Aanteekeningen en opmerkingen.
Een malligheid van zeventien jaar.
- Het was in December 1906, dat de Tweede Kamer na een tweedaags-debat met 37 tegen 35 stemmen tot uitgifte van een ‘analytisch’ Kamerverslag, naast de stenografisch opgenomen ‘Handelingen’, besloot, dat f 40.000 zou kosten.
Thans heeft (December 1923) de Commissie voor het ‘Kort Verslag’, zooals dit ‘objectief’ uittreksel van parlementaire welsprekendheid is komen te heeten, zijn opheffing voorgesteld. Het totaal bedrag der kosten was inmiddels tot ruim een ton gestegen, waartegenover een opbrengst stond van ruim een tiende van dit bedrag.
De nederlandsche pers heeft destijds unaniem tegen het dwaze denkbeeld gewaarschuwd. En pers-kundige leden der Tweede Kamer steunden haar verzet. Onder hen de heer Van Vuuren, thans lid der Commissie, die opheffing aanraadt. Voor hem inzonderheid moet eenige voldoening gelegen zijn in het feit, dat thans de Commissie (in stuk 332.1) moest schrijven: ‘De illusies, die de voorstemmers van het nieuwe instituut koesterden, zijn niet in vervulling gegaan. De verwachting, dat het Kort Verslag als een goed objectief, maar volledig résumé, waarin alles wat in de Kamer gebeurt tot zijn recht komt, alom in het land met instemming zou worden ontvangen en dat de dagbladen voor de samenstelling van hun verslagen van het Kort Verslag gebruik zouden maken, is niet uitgekomen... De belangstelling... is tot een minimum gedaald.’
Dit alles is destijds voorspeld, maar door de 37 niet geloofd.