bestek van deze herdenking. Slechts zij aangestipt, als kenmerkend voor den man, dat hij zich steeds beperkte tot zijn eigen terrein en de minister, die zuchtte: ‘onze lieve Heer weet alles, en een Kamerlid weet alles beter’, kon zich over van Nierop niet beklagen.
De schoone schijn van een eigenlijke politieke loopbaan heeft hem wel gelokt, maar hij is niet bezweken; een wethouderschap, de Tweede Kamer, beide niet te vereenigen met het directeurschap der Amsterdamsche Bank, bleven haar bespaard; ook hem. Immers, het staatsbestel, veelal krenterig met geld, gaat verkwistend om met goederen, met tijd en bovenal met werkkrachten, en het meeste met zijn leiders. Welk particulier bedrijf zou zich verbeelden om de vier jaar een geheel stel nieuwe leiders te kunnen vinden?
Wel gaf hij gaarne zijn tijd en zijn werkkracht aan de vele commissies en besturen, die begrepen met zijn kundigheden hun voordeel te kunnen doen, maar hij begeerde in het openbare leven ten slotte niet meer dan een adviseerende stem.
In iederen werkkring werd hij, ook waar hij geen voorzitter was, een middelpunt, vormde hij een sfeer om zich heen, geholpen ook door zijn humor, die hem nooit in den steek liet in het debat en den omgang met hem zoo aangenaam maakte.
Daarbij kwam, dat men gaarne de formuleering van een besluit aan hem overliet, daar weinigen als hij wisten te stellen.
Le style c'est l'homme. Wie een stuk van van Nierop leest vindt inderdaad in die bondige, onopgesmukte zinnen, vrij van effectbejag, die geen woord te veel of te min bevatten, zijn helderen geest gespiegeld. Daarbij was zijn taal geheel vrij van -ismen, ondanks dat hij toch veel geschriften in vreemde talen las. Het is in een woord eenvoudig Hollandsch van volmaakte zuiverheid, zooals eigenlijk ieder ontwikkeld man het moest kunnen schrijven.
Wie, die hem niet zou hebben gekend, zou na het bovenstaande getwijfeld hebben, dat van Nierop, waar hij dit als zijn plicht zag, op zijn stuk kon staan? Wie, dat hij gevoeligheden, die hij dan ongegrond achtte, negeeren kon?
‘Populair was hij nooit’, prees hem mij eens een tijdgenoot. ‘Maar gerespecteerd altijd’, heb ik geantwoord.
P. Hofstede de Groot.