Bibliographie.
Wilhelm Dibelius, England. - Zwei Halbbände. - Deutsche Verlags-Anstalt Stuttgart, Leipzig und Berlin 1923.
Duitschland heeft sedert November 1918 zooveel innig treurigs, onnoozels, laags te zien gegeven, dat elk teeken van ongedoofd hooger leven, hetwelk tot over de grenzen zichtbaar wordt, den vriend van Europa buitengemeen welkom wezen moet. Het werk nu waarvan ik den titel uitschreef, schijnt mij hooge achting, ja bewondering te verdienen.
Het inzicht, dat Engeland bij Duitschlands ondergang geen belang heeft, ja dat Engelands belang Duitschlands ondergang verbiedt, heeft den schrijver een onderzoek doen instellen naar de eigenschappen van de staatkundige, maatschappelijke en zedelijke persoon, waarmede de wereld in Engeland te maken heeft; eigenschappen die het Duitschland van 1914, zijn geleerdheid ten spijt, en tot zijn schade en schande, zoo gruwelijk heeft misverstaan.
Een boek van een Duitscher over Engeland, vrij van alle laatdunkendheid en evenmin in botte admiratie vervallend; - meer aan het heden ontsprongen dan Lawrence Lowell, even goed leesbaar als Sidney Low, en van nog veel ruimer bestek dan deze beide terecht vermaarde geschriften over Engelschen regeeringsvorm en regeeringspractijk. Men kan er wezenlijk nieuws uit leeren over Engeland en tegelijk (als men aan Duitschlands geestelijk behoud gewanhoopt mocht hebben) over een land, waar enkelingen den druk der tijdsomstandigheden in die mate weten te overwinnen, als voor het concipieeren en schrijven van een boek van koele luciditeit en edelen bouw daar thans moet noodig zijn.
Het is mij een aangename taak, het aan Nederlandsche staatslieden en geschiedkundigen aldus in het kort te signaleeren.
C.