De Gids. Jaargang 87(1923)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 379] [p. 379] Najaar. Het verre zingen van de avond-stad, Het tergend roepen van de najaarswinden. Ik heb uw hart zoo dicht nabij gehad, Zal ik het nimmer, nimmer wedervinden? De wolken dringen naar 't verborgen doel, De horizon ligt in verlaten zwijgen. Eens wist 'k uw hart, het was zoo zoet gevoel, Dicht naar het mijne neigen. Er trilt de huiver van wat is vergaan, Van 't dorre blad, de doode weeld' der bloemen. Ziet ook uw hart erinnering thans aan, Doet ze ons elkanders namen staamlend noemen? De maan, als een die wederkeert, is zacht En teeder in de duisternis verschenen. Nog nimmer wist ik, dat zij met mij wacht Van dat gij zijt verdwenen. Miek Janssen. Vorige Volgende