse boer, betoogt hij, dat de Slaaf zich van de Germaan onderscheidt door een grotere ‘zachtheid’ of ‘weekheid’, die zich enerzijds kan uiten in een kiese fijngevoeligheid in de omgang met zijn medemensen, anderzijds echter in een aarzelende vreesachtigheid, een tekort aan ‘rechtuit-heid’, dat licht overgaat in ‘onoprechtheid’. De ‘hardere’ natuur van de Germaan heeft evenzo zijn goede en zijn slechte zijden: enerzijds vastheid van willen en handelen, anderzijds neiging tot het ruwe en brutale. Aan het eind van het hoofdstuk lezen wij deze Russiese anekdote: ‘Vóór Kars staan twee Russiese soldaten, boeren, te kijken naar de vesting. - A. Zullen wij hem innemen? - B. (bekijkt de vesting als met een kennersoog). Neen, 't is onmogelik. - A... Als zij 't ons bevelen? - B... Dan nemen wij hem in - natuurlik. - En zo wordt die zachte, onkrijgshaftige moezjik de allerbeste soldaat, de zachte mens wordt dapper tot het ongelofelike. Alles komt slechts daarop neer, dat wij ons zelf moeten commandéren, en niet vreemden’. M.a.w., wanneer de Slaviese humaniteit samengaat met zelftucht en vaste wil, dan krijgt men het hoogste, edelste type van mensen. Zo'n man is A.F. Koni; deze combinatie van eigenschappen vormt de kern zijner persoonlikheid; en zijn grote geleerdheid, zijn scherpzinnigheid en de logiese gang zijner gedachten, vooral ook de harmoniese en aesthetiese vorm, waarin hij deze gedachten uit, doen de grootse trekken van zijn karakter nog te duideliker uitkomen.
***
Wanneer ik over deze buitengewone man het Nederlandse publiek iets ga vertellen, moet ik beginnen met de bekentenis, dat ik tot een alzijdige waardering van Koni's werkzaamheid niet in staat ben; hiervoor zou een jurist nodig zijn, immers Koni zelf is jurist en een halve eeuw lang heeft hij een vooraanstaande plaats ingenomen in de geschiedenis der Russiese rechtspleging. Anatolij Fjodorowitsj Koni is geboren de 28. Januarie (o.s.) | |
[pagina 273]
| |
1844; in dit jaar 1924 hebben Russen in en buiten het vaderland hem met enthusiasme gehuldigd op zijn tachtigste verjaardag. Toen hij aan de Moskouse universiteit studeerde, begon er juist een nieuwe periode in de Russiese rechtspleging. Het was de tijd der liberale hervormingen van 't begin der regering van Alexander II: afschaffing der slavernij, - instelling van het zemstwo, - totale herziening der rechtspleging. Deze werd gescheiden van de administratie en toevertrouwd aan onafzetbare rechters, juridies gevormd aan de universiteit, evenals de tegelijk opkomende stand der advokaten en de ambtenaren van het openbaar ministerie, in Rusland ‘procureur’ genoemd. Voor strafzaken werd een jury ingesteld. Deze hervormingen werden enthusiasties begroet door een jonge generatie van juristen, die hun onvermoeibare energie gingen wijden aan de verwezenliking van de idealen van zichzelf en de liberale regering. Gemakkelik was dat niet; immers, na de aanslag van Karakozow op Alexander II in 1866 zwenkte de regering in reactionnaire richting, de autokratie had berouw over alle autonomie en medezeggenschap, door haar toegekend aan welke maatschappelike groep ook, zij poogde bij elke voorkomende gelegenheid zoveel mogelik terug te nemen van het onlangs vrijwillig gegevene, en de trouwste staatsdienaren, met overtuiging voortgaande op de door de regering aangewezen wegen, waren tans blootgesteld aan ongenade, tegenwerking, zelfs vervolging. Hoe Koni over deze veranderde regeringstaktiek denkt, blijke uit de volgende passage: ‘De 4. April 1866 had het nootlottige schot van Karakozow plaats. Het behoud van 's tsaren leven werd begroet met zulk een geestdrift en met zulke krachtige uitingen van liefde voor zijn persoon, dat zeker geen ooggetuige dit ooit zal vergeten... Men zou zeggen, dat die uitingen van tedere, geestdriftige liefde des volks in 1866 de overtuiging hadden moeten versterken, dat de weg der “grote hervormingen” de juiste was en dat men noodzakelik met vastheid zo moest doorgaan... Helaas geschiedde anders.’ In deze zelfde tijd begint Koni's ambtenaarsloopbaan, die een schitterend verloop heeft, - totdat in 1878 zijn opvatting van de plicht des rechters hem in conflict brengt met hogere machten, die pressie op hem willen uitoefenen, en met militante organen der publieke | |
[pagina 274]
| |
opinie. In Januarie 1878 loste in Petersburg Wera Zasoelitsj een schot op de chef der politie Trepow. De aanleiding daartoe was de mishandeling in de gevangenis van een om politieke redenen gearresteerde student. Dit was het eerste geval van lichamelike bestraffing van een politieke gevangene, en de terroristiese daad van Wera Zasoelitsj behoorde tot die daarna in Rusland zo gewone kategorie van aanslagen, die door de dader zelf en door velen met hem worden gevoeld als de volkomen gerechtvaardigde tegenweer tegen onwettige en onzedelike geweldpleging: verdediging der maatschappij tegen terreur is geoorloofd, ook al gaat die terreur uit van de keizer en zijn ambtenaren. Deze zaak wordt gebracht voor de Petersburgse distrikt-rechtbank, waarvan de 34-jarige Koni voorzitter was. De verdediging waagt het, in heftige termen de provocerende taktiek der regering te gispen, en de regering, die aanvankelik niet getwijfeld had aan een veroordeling, gaat het nu gewenst achten, dat de rechters in deze richting pressie oefenen op de jury. Maar de jonge president der rechtbank vat zijn ‘rechten en verplichtingen’ anders op: hij ‘kan niet verantwoordelik zijn voor de uitspraak der jury, die op grond van een innerlike overtuiging moet plaats hebben’, hij is gerechtigd ‘noch verstoppertje te spelen met de jury-leden noch hen blindemannetje te laten spelen’, hij zou ‘op grove wijze zijn heilige plicht als rechter verzaken, als hij pressie ging uitoefenen op hun geweten, welks stem zich moet laten horen in een vrij tot stand gekomen besluit’. De 31. Maart 1878 wordt Wera Zasoelitsj vrijgesproken, - een krasse veroordeling der Russiese regeringsmethoden door het zedelik bewustzijn der eigen burgers. En op Koni rust een groot deel van het odium voor dit aan de regering onwelgevallige resultaat. Zijn carrière komt voor enige tijd tot stilstand, - maar weldra gaat hij weer opklimmen in de staatsdienst, in 1885 wordt hij procureur van het cassatie-departement van de senaat, later senator; sedert 1907 had hij zitting in de Rijksraad en in 1900 werd hij erelid der Akademie van Wetenschappen in de afdeling voor schone letteren. Toen de bolsjewieken de macht in handen kregen, woonde Koni nog steeds als van ouds in Petersburg; de nieuwe regering behandelde hem van de aanvang af met een biezondere onderscheiding, stelde zelfs een equipage tot zijn | |
[pagina 275]
| |
beschikking. Mij is wel verteld, dat hij dat vooral te danken heeft aan de rol, die hij gespeeld heeft in het proces-Zasoelitsj. In haar revolutie-dagboek stelt Zinaïda Hippius het voor, alsof Koni om der wille van een portie grutten en een rijtuig is ‘overgelopen naar het bolsjewistiese kamp’, ten einde ‘het proletariaat te dienen’, hij zou dat aan de volkscommissaris Loenatsjarskij hebben meegedeeld en zich gereedmaken om voordrachten te houden voor de rode soldaten. Vermoedelik heeft Zinaïda Hippius, die evenals haar echtgenoot, de schrijver Merezjkowskij, het bolsjewisme ziet in de apokalyptiese kleuren van een ‘rijk des antichristen’, uit het aan Koni aangeboden rijtuig en ‘pajok’ (levensmiddelen-portie) valse conclusies getrokken. Altans allen, met wie ik er over sprak en die zelf de Russiese revolutie hebben meegemaakt, weten wel van Koni's rijtuig en de égards der bolsjewieken voor hem, maar niets van een toenadering door woord of daad van hemzelf tot communisme of communisten. Men weet te vertellen, hoe Koni zijn bevoorrechte positie, waar hij maar kon, aanwendde om goed te doen en kwaad te voorkomen; waar deze grijsaard in zijn wagentje voorbijreed, richtten zich op hem de dankbare blikken der zwaar-beproefde stadgenoten als op een weldoener en een trouw dienaar van het Russiese volksbelang, - en toen hij voor de studenten colleges ging geven over de ‘redenaarskunst’, werkten de sereniteit van zijn persoonlikheid en de onbevangen zelfstandigheid van zijn oordeelvellingen louterend op het auditorium, in tegenstelling vooral tot de vreesachtigheid, zelfs huichelachtigheid van sommige andere docenten.
***
Een groot deel van Koni's literaire arbeid bestaat uit herinneringen aan zijn ambtelike werkzaamheden; ook de redevoeringen, die hij als ‘procureur’ en anderszins gehouden heeft, zijn uitgegeven. Zelfs deze juridiese literatuur is voor ieder interessant, onder andere door de biezondere belangstelling van Koni voor de menselike, psychologiese zijde der kwesties. Geen der talrijke processen, waarin hij een rol heeft gespeeld, of hij heeft de drijfveren der handelende personen | |
[pagina 276]
| |
in verband met hun karakter en aanleg bestudeerd, en, prakties psycholoog als hij is, combineert hij de feiten en trekt hij zijn conclusies op een originele en tegelijk overtuigende wijze. Of hij het heeft over de priores Mitrofania, die tegelijkertijd een weldoenster der lijdende mensheid was en zich aan ongehoorde malversaties schuldig maakte, dan wel over uniaatse boeren, die zich tot martelaren maken voor hun geloof, steeds doet Koni de mensen voor u leven; gij begrijpt hun handelingen, omdat gij hen zelf begrijpt, en, wanneer de procureur straf tegen hen eist, dan voelt gij, dat het een liefhebbende hand is, die hier kastijdt. Geen wonder, dat Koni grote waarde hecht aan het vrije oordeel der jury. Zijn beschouwingen over het volksgeweten, dat spreekt door de mond der gezworenen, doen wel eens denken aan Dostojewskij's ontboezemingen in het ‘Dagboek van een Schrijver’, al frappeert ons ook naast veel overeenkomstigs het grote verschil in de betoogtrant, voortvloeiende uit de tegenstelling tussen Dostojewskij's extatiese natuur enerzijds, Koni's nuchter-logiese geest anderzijds. Naast de redevoeringen en schetsen uit Koni's praktijk als rechter en procureur staan talrijke studies, gewijd aan de grote mannen, met wie hij intiem verkeerd heeft; - enige artikels hebben betrekking op grote figuren van het verleden, zoals Poesjkin en de filanthroop Dr. Haas. Maar ook voor de alledaagse lieden heeft hij een liefdevolle belangstelling; zo schreef hij een lezenswaard hoofdstuk over zijn verschillende bedienden. Zeker, in de omgang tussen heer en bediende zijn nog allerlei barbaarse overblijfsels van de Russiese lijfeigenschap waar te nemen, maar toch zijn de betrekkingen harteliker en warmer dan in het buitenland. ‘De familiariteit van de zijde der bedienden, die daar in sommige gevallen wordt toegelaten, heeft niets gemeen met die hartelikheid in de omgang, die ik menigmaal kon opmerken bij de bedienden bij ons. Zeker, in het buitenland kan men misschien meer verzekerd zijn van de elementaire eerlikheid van de bediende, die men gehuurd heeft, en van de nauwkeurige uitvoering van 't geen men met hem overeenkwam, terwijl men bij ons altijd moest voorbereid zijn op plotseling zich voordoende dronkenschap, ruwheid, leugen, soms zelfs beroving... Desniettemin ben ik overtuigd, dat in het buitenland zulke typen bijna | |
[pagina 277]
| |
onmogelik zijn als het tans bij ons uitstervende type der oude “njanja”, die organies één is geworden met het gezin, waar zij de kleine kinderen heeft opgepast, en die met hen, mopperend en mede-lijdend, enige mensegeslachten heeft geleefd... Maar ook buiten dit zo ontroerende type heb ik tot nu toe telkens bedienden mogen ontmoeten van een merkwaardige toewijding en trouw, die onbewust de eerste plaats toekenden niet aan de stoffelike, maar aan de zedelike belangen van hun “consortium” met mijnheer en mevrouw en hun gezin’. Op deze algemene opmerkingen volgt dan een hele portretgalerij van bedienden; ik herinner slechts aan een van hen, Bartholomeüs, die, ziende hoe Koni leed onder de scheld-brieven van slachtoffers van een proces, deze achter ging houden en ze hem bij een heel pak tegelijk gaf, toen hij een jaar later in gezelschap van vrienden vrolik had zitten lachen en schertsen. En toevallig ontdekte Koni eens een korte notitie van deze zelfde knecht: ‘Vandaag is mijn Konjok (een soort verkleinwoord van Koni, en ook van konj “paard”) wat somber.’ Niet zonder reden verzocht men Koni herhaaldelik bij herdenkingsbijeenkomsten ter ere van gestorvenen als redenaar op te treden, want hij bezit een zeldzame gave, de personen voor u te doen leven. Ik denk nog vaak er aan, welk genot mij de lektuur van een der eerste opstellen verschaft heeft, die ik van Koni las. Het was een terugblik op het leven van Oeroesow, een der medestrijders van de schrijver bij het in praktijk brengen der rechtspraakhervorming; van tevoren had ik nooit van deze Oeroesow gehoord, en tijdens de lektuur verrees zijn beeld voor mij in steeds klaarder en levender trekken en ik zag voor mijn oog voorbijgaan het leven van een sympathieke man met zijn kleine en grote vreugden, zijn illusies en desillusies, en toen ik Koni's boek uit de hand legde, was het mij, of ik met deze Oeroesow een tijdlang vriendschappelik had omgegaan, alle lief en leed met hem delende. En wat voor grote mannen heeft Koni al niet van nabij gekend! Grote figuren uit Ruslands politieke historie als Miljoetin, Waloejew, Boris-Melikow beschreef hij ons in hun partikulier leven en in hun politieke werkzaamheid, en ook hij, die meent hen goed te kennen, zal door Koni's artikelen op zijden van hun persoonlikheid opmerkzaam worden, die hem ont- | |
[pagina 278]
| |
gaan waren. Toen Koni aan de Moskouse universiteit de colleges volgde van grote mannen als Boris Tsjitsjerin en Nikita KrylowGa naar voetnoot1), ging hij o.a. om met de begaafde student W.O. Kljoetsjewskij, hij ging hem na op zijn verdere levenspad en heeft de geleidelike ontwikkeling van deze zijn vriend tot de eerste grote historiograaf van 't Russiese volk op een meesterlike wijze beschreven. - Iwan Toergenew leeft voor ons, als waren wij een tijdlang in zijn gezelschap, wanneer Koni ons van zijn ontmoetingen met hem vertelt. En Koni's indrukken van Toergenew's Parijse leven werpen een merkwaardig licht op de verhouding van de Russiese schrijver tot mevrouw Viardot en haar gezin, die trots alle wederzijds vertrouwen en liefde de eenzaamheid van de ver van het vaderland levende Rus slechts verergerde. Prachtig gevonden is de vergelijking van de stervende Toergenew met Tsjechow's ‘oom Wanja’, die in zijn eenzaamheid altans één verwante ziel had, die hem troostte. - Ook Dostojewskij kende Koni persoonlik. Samen bezochten zij eens een jongens-gevangenis en Koni's relaas van Dostojewskij's gesprekken met deze jongens, waarbij ogenblikkelik een wederzijds begrijpen en vertrouwen aanwezig was, gingen over in allerlei geschriften over Dostojewskij. - Bekend is Koni's vriendschap met Leo Tolstoj, die in het algemeen niet van juristen hield, daar hij ze als formalisten beschouwde. Maar Koni waardeerde hij om de religieus-ethiese grondtoon zijner gedachten; hij ontving hem op Jasnaja Poljana, en zowel voor ‘Opstanding’ als ‘het Levende Lijk’ ontleende hij het motief en een groot deel der handeling aan verhalen van Koni, in wiens ambtelike | |
[pagina 279]
| |
praktijk deze gevallen waren voorgekomen. Wie zich een zuiver beeld van Tolstoj wil vormen, moet Koni's herinneringen aan dezen lezen. - De grootvorstin Helena Pawlowna, de Duitse prinses, op zestienjarige leeftijd naar Rusland gekomen en daar met een Romanow getrouwd, een der grootste weldoensters van het Russiese volk door haar zorg voor verpleging der gewonden in de Krimoorlog en door tal van andere weldadige instellingen en organisaties, heeft in Koni een harer waardige biograaf gevonden. En zo zou ik voort kunnen gaan. Koni's oeuvre is één met liefde geschreven studie van de Russiese mens en de Russiese maatschappij. Eerbied voor de mens, humaniteit is de grondtoon dezer geschriften; het recht een eigen overtuiging te hebben en uit te spreken eist Koni op voor ieder eerlik individu; geloofsvrijheid, persvrijheid enz. zijn de desiderata, die hij als rijksraadslid bepleit. De liberale hervormingen van 1861 en volgende jaren waren een eerste stap op de weg, die voeren moest tot geestelike en materiële vrijheid van de Russiese mensen, vanaf de hoogste tot de laagste. Die ontwikkeling moest gaan langs lijnen van geleidelikheid, maar tegelijk met een blik, recht op het doel gericht, zonder lafhartig weifelen of terugnemen van het eenmaal gegevene. Wanneer de regering der laatste Romanows anders heeft gehandeld, dan treft haar een groot deel der schuld voor het tegenwoordige ongeluk van het Russiese volk: zo ziet Koni de jongste Russiese geschiedenis, dat is volkomen klaar, ook al laat hij zich niet uit over het heden. En wanneer hij schrijft over de zegenrijke of de verderfelike invloed van maatschappelike werkers, dan analyseert hij steeds het karakter dier personen, wijst op hun innerlike harmonie of op de tegenstrijdigheden in hun natuur of hun ideën. Typerend voor Koni is een passage als deze: in het einde van zijn opstel over ‘uniaten-zaken’ brengt hij de rapporten van de Russiese synode ter sprake, gewijd aan de zondige halsstarrigheid van tienduizenden uniaten, die, hoewel de regering ze de Grieksorthodoxe religie met dwang wil opleggen, trouw blijven aan hun oude kerkelike gebruiken, welke straffen men ook op hen toepast. De toestand dezer ‘vroegere uniaten’ wordt hier ‘uiterst droevig’ genoemd: immers zij gaan niet bij orthodoxe priesters te biecht, laten hun kinderen niet dopen, trouwen niet wettig in de kerk, stellen zich vijandig tegenover | |
[pagina 280]
| |
de staatskerk, zeggende: ‘Eerder zullen wij onze kinderen verdrinken dan ze in jullie Kerk te laten dopen’. ‘Alle plichten vergetend, die de godsdienst hun oplegt, werden zij geheel verstokt van ziel’. Dit rapport was ondertekend door ‘een man van groot verstand’, Koni's vroegere professor aan de Moskouse universiteit, later opperprocureur der H. Synode, de beruchte K.P. Pobedonostsew. Hoe is 't mogelik, vraagt Koni, dat hij zich niet beter heeft ingedacht in de inderdaad ‘uiterst droevige toestand’ van die vervolgden om den gelove en een ‘der Christelike liefde waardige uitweg uit zulk een toestand’ gezocht? En dan roept Koni zijn verbazingwekkende geheugen te hulp, dat hem ook hier weer, zoals zo dikwels, een treffend citaat aan de hand doet, ditmaal uit een der werken van Pobedonostsef: ‘Als men nadenkt over het leven, dan komt ge tot de conclusie, dat het voor elke mens in het verloop zijner geestelike ontwikkeling boven alles waardevol en noodzakelik is om in zijn binnenste ongerept te bewaren het eenvoudige, natuurlike gevoel voor menselikheid in zijn gedragingen ten opzichte van mensen, voor waarachtigheid en vrijheid van geestelik denken en handelen. Dit is het ongerepte kapitaal der geestelike natuur, waardoor onze ziel behoed en gevrijwaard wordt voor de inwerking van allerlei ambtelik formalisme en kunstmatige theorieën, die anders ongemerkt het eenvoudig, zedelik gevoel uitdoven’. Zo wordt Pobedonostsew gesteld voor de onpartijdige rechtstoel van tijdgenoot en nazaat. Geestelike vrijheid moet men niet erkennen in theorie alleen; alle geestelike dwang voert de maatschappij van kwaad tot erger! Tot in onze dagen toe gaat Koni door met de leuzen hoog te houden, waarvoor hij zijn hele leven pal stond. Wanneer hij in 1921, naar aanleiding van Dostojewskij's honderdste geboortedag, een kort overzicht geeft van diens leven, dan zegt hij, sprekende van de ‘samenzwering’ van Petrasjewskij c.s., welke de aanleiding was tot Dostojewskij's verbanning naar Siberië, dat die zgn. samenzwering ‘bestond in kameraadschappelike bijeenkomsten en maaltijden van gelijkgezinde jonge mannen, die het benauwd hadden in de toenmalige atmosfeer van rechtloosheid en administratieve willekeur, van lijfeigenschap en algehele onvrijheid van gedrukt en gesproken woord, - aan welke bijeenkomsten de regering, verschrikt geworden door | |
[pagina 281]
| |
de Februarie-revolutie, het karakter toekende van een actief optreden om de gehele staatsorganisatie omver te werpen’. Zulke woorden schrijft een onderdaan van het bolsjewistiese Rusland! Zelfs is het mogelik, dat sommige Russiese communisten ze met instemming lezen; de bolsjewistiese pedant, onderwezen uit korte katechismen der alleen-zaligmakende leer, zal wellicht beamen, dat die ergernis over onvrijheid gerechtvaardigd was in 1848, toen Rusland nog een bourgeoiswereld was, in tegenstelling tot het tegenwoordige paradijs der bevrijde proletariërs. Maar wie een door sofismen onbeneveld oordeel heeft, zal in Koni's woorden een veroordeling lezen ook van de huidige terroristiese diktatuur; hij zal zich verheugen, dat deze grote Rus nog net zo tot ons spreekt als vroeger en hopen, dat zijn geest moge voortleven in Ruslands jongelingschap. N. van Wijk. |
|