De Gids. Jaargang 87
(1923)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Wladimir Korolenko (1853-1921) en de jongste Russiese geschiedenis.Ga naar voetnoot1)De 25. Desember 1921 stierf te Poltawa de Russiese schrijver Wladimir Korolenko, en de pers der gehele wereld gewaagde van de hulde, die de Russiese samenleving en ook de bolsjewistiese regering brachten aan zijn nagedachtenis. Die hulde betrof niet alleen de schrijver, doch in niet mindere mate de mens en de maatschappelike werker. In West-Europa kent men vooral de schrijver, de novellist Korolenko, en in veel mindere mate heeft men kennis gekregen van zijn talrijke opstellen over kwesties van de dag, van zijn verhandeling over de doodstraf, van zijn herinneringen aan het ‘hongerjaar’ 1892, toen Korolenko in het gouvernement van Nizjnij Nowgorod een krachtige aktie voerde tot leniging van de ellende. Maar reeds de novellen alleen zijn voldoende, om ons te doen begrijpen, dat deze auteur een sterke sociale belangstelling moet hebben. Ik noem slechts een paar van zijn meest bekende werken: ‘de Blinde Musicus’, een artistiek-psychologiese studie, gewijd aan de wisselwerking tussen natuur en mensewereld enerzijds, de blindgeborene, reeds daardoor alleen niet-normale mens anderzijds, - ‘Zonder taal’, het relaas van de ervaringen van een onbedorven plattelander uit de Oekraine, die plotseling alleen staat in de business-wereld van de Verenigde Staten, - ‘Jasjka’, een herinnering uit de gevangenis te Toboljsk, waar eenmaal Korolenko als cel-buurman een sektant-maniak had, Jasjka | |
[pagina 275]
| |
genaamd, die steeds maar klopte en trapte tegen de deur van zijn cel, menende zodoende ‘op te komen voor God, voor de grote Keizer, voor de wet van Christus, voor de heilige doop, het hele vaderland en alle mensen’. Deze drie sujetten geven een idee van de veelzijdigheid van Korolenko's werk, doch met al zijn bontheid draagt het onveranderlik het stempel van de humane geest des schrijvers, die elke menselike handeling analyseert en poogt te verklaren; Korolenko is geen onbewogen toeschouwer, hij kritiseert eerlik nu eens het individu dan weer het sociale milieu of zelfs de hele maatschappij, en men voelt, dat deze man ook in het praktiese leven bereid zal zijn het op te nemen voor de verongelijkte, de verblinde een gezondere blik op het leven te suggereren, de strijd aan te binden tegen vooroordeel en waan en tegen onrecht. Daarbij komt nog, dat weinigen zo in de gelegenheid zijn geweest, velerlei mensen en toestanden te leren kennen als Korolenko. Hij zelf zegt ergens, dat hij gevrijwaard is gebleven voor een vergoding 't zij van de Russiese boer 't zij van de arbeider-proletarieër, voor de eenzijdigheid zowel van de zgn. ‘narodniki’Ga naar voetnoot1) of van Leo Tolstoj als van de marxisten, en dan gaat hij verder: ‘Misschien komt dat wel daardoor, dat het leven mij op zo'n grillige wijze van de ene kant naar de andere heeft gegooid, dat ik in de gelegenheid was om alle lagen van het Russiese volk te zien en, wat meer is, ze aan te voelen, vanaf de halfwilde Jakoeten of de bewoners van die bossige uithoeken van Noord-Europa, waar men zelfs geen wagens kent, tot de arbeiders in de steden toe’. Dit citaat is genomen uit de verhandeling: ‘Land, land!’Ga naar voetnoot2), een der drie postume geschriften van Korolenko, die mij tans aanleiding geven om over deze te schrijven. De twee andere zijn: ‘de Geschiedenis van mijn Tijdgenoot’ en: ‘Zes brieven aan Loenatsjarskij’. Van de autobiografiese ‘Geschiedenis van mijn Tijdgenoot’ was al vroeger, tijdens des schrijvers leven, een deel verschenen, waarin de jongensjaren in Zuid-Rusland, de reis | |
[pagina 276]
| |
naar Petersburg en de eerste indrukken van hoofdstad en studenteleven beschreven waren. Deze jeugdherinneringen zijn tans herdrukt; zij vullen anderhalf der vijf delen van de nieuwe uitgave; dan volgt in drie-en-een-half deel de verdere levensgeschiedenis tot de terugkeer naar Europa in 't einde van 1884: eerst de studentetijd in Petersburg, een periode van grote armoede en ontbering (1870/71), dan de in materiëel opzicht onbezorgde jaren aan de landbouwakademie nabij Moskou (1872-1874); in 1874 overhandigt Korolenko met twee vrienden een collectief verzoekschrift der studenten; dat heeft arrestatie en verbanning tengevolge, doch weldra wordt hem toegestaan, bij zijn moeder in Kroonstad te wonen. Vandaar verhuist men later naar Petersburg. Het zijn juist die troebele jaren, voorafgaande aan de moord op Alexander II: de vrij onschuldige beweging van ‘onder het volk gaan’ der jonge ‘intelligenten’ wordt door de regering beantwoord met het beruchte ‘proces der 193’ en allerlei administratieve repressie-maatregelen. Het geselen van een politieke gevangene heeft de moordaanslag van Wera Zasoelitsj op de chef der Petersburgse politie Trepow tengevolge; daarmee begint de periode van terroristiese aanslagen. In deze troebele tijd wordt ook Wladimir Korolenko gearresteerd. De gehele sfeer, waarin hij leefde, gold voor verdacht, maar hij zelf had zich aan geen bepaald vergrijp schuldig gemaakt. Administratieve willekeur en toeval beslisten over het lot der verdachten. Aan puur toeval is het toe te schrijven, dat Korolenko's oudste broeder ontslagen werd uit de gevangenis, hijzelf evenwel verbannen naar een uithoek van het gouvernement van Wjatka. In 1880 wordt hij van hier overgebracht naar een soort doorgangshuis voor gevangenen en vandaar zendt men hem naar Siberië, alleen op grond van een leugenachtig rapport van Wjatka-se ambtenaren. In Siberië eerst hoort hij toevallig van de reden zijner verbanning. Intussen is blijkbaar ook in Petersburg het bedrog aan 't licht gekomen; Korolenko wordt teruggebracht naar Europa, en als woonplaats wordt hem Permj aangewezen. In 1881 weigert hij de eed aan de nieuwe keizer Alexander III; weldra volgt een nieuwe verbanning, en enige jaren moet Korolenko doorbrengen in 't noorden van Siberië, 300 K.M. achter Jakoetsk. Eerst in 1884 mag hij naar Europa terugkeren en dan vestigt hij zich in | |
[pagina 277]
| |
Nizjnij Nowgorod. Tot aan dit moment in zijn leven brengt ons de autobiografie. Een merkwaardig boek! Literair behoort het tot Korolenko's minste geschriftenGa naar voetnoot1). De wijze van vertellen is droog, soms zelfs mat, - ten dele wellicht door een merkbare tegenzin tegen een mooi-schrijverij, die op ijdelheid zou kunnen gelijken. Niet alle personen leven voor ons, en het komt voor, dat men, in een nieuw ballingsoord oude kennissen terugvindend, zich afvraagt: hé, wie was dat ook weer? Maar toch zijn wij geboeid van begin tot eind, en elk hoofdstuk verdiept ons inzicht in toestanden en stromingen. De beschrijving van het leven in 't gouvernement van Wjatka is ethnografies merkwaardig en literair wellicht het best geslaagd, maar voor de kennis der Russiese ‘intelligentie’ zijn vooral de in vlakke, weinig verzorgde stijl geschreven hoofdstukken over Petersburg en allerlei gevangenissen een interessante geschiedbron, - evenals dat voor een vroeger periode de brillante mémoires van Herzen zijn. De bezonkenheid en eerlikheid van dit boek maken ons de schrijver en zijn werk sympathiek. Men heeft van Dostojewskij getuigd, dat hij over de keizer, die hem onschuldig verbannen had, sprak met de ‘souvereine zachtmoedigheid van een heilige’Ga naar voetnoot2). In niet mindere mate dan Dostojewskij weet Korolenko over de machten, die hem onschuldig tot martelaar gemaakt hebben, met volkomen objektieve gelijkmoedigheid te spreken; alle persoonlike wrok is hem vreemd. Maar daarin wijkt hij af van Dostojewskij, dat hij de tsaar en zijn helpers verantwoordelik stelt voor een groot deel van het ongeluk des volks; zijn boek is één aanklacht tegen de onrechtvaardigheid der machthebbers. ‘De hervormingsaktie van Alexander II maakte in het hele land de beste impulsen wakker en bracht veel frisse krachten naar voren, die streefden naar een verdere vernieuwing des levens. Zonder overdrijving kan men zeggen, dat in die tijd de bereidvaardigheid om tegen eenvoudige misbruiken te strijden samenging met de gedachte aan Belinskij, Dobroljoebow | |
[pagina 278]
| |
en TsjernysjewskijGa naar voetnoot1) en zodoende politiek verdacht werd. En omgekeerd ging de officiële welgezindheid samen met de oude traditie van omkoperij en misbruiken of altans met een tolerante houding ten opzichte daarvan ... Indien men te rechter tijd begrip had gehad voor deze tragiese contradictie, voor deze stem van de eenvoudigste waarheidszin, welke een zij 't ook geleidelike, maar toch zeker krachtige verdere levensvernieuwing verlangde, dan ware de regering van Alexander II geëindigd zoals zij begonnen was en zij had een der roemvolste regeringen der geschiedenis kunnen worden. Maar daarvoor waren een groter geest en een groter karakter nodig, - zoals Alexander II niet bezat. Zo komt het, dat hij, na begonnen te zijn met fier zijn volk op te roepen tot de vrijheid, eindigde met de komiek-stumperige vermaningen, gesproken ‘van de hoogte des troons’: ‘Huisbazen, let op uw dworniks’Ga naar voetnoot2). A. Koni heeft ergens gewezen op de ongerijmdheid der reactionnaire regeringstaktiek, gevolgd op de aanslag van Karakozow in 1866: immers, bijna de hele samenleving veroordeelde de aanslag, daardoor was de positie der regering eer versterkt dan verzwakt en voor vrees bestond geen gegronde aanleiding. Op een dergelijke wijze wijst Korolenko op het ongevaarlik karakter der beweging van ‘onder het volk gaan’. Deze jeugdige idealisten, zonder levenservaring en zonder kennis van het volksleven, konden bij de boeren geen sympathie verwachten voor hun romanties streven naar samenvloeiing der standen en gemeenschappelike arbeid. Hoogstens konden zij, door teleurstellingen wijs geworden, geleidelik zichzelf opvoeden tot een ander soort van arbeid, op realistieser levensbeschouwing gebaseerd, in rijper jaren; en dan zouden zij de welkome bondgenoten zijn van elke welmenende regering. Door deze jongelieden te vervolgen, en dat nog wel met verkrachting der wetten die zij zelf gegeven had, maakt de regering zich het beste deel der natie tot vijand. Tientallen jaren na zijn eigen arrestatie vraagt | |
[pagina 279]
| |
Korolenko zich af, in hoeverre hij in die lang vervlogen tijd een misdadiger genoemd kon worden. Hij had vage ideën over een gewenste reorganisatie der samenleving, en die ideën hingen samen met eigen plannen voor het verdere leven. Had men hem op vrije voeten gelaten, hij zou wellicht als schoenmaker ‘onder het volk’ zijn gegaan, maar dan zou hij waarschijnlik gemerkt hebben, ‘dat het leven des volks een ware oseaan is, welker bewegingen niet zo gemakkelik te leiden zijn als wij meenden’; hij zou verder hebben begrepen, meer te deugen voor beschouwend kunstenaar dan voor aktief revolutionnair. ‘In één woord, de graad van mijn misdadigheid bepaalde zich toen, zelfs naar onze begrippen, van het standpunt zelfs van onze wetten, hoogstens tot plannen en veronderstellingen, die bezwaarlik aan straf onderhevig zijn’Ga naar voetnoot1). Reeds veel vroeger, in zijn eerste Petersburgse tijd, was de jonge Korolenko op een bijeenkomst geweest, waar niets biezonders gezegd was en die eenvoudigweg vervelend was, - toch werd die avond gevolgd door huiszoekingen en politiemaatregelen; - en wanneer de landbouwstudenten geheel ongevaarlike en zeer voor de hand liggende wensen kenbaar maken, dan wordt dat door hoogwaardigheidsbekleders beantwoord eerst met een onlogiese en zenuwachtige toespraak, daarna met listige verhoren, tenslotte met woordbreuk. De afzonderlike kwesties, welke in die jaren misverstanden veroorzaakten, waren vaak onbeduidend, maar de ondergrond was dieper: ‘het volledige ontbreken van eerbied voor de fundamenten der samenleving, dat is de oorzaak, die periodieke schokken teweegbrengt in het leven onzer jongelingschap. De jeugd is onbaatzuchtig en grootmoedig. Nog niet gebonden door de boeien van de praktijk des levens en door persoonlike belangen, aarzelt zij, staande aan de drempel van het leven, om haar krachten in dienst te stellen van een maatschappelike organisatie, waaronder zij leugen als het fundament voelt’Ga naar voetnoot2). Het leven eist compromissen. De rechte lijn, waarlangs de Rus zo gaarne voortsnelt zonder een blik naar links of rechts te werpenGa naar voetnoot3), doet hem ten slotte met het hoofd tegen de muur | |
[pagina 280]
| |
lopen; maar men moet levenservaring hebben om dat te erkennen. Ook Korolenko heeft zijn romantiese jaren gehad, voordat hij realist werd, en de woorden van levenswijsheid, die ik tans ga vertalen, zijn niet alleen doordacht, maar doorleefd. ‘Het leven is er op gericht om van ons, na de voltooiing onzer opleiding, grondbezitters of ambtenaren of ingenieurs te maken, kortom mensen, die een bepaald soort van maatschappij dienen. Maar nu staat juist die maatschappij zelf in een al te sterke tegenstelling tot datgene, wat door eerlik en verlicht denken in onze ziel geboren wordt. Zo komt het, dat bij ons de zoon van een landeigenaar vaak het recht op partikulier bezit van de bodem loochent, en de zoon van een ambtenaar veracht en haat het ambtenaarschap. Vandaar een voortdurende disharmonie tussen denken en leven. Denken is het begin van handelen, en het denken trekt de jongelieden naar de ene kant, het leven en de praktiese eisen van eigen voordeel naar de andere. In de meeste gevallen laat het leven zijn rechten gelden en het merendeel der beschaafde jongelui betreedt na een onstuimige periode van jeugdig najagen van idealen de gebaande weg en raakt daaraan geleidelik gewend. Maar in hun ziel blijft voor altijd, als de allerbeste levensherinnering, een spoor over van jonge en naïeve “vergissingen der jeugd”, vol van onervarenheid, maar zonder smet en baatzucht en zonder kastegeest’Ga naar voetnoot1). Dit geldt tot zekere hoogte van alle landen en volken, maar het geldt van geen natie in die mate als van de Russen. Nergens elders in Europa vinden wij zulke krasse protesten van de zijde der jonge lieden tegen de bestaande orde van zaken als in Rusland. Immers, de geest van dit volk neigt tot maximalisme, - getuige Lenin en Peter de Grote, Tolstoj en Dostojewskij. En: nergens elders stuitte het naïeve idealisme der jongeren op zulke een cyniese bejegening van de zijde der machthebbers als in het tsaristiese Rusland. Vandaar dat in dit land het lam tot tijger werdGa naar voetnoot2), dat hier Wera Zasoelitsj na haar aanslag op Trepow kon worden vrijgesproken door de jury, de spiegel van het volksgeweten, en dat Korolenko de stemming van Alexander II's laatste regeringstijd niet beter meent te kunnen weergeven, dan door een herhaling | |
[pagina 281]
| |
van hetgeen Lawrow eenmaal aan deze keizer schreef: ‘Gij loopt soms op straat. Wanneer gij een beschaafd jongmens tegenkomt met een schrander gezicht en een open blik, weet dan: dat is een vijand van U’Ga naar voetnoot1). Korolenko is zelf door de praktijk des levens spoedig bekeerd van alle maximalisme; hij keurt het af in de bolsjewieken, hij bestrijdt het in zijn gesprekken met Leo TolstojGa naar voetnoot2). Maar over het, zij 't ook vage, maximalisme van zijn eigen jeugd heeft hij geen berouw gehad. Wanneer men weet, hoe groot in brede kringen van ontwikkelde Russen reeds vóór tientallen jaren de tegenzin tegen het tsarisme geweest is, dan kan de vraag opkomen: hoe komt het, dat de revolutionnaire beweging zo lang geen succes heeft gehad? De boerestand, verreweg het grootste deel van Ruslands bevolking, leefde ook na de afschaffing der slavernij in 1861 in een droevige materiële toestand: te weinig land, steeds toenemende schulden, te weinig medewerking van regering en landadel, soms zelfs systematiese tegenwerking. En toch houdt de boerestand zich rustig, zelfs in jaren van misoogst en honger. Hoe komt dat? Het komt voor een groot deel door het ongemotiveerde, maar desniettemin ongeschokte geloof aan de keizer; de boer was overtuigd, dat de keizer op zijn hand was en niet op die der grondbezitters; hij zal aan dezen het land afnemen en het geven aan wie het toekomt, aan de boeren. Deze legende van de goede keizer heeft enige tientallen jaren een centrale plaats ingenomen in Korolenko's overdenkingen van het ‘Russiese probleem’. De overtuiging der boeren, dat het land hun behoort en niet aan de heren, is histories gerechtvaardigd. De oude Russiese keizers gaven aan de edelen het land niet als persoonlik bezit, doch slechts tot tijdelike exploitatie, als loon voor hun dienen van de staat. Wie niet in staatsdienst was, had geen recht noch op de vruchten van de bodem noch op de arbeid der boeren. Welnu, toen in 1762, tijdens de kortstondige regering van Peter III, de edelen werden vrijgesteld van de verplichte staatsdienst, had daaruit logies moeten voortvloeien: de teruggave van het land aan de boeren. | |
[pagina 282]
| |
Dat is echter niet geschied. En de landtoekenning in 1861 was een halve maatregel. Maar bij de boeren was nog blijven leven en leeft nog tot heden voort de overtuiging, dat het land hun behoort en niet aan de heren. De juridiese basis van dit recht is hun niet meer goed bekend en met deze vage rechtsoverlevering zijn allerlei gevoelsfaktoren, een gevolg van uitbuiting en mishandeling van de zijde der landheren, samengegroeid tot een vrij ingewikkeld psychies conglomeraat. Er waren veel gunstige uitzonderingen, maar in het algemeen hadden de landheren het zeer bont gemaakt; doch de regering, bevreesd voor haar eigen volk, protegeerde hen, door allerlei maatregelen de boeren steeds meer onder hun contrôle stellendGa naar voetnoot1). En intussen leefde de legende rustig voort van de goede keizer, die slechts behoeft te horen van de noden zijner onderdanen, en dan zal hij de macht der heren breidelen en het land aan de oorspronkelike bezitters teruggeven. Korolenko heeft kunnen nagaan, hoe deze legende geleidelik wegsterft. En daardoor is de mogelikheid geschapen voor een revolutionnering van bredere volkslagen en voor de aktieve dan wel passieve medewerking der boeren bij de strijd tegen het tsarisme. Toen Korolenko omstreeks 1880 in 't gouvernement van Wjatka woonde, was daar onder de ballingen een Kleinrussiese boer, die Bogdan heette. Hij behoorde tot die zeldzame personen, die er in geslaagd waren, de wensen van hun dorp persoonlik ter allerhoogste plaatse kenbaar te maken. Eerst had hij zich in Moskou op de knieën geworpen vóór het paard des keizers, en, al was de keizer ook langs hem heen gereden, een adjudant had zijn verzoekschrift aangenomen. Maar daar hij zonder ontvangstbewijs niet in zijn dorp wilde terugkomen, reisde hij door naar Petersburg, waar hij zich aanmeldde bij het comité voor landzaken; juist toevallig was grootvorst Konstantijn daar aanwezig; hij nam persoonlik een tweede verzoekschrift in ontvangst. Maar daarop volgde weldra arrestatie; want de goeverneur van zijn provincie, wetende van het doel van Bogdan's reis, had zijn aanhouding en terugzending verzocht. Onder militair geleide kwam hij thuis, maar het schriftelik bewijs, dat hij het dokument overhandigd | |
[pagina 283]
| |
had, bracht hij mee; dat gaf hem een groot aanzien in de ogen van zijn dorpsgenoten, maar de naburige grondbezitter haatte hem om zijn reis naar de hoofdsteden en zijn opkomen voor de gemeentebelangen. En in dit land van willekeur is de boer tegenover de heer rechteloos. Zodoende wordt Bogdan administratief vervolgd, men voert hem weg uit zijn dorp, sleept hem van gevangenis naar gevangenis, en eindelik belandt hij in het hoge noorden, in de onherbergzaamste uithoek van het gouvernement van Wjatka, en daar was het, dat Korolenko hem zijn levensgeschiedenis hoorde vertellen. Daarbij waren andere ballingen tegenwoordig, die eveneens voor het recht van hun gemeente waren opgekomen, maar zonder tot keizer of grootvorsten door te dringen. ‘En zie, nu vertelt Bogdan, met wat voor listen en inspanning hij ten slotte de tsaar bereikt heeft en hem in zijn eigen handen de “waarheid der boeren” heeft gegeven ... En ziedaar de resultaten’. Uit boeremond hoort Korolenko hier 's keizers gedrag laken, en als hij later aan die dag terugdenkt, is het hem, alsof hij toen ‘tegenwoordig was bij het onmerkbaar doorsijpelen van een klein waterstraaltje van die overstroming, die in onze dagen de troon der Romanows heeft weggevaagd’Ga naar voetnoot1). Intussen zou het nog enige tijd duren, voordat in brede kringen des volks het geloof aan de keizer verzwakte. Bij zijn hulpaktie in de hongerdistrikten in 1892 constateerde Korolenko de tegenwerking, die particuliere philanthropiese arbeid ondervond van de zijde van landeigenaars niet alleen, maar ook van de overheid; nochtans bleef de boer geloven aan de keizerlike bescherming. Daarin komt verandering na de troonwisseling van 1894, al bestond er dan ook tussen de taktiek van Alexander III en Nikolaas II geen werkelik verschil. Alexander III was ‘de alleronbeweeglikste der Romanows ... Zijn vader had hervormingen ingevoerd en was op tragiese wijze omgekomen. “Beweeg U niet, Sire”, zeiden wijze raadgevers. Hij bewoog zich geen stap buiten zijn autokratiese tovercirkel en verscheidde vredig in zijn Krims paleis. Deze tegenstelling tussen het lot van vader en grootvader bepaalde het programma van de nieuwe keizer. | |
[pagina 284]
| |
Nikolaas II verkondigde dadelik in een gedenkwaardige rede, dat alle hoop op hervormingen “zinloze fantasie” was, en daarna leek het, alsof de autokratie voor lange tijd duurzaam verstarde ... Wat het boeren-Rusland aangaat, dit leek als voorheen duister, onbeweeglik en gehoorzaam. En Nikolaas II herhaalde zijn vaders woorden, dat het dorp op generlei “prirezki” [toewijzing van land] behoefde te hopen. - En plotseling weerklonk juist uit het dorp een dof ondergronds gerommel in de vorm van de agrariese beweging van 1902’Ga naar voetnoot1). Het eerste symptoom der veranderde houding van de boeren was hun sympathie voor de studenten. Omstreeks 1875 hadden de dorpen de idealistiese intellectuëlen, die zich hun lot aantrokken, als verdachte elementen aan de politie uitgeleverd; tans vormt zich een legende van de student, onafscheidbaar verbonden aan de legende van de keizer. De nieuwe keizer, zegt men, houdt het met de heren en niet met het volk; de student heeft dat het eerst gemerkt. Toevallig reist Korolenko, die toen in Poltawa woonde, met een student, een gewone, niet revolutionnaire student; die jonge man vertelt hem, hoe onbehaaglik hij zich had gevoeld op de bazaar te Mirgorod, waar hij en zijn vrienden het middelpunt der algemene belangstelling waren geweest; een boerejongen had zelfs zijn hoed afgenomen en hun betiteld als ‘onze beschermers’. De veranderde houding van het dorp tegenover zijn onderdrukkers uit zich, zoals het bij een dom gehouden massa voor de hand ligt, in brandstichting en plundering; en de regering, die ‘ogen heeft om niet te zien en oren om niet te horen’, bestrijdt niet de misstanden, die de agrariese troebelen hebben mogelik gemaakt, doch erkent nog steeds ‘het oude middel - ranselen - als doelmatig en afdoend. Maar ranselen moet men zonder nodeloze gevoeligheid’Ga naar voetnoot2). Evenmin als de regering heeft de dorpsbevolking een klaar idee van de situatie. Zo komt het, dat dezelfde boeren, die naar de eerste doema kadetten (constitutioneel-demokraten, met een voor die tijd radikaal agraries program) hebben afgevaardigd, bij volgende verkiezingen rechts stemmen, gehoorzamend aan het advies van de popen. Korolenko zelf was en bleef een voorstander van het kadetten-programma: aan de heren worde | |
[pagina 285]
| |
het land afgenomen, maar tegen betaling. De socialistiese groepen waren voor onteigening zonder vergoeding, maar, zegt Korolenko, zij hielden niet voldoende rekening met de ingewikkeldheid der bestaande toestanden. Histories ware een dergelijke maatregel tot zekere hoogte verdedigbaar: immers, sedert de landbezitters niet meer de verplichting hebben, in rijksdienst te treden, hebben zij daardoor het recht op de bodem verloren. Maar hoe nu te handelen, wanneer een stuk land door koop is overgegaan in de handen van een ander, die de koopsom door eerlike arbeid had verdiend? Juist in de streek van Poltawa kende Korolenko talrijke lieden, die door lange jaren van zuinigheid en van een spartaanse levenswijze eindelik in staat waren gesteld zich een stuk land te verwerven. Moet men hun dat nu zo maar afnemen? Eens hoorde Korolenko een jonge redenaar fulmineren tegen de landedelen; hij werkte op het gevoel der toehoorders, door te gewagen van de cyniese wijze, waarop Katarina II land en mensen placht cadeau te geven aan haar minnaars; tans dient zulk land aan zijn rechtmatige bezitters terug te komen, zonder schadeloosstelling der edelen. Bij de debatten maakt iemand de opmerking, dat het grootste deel der landgoederen verhypothekeerd is: moeten nu de bezitters van hypotheken hun geld ook niet terugkrijgen? Zij moeten worden schadeloos gesteld, zegt de redenaar, die zelf bankambtenaar is en onmiddellik de onmogelikheid begrijpt van een streep te halen door hypothecaire schulden, waarbij veel geld van buitenlandse banken betrokken is. Het publiek begon te lachen; men voelde, dat dan ook de landonteigening zonder betaling onmogelik is; geen soort van kapitaal bestaat buiten verband met andere soorten; en 't is onmogelik een soort van bezit af te schaffen, de andere intakt latend. En aan een algehele opheffing van alle kapitaal dacht toen nog niemand. ‘Tans’, zegt Korolenko, ‘nu ik deze regels schrijf, heeft het bolsjewisme de vraag beantwoord. Het heeft op alle gebied het geld gelijkelik genivelleerd. Dat is logies: met logiese noodzakelikheid moest op de landonteigening zonder schadeloosstelling een verdere stap volgen: de onteigening van het industrie-kapitaal en het communisme. Het bolsjewisme deinst niet terug voor de vernietiging van het kapitaal. En daar het ook hier gemakkeliker is te vernietigen | |
[pagina 286]
| |
dan op te bouwen, zo zien wij dan ook, dat overal in Rusland de produktie is opgehouden en in haar plaats zien wij een gapende kloof van doodse leegheid, inplaats van het verwachte communistiese paradijs’Ga naar voetnoot1). Tot het einde toe bleef Korolenko trouw aan het kadettenprogramma. In het revolutiejaar 1917 had de gehele boerewereld veel radikalere wensen; toch waagde Korolenko het, op een meeting de afkoop van het grootgrondbezit te bepleiten. Een soldaat zei hem, dat hij het er aan het front na zo'n rede bezwaarlik levend zou hebben afgebracht, waarop Korolenko ontwoordde: ‘Ik weet niet, of ik bij jullie aan het front, waar men blijkbaar niet de kunst verstaat om te luisteren, gelegenheid zou hebben gehad om te spreken. Maar als ik er had moeten spreken, had ik niets anders kunnen zeggen’Ga naar voetnoot2). En intussen ontwikkelde zich het histories gebeuren met grote snelheid. Speciaal in de Oekraine wisselden de regeringsystemen elkaar snel af en die veranderingen van regime bepaalden de bewegingen van ‘de slinger der klassewraak’. De beste elementen der bevolking zwijgen en berusten. Ten slotte komt het bolsjewisme: ‘dit is de laatste bladzijde ener revolutie, welke de superioriteit van het klassebelang boven de hoogste principes van rechtvaardigheid, menselikheid en recht huldigt. Met het bolsjewisme betreedt onze revolutie een donkere doolhof, waaruit men voorlopig geen uitweg ziet’Ga naar voetnoot3). Men ziet: Korolenko is een tegenstander van het bolsjewisme. Hij is dit echter niet, omdat het bolsjewisme communistiese idealen nastreeft. ‘Mijn overtuigingen’, zei hij in 1917 tot een vermogende, conservatieve boer, ‘staan dicht bij het socialisme; in mijn ogen is de eigendom heilig en onaantastbaar in dezelfde mate als de overige inzettingen der mensen, d.w.z. zolang, totdat de gehele samenleving, in de vorm van een demokratiese staat, het nodig zal oordelen om hem af te schaffen’Ga naar voetnoot4). Wat hem hindert in het bolsjewisme, dat is de achterstelling van humaniteit, van algemeen-menselik zedelik bewustzijn bij een bekrompen klasse-moraal, benevens | |
[pagina 287]
| |
het maximalisme; klasse-moraal is immoreel, maximalisme is onverstandig. Het uitvoerigst heeft Korolenko zijn mening over het bolsjewisme uitgesproken in zijn brieven aan de volkscommissaris voor volksbeschaving, Anatolij Loenatsjarskij. Deze had Korolenko in Poltawa een bezoek gebracht en hem beloofd, dat hij de brieven, die Korolenko hem zou schrijven, in de ‘Prawda’ zou publiceren; daar zijn deze brieven evenwel nooit verschenen; eerst na des schrijvers dood werden zij in de Parijse ‘Sowremennyja Zapiski’ (Annales Contemporaines) gedrukt. Soms herinneren ons deze brieven aan de artikelen van Gorjkij van eind 1917 en begin 1918, maar zij tonen ons tegelijk het verschillend temperament en de verschillende ontwikkelingsgraad der beide schrijvers. Gorjkij is een impressionabele dilettant; het verloop der revolutie heeft hem verrast, en, impulsief als hij is, reageert hij op elke nieuwe indruk. Korolenko echter toetst in een rustig betoog de bolsjewistiese methoden aan een geleidelik gegroeide, tans bezonken levensopvatting, welke wortelt in de dubbele overtuiging, dat het ethies gevoel de hoogste norm is, waarover de mens beschikt, en dat geen maatschappij deugdelik is, welke niet uit zedelik en verstandelik hoogstaande mensen bestaat. Korolenko schreef zijii brieven in 1920, maar wij mogen aannemen, dat hij er geen letter van had teruggenomen, ook al had hij nog tientallen jaren geleefd. Gorjkij echter heeft het mogelik geacht, in de loop van 1918 een snelle zwenking naar links te maken en de bolsjewieken zijn medewerking aan te bieden. Hij behoort tot dat zeer gewone type van Russen, die zich telkens blootstellen aan de verdenking van oneerlike beginselloosheid; dat is echter slechts half waar: een persoon als Gorjkij moge geen vaste principes hebben, oneerlik is hij niet, alleen maar in hoge mate impulsief, - al te impulsief helaas, om op de duur een nuttig maatschappelik werker te zijn. Het type Korolenko komt wellicht minder in Rusland voor, maar zulk een ‘justus ac tenax propositi vir’ betekent vaak veel meer voor de Russiese samenleving dan zijn Westeuropese broeder voor de onze. De tegenwerpingen van Korolenko tegen het bolsjewisme in deze brieven stemmen ten dele overeen met hetgeen ik reeds citeerde uit ‘Land, land!’, maar de brieven bevatten | |
[pagina 288]
| |
veel meer. Ik noem enige punten op: de geringschatting van het leven van de naaste is onzedelik, onmenswaardig; - het communisme is, ook volgens de mening der vaders van 't moderne socialisme, slechts mogelik in een door langdurige, organiese ontwikkeling daartoe voorbereide samenleving; - ‘gijlieden zijt schematici, maximalisten, zij [de Europese socialisten, die het bolsjewisme verwerpen] zoeken naar de maat van de revolutionnaire mogelikheden’; - communistiese experimenten in Rusland herinneren aan de fantasieën der slavofielen of aan het sprookje van Iwanoesjka, die zonder studie alles wist en zonder arbeid alles kon; - werkend op de slechte instinkten van de mens, vergeet gij, dat de loochening van het bezit bij de denkende filosoof op geheel andere principes berust dan bij de dief; - waarom de organiese wisselwerking tussen stad en platteland te niet gedaan? nu moet gij die kunstmatig, met militaire dwang, weer invoeren! Ik geef één citaat: ‘een volk, dat nog niet geleerd heeft het verkiezingsapparaat te hanteren, dat niet in staat is om een mening, die in zijn midden de boventoon heeft, te formuleren, dat de sociale rechtvaardigheid gaat organiseren door individuële plundering (uw leus: roof het geroofde!), dat de heerschappij der gerechtigheid aanvangt met het dulden van massale executies zonder rechtspraak, die reeds jaren duren, - zulk een volk is er nog ver van af om zich aan het hoofd te stellen van de beste aspiraties der mensheid. Het moet zelf nog leren en niet anderen onderwijzen.’Ga naar voetnoot1) Intussen is het feit, dat een man als Korolenko het bolsjewisme verwerpt, nog belangrijker dan de motieven, waarop hij dat doet. En wanneer een goed waarnemer als hij, daarbij iemand die nooit liegt, een vermeerderend isolement der Russiese bolsjewieken constateert, doordat vele arbeiders hen verlaten, ‘om nog niet te spreken van de besliste haat van het dorp tegen uw communisme’, dan zijn dat feiten en geen fantasie. ‘Misschien hebt gij nog macht genoeg om een nieuwe weg in te slaan. Gij moet ronduit uw fouten erkennen, welke gij samen met uw volk begaan hebt. En de voornaamste daarvan is deze, dat gij veel uit de kapitalistiese maatschappij ontijdig op zij hebt gezet, en: dat voor de maximum | |
[pagina 289]
| |
hoeveelheid socialisme plaats is alleen in een vrij land.’Ga naar voetnoot1) Hoe juist Korolenko gezien heeft, blijkt uit de sedert dien noodzakelik gebleken ‘nieuwe ekonomiese politiek’. Maar een ‘vrij land’ zou Korolenko denkelik, als hij nog leefde, het Rusland van heden niet noemen. Wanneer Korolenko het bolsjewisme veroordeelt, dan wil dat niet zeggen, dat hij het verantwoordelik stelt voor al de rampen, die Rusland getroffen hebben; dat is een simplistiese opvatting, die in zekere emigranten-kringen haar aanhangers heeft en veelal berust op een blindheid voor de balk in het eigen oog. De oorzaken van Ruslands verval liggen in het verleden; dit is meer schuldig aan de heerschappij der bolsjewieken dan de bolsjewieken zelf. Wat was de regering der laatste Romanows, wier troon geschraagd werd door een ‘adelstand’, die het volk uitzoog, terwijl ‘een vrije bespreking van de agrariese kwestie voor gevaarlik werd verklaard’? Was ook dat niet ‘een onrechtvaardige klasse-diktatuur’? ‘Dit boek’, schrijft Korolenko in het laatste hoofdstuk van ‘Land, land!’ ‘heeft ten doel om aan te tonen, hoe die zware zonde van ons verleden, die tientallen jaren heeft voortgeduurd, ten langen leste onze revolutie veroorzaakt heeft met al haar excessen. De diktatuur van enige tientallen jaren stilstand verwekte een dof kreunen (dat toen in het onmondig zwijgende Rusland niet hoorbaar was) van die totaal verarmde Doebrowka's, Pralewka's, Poletajewka'sGa naar voetnoot2) en verdere ontelbare dorpen en dorpjes, verspreid over ons hele vaderland. Dat dof gekreun, die onzichtbare tranen welden op als een gif in het hart van het volk en condenseerden zich tot een onweerswolk, die zich ontlastte boven ons vaderland. De oude leugen en ongerechtigheid duurden tientallen jaren, de revolutie een paar jaar, daarom zijn haar zonden opvallender en cruër.’ Korolenko's postume werken zijn een scherpe veroordeling van het Rusland der laatste tsaren. Dit Rusland is verantwoordelik voor het heden. Aan raadgevingen of veronderstellingen betreffende de toekomst heeft Korolenko geen apart hoofdstuk gewijd; maar wel vinden wij hier en daar een vinger- | |
[pagina 290]
| |
wijzing. Laat het bolsjewisme van zijn diktatuur en terreur afstand doen en zijn maximalisties programma matigen: in die geest schrijft Korolenko aan Loenatsjarskij. Maar dat is niet het enige: de Russiese mens heeft neiging, te gauw te berusten in datgene, wat hij niet kan goedkeuren; hij is te slap van karakter. In het hoofdstuk over ‘de slinger der klassewraak’ lezen wij, dat inderdaad het Russiese volk een goede inborst heeft, maar de geschiedenis heeft dodend gewerkt op de moed om tegen welke stroming ook, die een sterk geprononceerd karakter heeft, in te gaan. Wanneer dit een gevolg is van de geschiedenis, m.a.w. van een slechte leerschool, die de natie heeft doorgemaakt, dan is de hoop niet buitengesloten, dat een betere leerschool in de toekomst aan het Russiese karakter meer vastheid en moed zal geven. Maar wanneer begint die nieuwe leerschool? Korolenko is geheel vrij van die romantiese bewondering voor de Russiese volksnatuur, die voor zovele Russen een soort van wondergeloof geworden is, maar in zoverre gaat hij mee met de grote volksvrienden van het verleden, zoals Tolstoj en Dostojewskij, dat hij als de hoofdconditie voor een goede en gelukkige maatschappij de ethiese voortreffelikheid van het individu beschouwt: de mens is het primaire, de mensewereld het secundaire verschijnsel. Een biezondere betekenis heeft in Korolenko's postume oeuvre het hoofdstukje over de student Gortynskij uit ‘de Geschiedenis van mijn Tijdgenoot’Ga naar voetnoot1). Korolenko leerde hem kennen, toen hij als bibliothecaris der landbouwstudenten aan Gortynskij een slawofiel boek uitleende en daar de opmerking bijvoegde, dat dat boek eenzijdig was. ‘Kijk, daarom neem ik het juist’, zei Gortynskij, ‘om zelf niet eenzijdig te zijn.’ Enige tijd later vertelde een vriend aan Korolenko van deze student het volgende. In een gezelschap werd de vraag opgeworpen, of het doel de middelen heiligt. Algemeen was men van oordeel: neen; diefstal bijvoorbeeld ten bate van een goede zaak is niet geoorloofd. Doch nu stelt iemand het concrete geval: er is een rijke, halfwijze vrek. Hoeveel hij heeft, weet hij zelf niet en zijn bezit komt aan niemand en niets ten goede. Deze gierigaard heeft een radikaal voelende kleinzoon, die voor de goede zaak enig | |
[pagina 291]
| |
geld dringend gewenst acht. Als grootvader even de kamer uit is, staat de jongeling voor het dilemma: wegnemen of niet? De verschillende aanwezigen verklaren een voor een, hoewel sommigen aarzelend: in zo'n geval is diefstal gerechtvaardigd. De beurt komt aan Gortynskij; hij denkt eerst na en dan zegt hij: ‘Ja, ik zie het: je zoudt het moeten nemen. Maar voor mij persoonlik moet ik zeggen: ik zou het niet kunnen. Mijn hand zou zich niet laten uitsteken.’ En dan gaat Korolenko voort: ‘Reeds toen maakte dit antwoord een sterke indruk op mij, en later kwam dat “Mijn hand laat zich niet uitsteken” menigmaal in mijn gedachte. Rusland moest zijn revolutie doormaken, en daarvoor was een onverschrokkenheid à-la-BazarowGa naar voetnoot1) nodig bij het herzien van tradities, en een niet-terugschrikken voor menige conclusie. Maar dikwels dacht ik, dat heel veel anders bij ons zou wezen, als wij meer hadden van die onbewuste, onlogiese, maar diepgewortelde zedelike beschaving, welke aan sommige onzer gevoelsneigingen verbiedt om al te gemakkelik, bijna zonder tegenstand, mee te gaan met Raskoljnikow-formulesGa naar voetnoot2). Die woorden: “Mijn hand laat zich niet uitsteken” hebben in het vervolg een belangrijke rol in mijn leven gespeeld in gevallen van tweestrijd... Ja, - Russiese handen lieten en laten zich nog maar al te gemakkelik uitsteken voor veel handelingen, die niet behoorden te gebeuren.’ Wat het toekomstige Rusland in de eerste plaats nodig heeft, dat is: zedelike rechtschapenheid en karaktersterkte. Men zou kunnen zeggen: dat is een waarheid als een koe, en wij hebben geen Korolenko nodig om ons die te openbaren. Ja, zeker, maar het is toch een waarheid, welker overdenking men aan de jonge Russiese generatie niet krachtig genoeg kan aanbevelen. Vooral onder emigranten vindt men nog al te veel het simplistiese idee, dat al het kwaad, waaraan Rusland schijnt te gronde te gaan, afkomstig is van de bolsjewieken. Dat is niet zo: de onzedelike klassepolitiek van adel en regering, de zwakheid van karakter der grote menigte, die in | |
[pagina 292]
| |
het kwaad berustte, deze twee faktoren hebben de grote problemen van het Russiese leven, in de eerste plaats het agrariese, onopgelost gelaten en daardoor de revolutie met al haar excessen tot een noodzakelikheid gemaakt. De zonden van het verleden mogen een les zijn voor de toekomst! Ziedaar de hoofdstrekking van Korolenko's postume werken. Wat evenwel deze geschriften zo aantrekkelik maakt, dat is vooral de persoonlikheid van de schrijver, die te grootser zich aftekent door het ontbreken van alle pose en zelfingenomenheid. Rechtschapenheid, sterkte van karakter, onverschrokkenheid, en daarbij een kritiese blik en gematigdheid, dat zijn de eigenschappen, die Korolenko tot een der grootste figuren van het jongste Russiese verleden gemaakt hebben, - het zijn tegelijk die eigenschappen, die de Russen der naaste toekomst van node hebben, opdat de nieuwe Russiese wereld beter zij dan de oude.
N. van Wijk. |
|