meen, één, keer, waar hij later veel grappen over had; voor kerkelijke gemeenschap voelde hij evenmin.
Daar lag iets geweldig eenzijdigs in zijn grootheid, maar hoe kan nu zoo iemand anders dan eenzijdig zijn en juist daarin groot? Bij oppervlakkige bekendheid of op het uiterlijke afgaand, zou men zeer weinig van dat bijzondere in zijn persoon bespeurd hebben. Een kleine gestalte, maar met kinderlijke, klaar blauwe oogen; uiterst sober, schijnbaar eentonig in zijn levenswijs. 't Was er thuis altijd alles precies 't zelfde en klokslag op tijd, het wandelen, het eten en het naar bed gaan. 't Leek alles even gewoon; veel mengde hij zich niet in het gesprek en toch was hij steeds het middelpunt, terwijl hij daar zat bij den haard. Of ik denk aan de zomers buiten op Ewijkshoeve bij de Bilt. Hij wandelde veel of speelde billard en 's avonds zijn patiënce; nu en dan verdween hij een poosje naar zijn studeerkamer om wat op te teekenen, want ‘'t werkte in hem door’ ook als hij in de huiskamer zat. En hoeveel scherts en dwaasheid was daar, hoe kon hij kinderlijk genieten bij het ophalen van oude herinneringen.
In dien soberen eenvoud, terwijl er schijnbaar zoo niets bijzonders gebeurde, heb ik de geheimzinnige macht van zijn persoonlijkheid gevoeld; ik heb 't steeds als een voorrecht beschouwd met hem in nadere aanraking te mogen komen.
Was 't, dat ik den ootmoed van het genie voelde, dat ik, dwaas genoeg, iets anders verwacht had en nu getroffen werd door dien eenvoud en soberheid, dat ik geboeid was, omdat hij niettegenstaande zijn roem toch zoo gewoon was?
Neen, het was zijn geest, die zonder veel woorden sprak, die kritisch louterend en verheffend werkte, niet door zijn geleerdheid, maar door zijn zuiverheid en onwereldschheid. La Saussaye zei eens ‘ik ken niemand, die zoo onwereldsch is als Van der Waals’. Door jarenlange vriendschap wist hij, waar de macht van Van der Waals' persoonlijkheid lag, en zou er, zoo hij nog geleefd had, ook stellig nu bij het graf van gesproken hebben. Want het was de wensch, dat alleen la Saussaye daar zou spreken, niet over de wetenschap dus, maar over het meerdere, dat Van der Waals gevonden had, en waardoor hij zoo onwereldsch was.
Daardoor was hij zoo onafhankelijk, zoo los van alle conventie, van wat men doet en vindt; was hij zoo eenvoudig,