tijd geleden heb ik een opruiming gehouden in mijn schrijftafel, die te vol was; zeker heb ik het toen meê opgeruimd’. Tot zoover Mr. Muller.
Een beetje schuld aan het gebeurde heeft de Fremery gehad, die het gevonden document, waarvan hij blijkbaar toch het belang heeft ingezien, eenvoudig aan den gemeentesecretaris overhandigde, maar er later nooit meer eens naar gevraagd heeft. Als het gesprek met Fruin er niet toevallig op gekomen was, had er waarschijnlijk nooit meer een haan naar de merkwaardige Aanteekeningen gekraaid.
Een groote schuld rust er natuurlijk op den Gemeentesecretaris, die een onbegrijpelijk warhoofd of althans een sloddervos moet geweest zijn.
Maar in elk geval, - Fruin, nadat hij de zaak op de hem eigen conscientieuse wijze onderzocht had, heeft positief geweten, dat de hervonden Aanteekeningen nu voor goed verloren waren.
***
De geschiedenis van het definitief verloren gaan van dit hervonden handschrift doet in de verte denken aan die van den sarcofaag van Mykenios.
De Engelschman Vyse had in 1837 de pyramide van Gize, gebouwd door dezen Koning Mykenios (uit de 4e dynastie, welke 2900-2750 v. Chr. regeerde), onderzocht. Hij ontdekte toen des konings sarcofaag, die hij ledig vond maar goed bewaard, - alleen het deksel was gebroken maar kon gemakkelijk gerestaureerd worden. Het kostbare basalten stuk werd te Alexandrië ingescheept. Dit schip intusschen verging op zijn reis naar Engeland, aan de Spaansche kust.
Die sarcofaag dus, die duizenden jaren lang veilig in de pyramide geborgen was geweest, moest, op het punt dat zij ten dienste der wetenschap stond te worden geëxposeerd, van het tooneel verdwijnen. Eenzaam en aan elk menschenoog onttrokken, ligt zij nu voor goed op den bodem van de Oceaan.
Zooals de Aanteekeningen van Jan van Hout in den papiermolen verdwenen zijn!
Uit deze historie der Leidsche notities laat zich nog eenige moraal trekken.