De Gids. Jaargang 87
(1923)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
Dostojewskij's politieke geschriften.Dostojewskij's ‘Dagboek van een Schrijver’ bevat een groot aantal opstellen van zeer heterogene inhoud van de jaren 1873, 1876, 1877, 1880, 1881. In 1876 en 1877 verscheen dit ‘Dagboek’ elke maand als een tijdschrift, uitsluitend door Dostojewskij gevuld. Wij vinden hierin herinneringen uit eigen leven, beschouwingen naar aanleiding van gebeurtenissen van de dag of eenvoudig van opkomende ideën, en zelfs een novelle. Een grote rol speelt in deze opstellen de politiek, maar een strenge scheiding tussen politiese en algemeen-ethiese beschouwingen is niet mogelik; daarvan kan de lektuur der tans in het Nederlands verschenen bloemlezingGa naar voetnoot1) een ieder overtuigen. Dostojewskij's ideën over Balkankwestie, expansie in Azië, Russiese finansieën, Ruslands verhouding tot Europa en over andere politiese onderwerpen worden bepaald door zijn opvattingen over natuur en bestemming van het Russiese volk. Nergens ter wereld leeft gelijk in Rusland het algemeenmenselike ideaal van broederschap der mensheid in Christelike geest; dat is het grote woord, dat Rusland tot de gehele wereld te spreken heeft, het is de bevrijdingsleus, die eenmaal de samenleving der volken tot een hoger peil kan opvoeren. Reeds de dichter Poesjkin (1799-1837) heeft Ruslands zedelik ideaal en voorbestemming begrepen; zijn Tatjana (uit | |
[pagina 458]
| |
het gedicht Onegin) is een typies Russiese figuur door haar gevoel voor de zedelike waardigheid des mensen; haar eigen levensgeluk zal zij niet bouwen op het ongeluk van een medemens; ja, als zij voor dit offer het geluk der hele wereld kon kopen, zal zij het offer niet brengen. Hoe zal Rusland aan zijn verheven bestemming voldoen? De jaren 1876 en 1877 openen grootse perspectieven. De bevrijding der Balkanslaven van het Turkse juk zal groter kracht geven aan het ware orthodoxe geloof, en, wordt Konstantinopel Russies, dan zal vandaar het licht der onvervalste Christelike religie uitstralen over de naar geestelike bevrijding dorstende wereld. Dit kost offers; maar het Russiese volk brengt die gaarne; met een inderdaad heilig vuur grijpt het naar de wapens. Dostojewskij erkent niet het weerloosheid-ideaal van Tolstoj; een oorlog, altans voor de zege van het Russies Christendom, acht hij geoorloofd, ja zelfs loffelik. Een zonderlinge contradictie met de resignatie van Tatjana, die geen geluk wil bouwen op het ongeluk van wie ook! Ook de gewelddadige expansie in Azië dient de zaak van Ruslands ethiese kuituur en wordt door Dostojewskij met enthusiasme begroet. En gesteld dat Rusland eens geplaatst werd voor de vraag, of het bereid zou zijn, aan het vermaterialiseerde en gerationaliseerde Europa met wapengeweld zijn eigen humaniteitskultuur op te dringen, dan kan ik mij voorstellen, dat Dostojewskij dat geweld zoude billiken. Zulke contradicties in éénzelfde mensegeest, die als spontane psychiese verschijnselen zo begrijpelik zijn, doen ons zonderling aan in een naar logika strevend betoog. Dostojewskij's verhandelingen missen dikwels de overtuigende kracht van zijn romans. Niemand bezat zoals hij het vermogen van psychiese penetratie en niemand is in die mate in staat geweest, de duistere gangen van het ‘sousterrain’ des menseliken geestes te ontsluiten voor allen, die behalve voor de waarneming van het vlakke leven van iedere dag een orgaan hebben voor die der potentialiteit van hun chaotiese menselikheid. De logika van zijn psychiese visie suggereert hij ons zonder moeite, maar veel zwakker was bij hem de logika van het rustige betoog. Dit doet intussen niets af aan de waarde, die het ‘Dagboek van een Schrijver’ voor ons heeft als gewichtig dokument | |
[pagina 459]
| |
van Russies politiek voelen. Bij alle generaties van ‘Slawjanofilen’ vinden wij een dergelijk vast geloof aan de grote kultuurmissie van het Russiese volk; de redeneringen, bestemd om dat geloof ook voor anderen aannemelik te maken, zijn dikwels weinig overtuigend, maar desniettemin is hun geloof rotsvast en niet verstoken van suggestieve kracht. Herzen, die op de theoretiese fundering een scherpe kritiek oefende, erkende als de essentiële basis dezer ideologieën een niet falend gevoel voor de goede en gezonde eigenschappen van het Russiese volk, en ook hij geloofde aan de dominerende betekenis van de ‘moezjik’ voor de regeneratie der wereldmaatschappij. De meest gepassioneerde heraut van het Russiese volk is Dostojewskij geweest; evenmin als Herzen noemde hij zichzelf een Slawjanofiel, maar zijn denkbeelden staan toch zeer dicht bij de hunne. En hij stelde de Russiese problemen met een buitengewone scherpte, ze doorschouwend tot in hun voor anderen onzichtbare konsekwenties. Het is daarom begrijpelik, dat Masaryk hem tot de centrale figuur van zijn boek ‘Russland und Europa’ heeft gemaakt.Ga naar voetnoot1) Dostojewskij heeft menig artikel van zijn ‘Dagboek van een Schrijver’ gewijd aan Ruslands roeping als wereldhervormer. Aan zulk een roeping geloven ook de beste en eerlikste der bolsjewieken, maar hun idealen zijn ekonomies-materialisties, die van Dostojewskij ethies-religieus. Bij sommigen echter neemt het communistiese dogma de vorm aan van een geloof, herinnerend aan dat van overtuigde Christenen als Dostojewskij, en de gemeenschappelike motieven van sociale rechtvaardigheid en solidariteit aller mensen kunnen iemand wel eens sterker opvallen dan de totaal verschillende bodem, waarop zij rusten. Zo verwondert het mij niet, dat mevrouw Roland Holst in haar naar inhoud en vorm zeer goede inleiding bij de Nederlandse vertaling de blijvende waarde van het ‘Dagboek’ ziet in Dostojewskij's juiste begrijpen van de Russiese volksgeest, die in staat is tot het verwezenliken van nieuwe, hogere idealen van sociale rechtvaardigheid: ‘In veel heeft hij zich vergist - niet in het essentieele. Niet in de overtuiging, dat het russische volk door | |
[pagina 460]
| |
zijn - historisch geworden - aard en wezen, geroepen of zoo men wil verkoren is, alle volken vóór te gaan in den strijd voor een nieuw levensbeginsel, voor universeele eenheid.’ Intussen vermag ik hierin niet het meest essentiële van Dostojewskij's ideën te zien; een dergelijke overtuiging van Ruslands betekenis voor de toekomstwereld vinden wij ook bij Herzen en bij talrijke groepen van zgn. ‘Narodniki’ - Nekrasow geeft in zijn verzen herhaaldelik uiting aan die overtuiging, - het meest typiese van Dostojewskij is echter de ethiese basis van zijn idealen. Hierdoor staat hij zo scherp tegenover alle atheïsties gekleurd socialisme, dat wij ons zijn houding tegenover het bolsjewisme en de daardoor verwekte volksbewegingen alleen streng afwijzend kunnen voorstellen. Intussen is de vraag, die bij het lezen van 't ‘Dagboek’ zo vaak bij ons opkomt: hoe zou Dostojewskij, als hij tans leefde, de toestanden in zijn vaderland beoordelen?, uiterst moeilik met enige nauwkeurigheid te beantwoorden, - te moeiliker nog, daar Dostojewskij's logika wel eens andere wegen kiest dan onze Westeuropese en daar zijn geschriften niet vrij zijn van contradicties. De Russiese revolutie heeft ontzaglike offers aan menselevens en mensegeluk gekost; op zulke offers zou Poesjkin's Tatjana, door Dostojewskij verheerlikt als de ideale Russiese mens, geen toekomst willen bouwen. Maar wij zagen reeds, dat Dostojewskij, waar een groot doel op het spel stond, wel eens dit Tatjana-ideaal verloochende. Hoe zou hij tans spreken? De kwestie van de offers is hier intussen niet de enige; gewichtiger nog is die van het doel. Zou Dostojewskij het najagen van het communistiese ideaal billiken? Hij, die de historiese evolutie voelde als een religieus proces en als de hoofdvraag der toekomst van Rusland en de wereld het: met God of zonder en tegen God? Met God, dat wil zeggen, met de God van demoed en zelfopoffering, die beleden wordt door de onbedorven Russiese Christen, - tegen of zonder God, dat is: met socialisten en andere rationalisten, die niet het ethies-religieus bewustzijn, doch materiële toestanden en betrekkingen voor de primaire grondslagen der samenleving houden. Hoe heeft Dostojewskij gefulmineerd tegen deze bedervers van mens en maatschappij! En zou hij tans meegaan met Lenin's revolutie? Zou hij zeggen, dat het Russiese volk in zijn jongste revolutie zijn humaniteits-ideaal heeft ver- | |
[pagina 461]
| |
wezenlikt? Zou hij niet veeleer menen, de vizioenen van Sjigaljow te zien verwezenlikt? In zijn ‘Boze Geesten’ heeft Dostojewskij zijn vloek uitgesproken over de atheïstiese revolutionnaire gedachte, waarvan hij ons de verste konsekwenties heeft geschilderd in de amorele wereldbeschouwing van Werchowenskij Jr. en Sjigaljow. Werchowenskij is in de praktijk der revolutionnaire aktie een cyniese menseverachter, haat en achterdocht zaaiend, zijn werktuigen door onderlinge verantwoordelikheid voor wanbedrijven en door spionnage aan elkaar en aan zichzelf bindend, voor geen slachtoffers terugdeinzend. Enig ideaal ontdekt men niet bij hem, totdat hij in een gesprek met Stawrogin de fantastiese gedachte uitspreekt, dat die mensewereld, die hij veracht, beheerst moge worden door Stawrogin zelf, de mens zonder ethiese warmte, volkomen koel blijvend zowel tegenover goed als kwaad. En met een bij hem ongewoon enthusiasme verhaalt hij Stawrogin van de verstandige ideën van Sjigaljow, die negentig prosent der mensen wil reduceren tot een kudde, onderworpen aan de heerschappij der overige tien prosent, die vrij van het leven genieten. In die kudde handhave men een algehele gelijkheid door een geperfectionneerd spionnagesysteem en door een nivellering van beschaving; verhoogde beschaving immers voert tot differentiëring. Dit kuddeleven is vervelend, en verveling is een aristokraties gevoel; daarom laat Sjigaljow elke dertig jaren door de kudde een stuiptrekking gaan, dan eten de mensen elkaar een tijdlang op, om daarna weer te vervallen tot passiviteit en gedweeheid. De wereld van Werchowenskij en Stawrogin is die van het Beest der Openbaring, zegt Wolynskij; en wanneer een paar jaar geleden Merezjkowskij het huidige Rusland ‘het rijk van de Antichrist’ genoemd heeft, dan wil hij daarmee zeggen, dat Dostojewskij's vizioenen van de atheïstiese revolutie tot werkelikheid zijn geworden. Zou ook Dostojewskij zelf het heden vervloeken als een zege der Werchowenskij's en Sjigaljow's? Het komt mij mogelik voor, dat Dostojewskij tans, na de val van het tsarisme, dat hij te eenzijdig als een zegenrijke ethiese kracht beschouwde, en na de chaotiese jaren van burgeroorlog, het een en ander in zijn politieke ideën zou hebben gewijzigd. Dat hij echter in het heden een vervulling | |
[pagina 462]
| |
zou zien van de Messias-taak, die hij aan zijn volk had toegedacht, dat lijkt mij uitgesloten. Wij moeten intussen niet vergeten, dat de Christelik voelende Dostojewskij de gelukstaat der mensen eerst mogelik achtte, wanneer het tijdelike voor het eeuwige zal hebben plaats gemaakt. Wanneer hij in het ‘Dagboek van een Schrijver’ wel eens de schijn aanneemt, een toekomstige heilstaat op aarde, gebaseerd op een ethiese suprematie van Rusland, voor mogelik te houden, dan komt hij in strijd met een der hoofdpunten van zijn eigen geloof: dat de verzoening van alle aardse leed en onrecht eerst komen zal in een hiernamaals, nadat wij uit de doden zullen zijn opgestaan. Het aardse leven is een chaotiese strijd tussen goed en kwaad, tussen God en duivel. De Russiese mens heeft de sterke neiging tot boete-doen na bedreven zonde en ten slotte overwint in hem het goddelike het duivelse; maar zolang de mensen mensen zijn, blijft hun ziel het strijdperk, waar goed en kwaad elkaar bekampen, en een dergelijk strijdperk is hun samenleving. Dostojewskij's politieke idealen baseren zich op zijn liefde voor de zondige, vaak zelfs misdadige en verdierlikte, maar in zijn diepste wezen morele Russiese mens; deze is voor hem het primaire en de ethiese wisselwerking tussen de mensen is de gewichtigste stuwkracht der historie. Ook tans zou, dunkt mij, Dostojewskij zijn oordeel over het heden en zijn verwachtingen van de toekomst meer op het zedelik peil der mensen dan op regeringsvorm of sociale organisatie bouwen. Hetgeen wij lezen van het tegenwoordige Rusland en hetgeen ooggetuigen ons meedelen, wekt vaak de indruk van toegenomen zedelike corruptie; van de goede daden is minder boek gehouden, maar men behoeft slechts de ervaringen van Russiese vrienden te horen vertellen, om telkens getroffen te worden door de immuniteit van zoveel helden hunner verhalen tegen alle zedelik bederf. Als Dostojewskij tans leefde, dan kan ik niet aannemen, dat hij zou juichen over vervulde idealen of verwachtingen, maar zijn geloof aan de Russiese mens en het Russiese volk zou hij niet verloren hebben.
N. van Wijk. |
|