men die in den Haag toepast, kwamen er ten minste voorgoed meê van de baan. Toch heb ik mij toen al wel eens afgevraagd, of het komen te kruisen van de grachten met een heel breede, in plaats van met een smalle straat, geen aesthetische conflicten kon meebrengen.
Maar er lagen ook andere gevolgen voor de hand, die vooruit, naar ik meen, te weinig onder de oogen gezien zijn.
Aan een zoo breeden weg als de verruimde Vijzelstraat, zouden vanzelf geen huizen van de vroegere hoogte of liever laagte komen, ook al omdat er, juist in het midden van de stad, behoefte aan grootere gebouwen gevoeld wordt. Er werd een weg van 22 Meter getraceerd; en daaruit volgde, krachtens de bouwverordening, dat de toelaatbare hoogte voor den opgetrokken muur 21 Meter werd, terwijl de daknok daar dan nog vrijwel ongelimiteerd bovenuit kon gaan.
Wat nu het groote gebouw van de Handelmaatschappij betreft, dat aan de Westzijde van de straat werd opgetrokken, en waarover thans heel Amsterdam spreekt, de opgaande gevel tot de gootlijst hiervan zou in het oorspronkelijke project de maximum-hoogte bereikt hebben. Het werd echter al spoedig duidelijk, dat het volume van het gebouw alleen dan voldoende zou worden, wanneer nog een paar huizen aan Heeren- en Keizersgracht er bijgetrokken konden worden, die evenwel niet verkrijgbaar bleken te zijn. In verband hiermede werd bij het Gemeentebestuur een tweede plan ingediend, dat aan de Vijzelstraat en aan de zijde der grachten een gevelhoogte van ± 25 Meter bereikte, - waarop bouwvergunning werd verkregen. Hierbij moet echter dadelijk worden opgemerkt, dat dit gebouw van de Handelmaatschappij een platte bedekking biedt, waardoor de totale hoogte van het blok metterdaad niet hooger reikt, dan de nok van een gebouw met een opgaanden gevel van 21 Meter, maar met bovendien een schuin oploopend dak, dit zou hebben gedaan. De massa van de grachtenzijde uit gezien, werd dus inderdaad niet hooger dan bij deze straatbreedte onder normale omstandigheden pleegt te gelden.
Nu komen er plotseling allerlei beminnaars van het oude Stadsschoon in het geweer, die zich tegen dit hooge gebouw, zooals het zich van de Leidschestraat-zijde vertoont, verzetten. Dat men hier toch intusschen met eenvoudige consequen-