De Gids. Jaargang 88(1924)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 314] [p. 314] Gedichten. Het Meisje. Schemer droeg zijn stil verwezen, vroeg gelaat de kamer binnen, toen zij uit het witte linnen ademloos is opgerezen. Ban van een vermoed beminnen spon zijn aarzelende vreezen, en 't geheim verbond aan dezen droom al het ontzet bezinnen. Eenzaam draagt de leege sponde deernis om de vreemde schuld van een niet gekende zonde, tot de milde morgen duldt, dat het hart zijn eigen wonde doelloos schreyend heeft gevuld. [pagina 315] [p. 315] Cariljon. Zacht en vanzelf uit de vermoeide nacht schuchter ontloken aan een verre toren, prevelt een lied van die niet toebehooren de zware aarde en een traag geslacht. Nu zingt als uit een diaphaan brevier, het cariljon zijn onverstane vreugden: van kleine klanken, die zichzelf verheugden, jubelt een ijl en torenhoog klavier. Tot - wankel aan een onvoleind akkoord, dit sprankelend fontein is ingezonken; en van een kinderlijken weemoed dronken, zet ik mijn stil-bevonden omgang voort. Henrik Scholte. Vorige Volgende