De Gids. Jaargang 87(1923)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 376] [p. 376] Van een lachend kind. I. Het lachen van een kind dat nog niet praten kan en van een mensch, die niet meer spreken kan, de snik: van al de tusschen 't een en ander oogenblik dreunende menigten en van de bontgekleurde beelden, die men aanbidt en schendt, wat komt er, dan een wiegekind, dat lacht alsof er niets gebeurde? In deze wereld is dit alles tegelijk en nooit vervuld; maar ergens in mijzelven wordt eens Londen, gelijk Babylon, uiteengestort; dan kom ik strompelend over de puinen later naar waar ik een kind zie in een klein eeuwig rijk van ademend gras en van een boom en levend water. [pagina 377] [p. 377] II. Zoolang ik maar met hem speelde was mijn heimwee wel vervuld in zijn wiegekleine weelde, want hij lachte mij vrij van schuld vlakbij uit het eeuwige leven gelijk ook het water lacht: eerder dan de wereld, even klinkklaar en vanzelve en zacht: enkel gelijk water zijnde. Hoor, het lachen van het kind voor de wereld, en na haar einde - van een kleine blinkende wind vertelt het, die eens uitgezonden zal worden over trots en pijn, totdat Babylon en Londen vergeven en vergeten zijn. A. Roland Holst. Vorige Volgende