De Gids. Jaargang 86
(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||||||||
Studiën over de Nederlandsche restauratie.De vereeniging met België.III. (Slot).‘C'est aux autorités ecclésiastiques que l'on devra s'adresser pour tout ce qui concerne la religion’. Aldus de circulaire van het bestuur-de Beaufort aan de bisschoppen van 7 Maart 1814 over de verhouding van geestelijk tot wereldlijk gezag. Hoe het geloovige volk deze mededeeling opnam, leeren de rapporten der intendanten. Op het platteland, bericht die der Schelde, d'Hane de Steenhuyse, aan den gouverneur-generaal Horst, geeft men er dezen uitleg aan, dat de Fransche wetgeving op den burgerlijken stand is afgeschaft; de pastoors stijven hun parochianen in deze meening.Ga naar voetnoot1) Hetzelfde bericht aan Vincent de intendant van de Dijle, d'Anethan: ‘les habitans refusent de faire devant le maire leurs déclarations de naissance, de décès, etc., et ne concevant pas tous les torts qu'ils peuvent causer aux intérêts de leur famille, se contentent de les faire à leur curé’.Ga naar voetnoot2) Vincent ontwerpt hierop een besluit, waarbij der goêgemeente wordt kond gedaan, dat behalve die op de conscriptie en vereenigde rechten, uitdrukkelijk op last der bondgenooten ingetrokken, de geheele Fransche wetgeving nog van kracht is. Dit ontwerp zendt hij aan den algemeenen raad om advies; de secretaris-generaal van justitie, de Jonghe, | |||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||
merkt er tegen op, dat, zoo al de verplichte aangifte van geboorte en overlijden het recht der kerk niet aantast, ditzelfde van het verplichte burgerlijk huwelijk niet kan worden gezegd: deze instelling miskent het huwelijk als sacrament. Hij stelt voor dat geen huwelijken door de ambtenaren van den burgerlijken stand zullen vermogen te worden ingeschreven, dan nadat uit eene door de geestelijkheid af te leggen verklaring gebleken is, dat er geen kanonieke belemmering tegen het huwelijk bestaat, en de algemeene raad adviseert dienovereenkomstig.Ga naar voetnoot1) Vincent doet de zaak niet meer af maar laat ze over aan den Souvereinen Vorst, die vervolgens over dezelfde aangelegenheid onderhouden wordt door den in zijn diocees teruggekeerden bisschop van Doornik, Hirn. Deze eischt voor de katholieken echter meer op dan de Jonghe had aanbevolen: ‘que l'officier civil ne puisse recevoir les déclarations de leurs mariages avant qu'ils n'aient été célébrés validement suivant leur discipline’.Ga naar voetnoot2) De zaak wordt 30 September in handen gesteld van den commissaris-generaal voor de binnenlandsche zaken, d'Ursel, die adviseert het voorstel van de Jonghe, niet dat van Hirn te aanvaarden: ‘il est à craindre que si la bénédiction nuptiale précède l'inscription, celle-ci ne soit entièrement négligée’.Ga naar voetnoot3) Hierop volgt 21 October een besluit, dat bij art. 1 de bestaande wetgeving op den burgerlijken stand handhaaft ‘sauf les modifications portées par l'article suivant’, terwijl art. 2 bepaalt: ‘Tout individu catholique qui voudra contracter mariage sera tenu de se pourvoir d'une déclaration du curé, de laquelle il constate qu'il n'existe aucun empêchement canonique à l'union des futurs époux’. De practijk bewees onmiddellijk, dat deze maatregel de bestaande wanorde niet ophief: de pastoors gingen voort, het kerkelijk huwelijk aan het burgerlijke te doen voorafgaan. Op zijne overtreding gewezen, geeft de pastoor van Berlaer aan den intendant der Beide Nethen ten antwoord: ‘il ne peut être question en ce pays des lois enfantées par un usurpateur’.Ga naar voetnoot4) D'Ursel krijgt van zijn toegefelijke voordracht | |||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||
van 1 October spoedig berouw: ‘S.A.R. jugera dans sa sagesse’, waarschuwt hij de bisschoppen, ‘si l'arrêté doit être maintenu ou si les choses doivent être remises sur l'ancien pied’.Ga naar voetnoot1) 30 December bericht hem de intendant van de Schelde, dat, ten einde hun parochianen te dwingen eerst het kerkelijk huwelijk te sluiten, de pastoors de in het besluit van 21 October verlangde verklaring weigeren af te leggen; op één dag heeft de ambtenaar van den burgerlijken stand te Gent 50 bruidsparen moeten afwijzen, omdat zij zulk eene verklaring niet medebrachten; ‘des murmures violens en sont résultés. L'adjoint chargé de l'état civil s'est présenté de suite chez les curés; ils lui ont répondu qu'il n'avait qu'à passer l'acte civil sans cette déclaration, et qu'après qu'ils auraient unis les époux devant l'église’.Ga naar voetnoot2) - ‘Les ecclésiastiques’, besluit de maire van Gent, ‘désirent anéantir l'état civil’.Ga naar voetnoot3) - ‘Bientôt’, vreest de intendant van de Leie, ‘le code civil sera totalement oublié’.Ga naar voetnoot4) - ‘Presque tous les desservans’, bericht die van de Dijle, ‘se permettent de donner la bénédiction nuptiale avant que l'acte civil soit fait. La plupart des paysans ainsi mariés restent tranquilles et ne font pas l'acte civil’. Een der maires van zijn departement verzekert hem dat de pastoor van zijn dorp zich aan het besluit houdt; wat blijkt bij onderzoek? Dat de door dien pastoor afgelegde verklaring heeft ingehouden, ‘qu'après trois bans sans aucun empêchement canonique, sont mariés devant le soussigné curé, Joseph Broothaels et Regine Heymans...’Ga naar voetnoot5) Het optreden der geestelijkheid wordt gedurig minder beschroomd. De Gentsche clerus weigert in Februari tot de viering der besluiten van het Weener Congres, die België onder de souvereiniteit van Oranje hebben geplaatst, mede te werken.Ga naar voetnoot6) De bisschop van Doornik verklaart 6 Maart, dat hij het geweten zijner diocesanen niet langer geweld aandoen kan; ‘en conséquence, je n'empêcherai plus mes pasteurs de | |||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||
remplir les devoirs de leur ministère d'après les règles de l'église’.Ga naar voetnoot1) De Vorst antwoordt met een nieuwe concessie: ‘Toutes dispositions qui exigent que le mariage devant l'officier civil soit préalable à la cérémonie religieuse sont abrogés; néanmoins l'acte de mariage devant l'officier de l'état civil établira seul la légitimité des enfans, les droits entre les contractans comme époux, et les autres effets civils’ (besluit van 7 Maart 1815). De knieval bleek nutteloos. Het besluit van 7 Maart bleek de geestelijkheid volstrekt niet te ontwapenen; evenmin deed dit de verhooging harer salarissen. Weldra zou zij, in haar verzet tegen aanneming eerst, invoering straks der aangeboden Grondwet, den Vorst noodzaken, als hij koning blijven wilde, zich tegen haar te weer te stellen. Toen het eenmaal zoover gekomen was, heeft men het besluit van 7 Maart 1815 spoedig opgeruimd. Het had merkwaardige gevolgen gehad in een maatschappij waarvan zulk een groote gedeelte, maar niet het geheel, aan den geestelijken leiband liep. ‘La plupart des contractans de mariage’, bericht weldra de intendant van de Leie aan d'Ursel, ‘ne se présentent plus devant les officiers de l'état civil, et vivent comme légitimement mariés selon la religion. On a été même jusqu'à répandre parmi le peuple, qu'il n'était plus nécessaire d'y déclarer la naissance de leurs enfans, et qu'il suffirait du baptême pour constater leur naissance et leur légitimité’.Ga naar voetnoot2) Nadat de administratie van het vereenigd koninkrijk haar taak heeft aanvaard, valt de aangelegenheid spoedig onder de aandacht van van Maanen. ‘Les catholiques dans plusieurs de nos communes rurales’, schrijft hem de procureur des Konings te Bergen in Henegouwen, ‘ne contractent presque plus le mariage devant l'officier de l'état civil’.Ga naar voetnoot3) - Omtrent de geboorte-aangiften bericht de president der rechtbank te Doornik: ‘dans l'arrondissement de Tournai seul il y a plus de 10.000 omissions’.Ga naar voetnoot4) - Uit Dendermonde schrijft de procureur | |||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||
des Konings: ‘il y a quelques mois que dans cet arrondissement il y avait de 900 à 1000 mariages non contractés civilement’.Ga naar voetnoot1) Van het arrondissement Oudenaarde heet het: ‘on compte qu'il y a au moins 700 mariages, ou plutôt 700 concubinages autorisés, qui ne peuvent produire aucun état civil, dons les enfans sont illégitimes, dons les conjoints n'ont pas de communauté légale, dont les successeurs naturels peuvent être exclus des successions de leur père et mère par des collatéraux éloignés, dont au premier décès il doit ou peut naître des difficultés sans nombre’.Ga naar voetnoot2) Gewetenlooze individuen beginnen met de bestaande onzekerheid hun voordeel te doen: ‘de jeunes gens n'épousent certaines filles devant l'église que pour les abandonner déshonorées; de jeunes gens auparavant mariés civilement avec des vieilles femmes pour se soustraire à la conscription, épousent aujourd'hui des jeunes filles devant le curé; ils ne peuvent être punis de ce chef comme bigames, puisque la loi ne reconnaît pas le deuxième mariage’.Ga naar voetnoot3) Van Maanen had deze laatste vertoogen niet afgewacht, om den Koning tot ingrijpen te bewegen; ‘de geestelijken zijn eene zagte regeering te veel ontwend’, schrijft hij hem 7 Jan. 1816, ‘om vooralsnog met de gewone inschikkelijkheid van U.M. geregeerd te worden’ Hij biedt het ontwerp eener wet aan, die ‘de penale voorzieningen tegen het kerkelijk inzegenen van huwelijken die niet vooraf burgerlijk zijn voltrokken, in het geheele koningrijk effect doen sorteeren’, en de besluiten van 21 Oct. 1814 en 7 Maart 1815 intrekt.Ga naar voetnoot4) Het ontwerp is in December 1816 bij de Staten-Generaal ingediend, en 10 Januari 1817 wet geworden.
De illusie dat de vereeniging haar beslag zou kunnen krijgen zonder aanleiding te geven tot eene uiting van ontevredenheid van het Belgische volk, is den Koning, Hogendorp en Falck lang bijgebleven. Zoolang de grondwetcommissie van 1815 - waarvan Falck de leden had bijeen- | |||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||
gezocht - binnenskamers haar arbeid verrichtte,Ga naar voetnoot1) bespeurde men van beraamd verzet der Belgen weinig; - het waren de honderd dagen, en aller aandacht was toen bij Napoleon. Maar vóór de stemming der notabelen plaats zou hebben, kwamen de bisschoppen los. ‘Zijn onze Staten-Generaal unaniem’, schrijft Falck den 11den Augustus aan Capellen, ‘dan kunnen wij twee millioen Noord-Nederlandsche stemmen voor de zaak rekenen. Lever gij ons daarbij 500 goede notabelen, gelijk staande aan één millioen Zuid-Nederlandsche stemmen, dan is de Koning in staat, de aanneming door drie vijfde der geheele natie te proclameeren. Al wat echter over die proportie te bekomen is zal ons zeer aangenaam zijn.’Ga naar voetnoot2) Er werden 527 stemmen vóór de Grondwet gehaald; 796 luidden tegen. Verminderde men dit laatste getal met de 126 stemmen die verklaard waren te zijn uitgebracht ‘pour cause de religion’, dan had toch nog de meerderheid der notabelen de Grondwet verworpen. Niet enkel de Broglie met zijn mandementen had dit op het geweten: er waren er ook, die de ongelijkheid van representatie aanvoerden en niet de minsten: Florent van Ertborn deed dit b.v., en Reyphins. ‘Pour représenter convenablement les provinces belgiques’, motiveerde laatstgenoemde zijn stem met een toespeling op de artikelen van Londen, ‘il ne fallait adopter d'autre base que la population;... mon voeu est de ne pas être représenté plutôt que de l'être vicieusement’.Ga naar voetnoot3) Toen hij in Augustus 1814 Brussel binnentrok als gouverneur-generaal van België wegens de bondgenooten, had de Vorst gemeend dit te moeten doen met stille trom. ‘Lorsqu' on fut prévenu de son arrivée, la garde bourgeoise avait annoncé vouloir concourir à sa réception, mais quelques-uns des officiers ayan trouvé du scrupule à prendre la cocarde orange dont la politesse invitait à se décorer dans cette circonstance, ainsi que cela s'était fait non seulement pour l'Empereur des Français, mais même pour le Prince Royal de Suède, ce partage d'opinions n'a pas laissé le temps à la garde bourgeoise de s'arranger pour solemniser l'arrivée du | |||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||
Prince, qui, étant instruit de cette hésitation, a préféré sagement d'arriver dans une espèce d'incognito’.Ga naar voetnoot1) Een jaar later was de tijd voor een incognito voorbij; art. 52 der afgekondigde Grondwet eischte, bij de aanvaarding der Regeering, inhuldiging ‘onder den blooten Hemel’. Het schelle daglicht der Place RoyaleGa naar voetnoot2) was aan den indruk der ceremonie niet gunstig. Men wilde weten dat de leeuwen, waarmede 's Konings mantel overdekt was, niet van goud maar van verguld koper waren, en dat er onder de gestrooide penningen haast geen gouden en uiterst weinig zilveren exemplaren waren geweest. ‘La canaille’, zegt een Brusselsch politiebericht aan de Thiennes, ‘s'en plaint hautement et nomme insolemment le Roi “den koperen Konink”.Ga naar voetnoot3) De Fransche gezant, niet geroepen of geneigd de gebeurtenis op het gunstigst voor te stellen, maar een goed waarnemer, is van oordeel dat men verkeerd zou doen de kilheid van het publiek uitsluitend aan de machinatiën der geestelijkheid toe te schrijven: ‘leurs manoeuvres se fortifient du peu de satisfaction que les deux peuples trouvent à s'allier ensemble. Ce mariage de convenance s'est fait sans aucun amour de part et d'autre, et il est douteux s'il fera le bonheur d'aucune des deux parties’.Ga naar voetnoot4) | |||||||||||
IV.Willem I heeft zeer wel begrepen, dat hij koning over België geworden was zonder eenig toedoen van het Belgische volk, en dat hij zich eene partij daaronder nog moest maken. Steunen op geestelijkheid en adel kon hij niet; beide hadden in 1814 naar den tijd vóór 1794 teruggezien als naar een verloren ideaal; de voorwaarden zelve waaronder hij België van de mogendheden ontving, verhinderden reeds dat hij hen naar dat ideaal terugvoerde. Hij kon twee dingen doen: het vooruitstrevende, industrieele België, tijdens de vereeniging met Frankrijk opgekomen, aan zich binden door met ijver zijne belangen voor te staan; - ook, het ingeslapen volks- | |||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||
bewustzijn van Vlaanderen tot leven trachten te wekken, de tot gewestspraak vervallen landstaal in eere trachten te herstellen, een hefboom zoeken in het volksonderwijs. Het Dietsch bewustzijn van de Vlaamsche helft der Belgische bevolking sluimerde toen volstrekt; alleen hun katholiek bewustzijn was levendig. De 527 notabelen die de Grondwet hadden aangenomen waren meest Walen en Luxemburgers geweest. In provinciën als Namen en Luik was bij de stemming de meerderheid vóór de Grondwet; daarentegen te Gent 70 tegen, 10 vóór; te Antwerpen 59 tegen, niemand vóór; te Ieperen 50 tegen, niemand vóór; te Mechelen 33 tegen, 5 vóór. De Koning dan kon ten aanzien van België in het algemeen volgen eene welvaarts-, ten aanzien van Vlaamsch-België in het bijzonder eene beschavingspolitiek. Beide heeft bij beproefd; de welvaartspolitiek ten aanzien van België in het geheel met aanmerkelijk meer gevolg, dan de beschavingspolitiek ten opzichte van Vlaanderen. De zaak lag er toe, dat de welvaartspolitiek ten voordeele van België in het gemeen slechts vooroordeelen en belangen tegen zich geschaard vond van handelskringen uit het Noorden, kringen toen in energie zeer verzwakt en uiterst weinig actief; - de poging echter tot opheffing van Vlaanderen kreeg, bij de nagenoeg volledige ontstentenis van nationale kiemen die reeds uit zichzelven zouden hebben gewerkt en wier groei men had kunnen bevorderen, noodzakelijk het karakter van import van Noord-Nederlandsche beschavingsgoederen, in een particularistisch wereldje ontstaan en op plaatselijk Noord-Nederlandsch gebruik geheel berekend. Zij waren toen doortrokken van den flauw humanistischen geest der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. In het Noorden zelf begon dit deeg door Bilderdijk en zijn school voor onvoedzaam te worden uitgekreten; het was evenwel het eenige dat tot uitvoer beschikbaar was. Aan uitvoer naar België van een strijdbaar-calvinistische beschaving (gesteld dat die toen in het Noorden zelf reeds weer hadde bestaan) zou in het geheel niet te denken zijn geweest. Intusschen, hoe weinig pikant ook voor òns verhemelte, de Nuts- en van der Palm-beschaving was toch èn Hollandsch èn humanistisch genoeg om in België tegenstand op te wekken | |||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||
van zeer verschillende zijde: als beschaving die zich met de Fransche meten ging trof haar daar de verguizing van wie hadden leeren zweren bij Voltaire (en dat was toen zeven achtste van wat zich in België, ook in Vlaanderen, ontwikkeld waande); als onroomsche beschaving werd zij fel bestreden door de geestelijken. Toen de Koning, verblind door den lof, hem door een gedeelte van het Belgische publiek (in wezen de industrieelen) aanvankelijk luide toegebracht, voorbijziend welke categorie van maatregelen hem dien bijval had doen winnen, in de latere jaren zijner regeering ook in de taal- en onderwijspolitiek zoo krachtig doorzetten wilde als hij het bij zijn tariefwetgeving ten bate der Belgische nijverheid had gedaan, heeft hij Vlaamsche katholieken en verfranschte liberalen vereenigd tegen zich zien optrekken en is voor hen moeten wijken; op taalgebied bij het besluit van voorjaar 1830, dat het Fransch in de Vlaamsche provinciën zijne reeds verbeurd verklaarde rechten goeddeels weer inruimde; op onderwijsgebied door de opheffing van het Collegium Philosophicum en het weder toelaten der kleine seminariën. De industrieelen en de liberale minderheid van den Belgischen adel deden aan de Unie van 1829 wel niet mede, maar namen den Koning ook niet tegen haar in bescherming. Evenmin liepen zij na den opstand van Augustus 1830 te hoop, om het geschonden gezag van den Koning te herstellen. Tegen de scheiding hebben zich aanvankelijk eenige Antwerpsche reeders verklaard, die er belemmering der Scheldevaart, eenige Gentsche fabrikanten, die er het verval van den beschermden uitvoer hunner katoentjes naar Nederlandsch-Indië van vreesden; wanneer echter weldra blijkt dat de groote meerderheid van Noord en Zuid beide de scheiding verlangt, bepalen zij er zich toe, voor het behoud van één en dezelfde dynastie en voor het behoud der toleenheid te werken. Bij dit Belgische ‘orangisme’ van 1830 en volgende jaren is het element der stamverwantschap van Vlaamsche met Noordnederlandsche bevolking volstrekt niet in het spel geweest. Men zou dit niet opmaken uit het gebruik, dat heden ten dage in België wel eens van den term ‘orangist’ gemaakt wordt, als een scheldwoord namelijk, door de partijgangers der ‘politique nationale’ aan hun bittere vijanden, de | |||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||
Vlaamsche activisten, van tijd tot tijd naar het hoofd geworpen. Op motieven, aan het Vlaamsche stambelang ontleend, plegen dezen zich tegen maatregelen of eischen te verklaren die Vlaanderen van Nederland zouden moeten vervreemden; ‘orangist’ nadert dan in den mond der tegenstanders de beteekenis van naar Belgischen maatstaf vaderlandlooze; van ‘sans patrie’. Dit is niet de historische beteekenis van het woord; het orangisme van 1830 en vervolgens is geen Vlaamsche, juist een sterk nationalistisch-Belgische, en allerminst een pro-Hollandsche beweging geweest. Haar kern wordt gevormd door de groot-industrie, in het België van 1830 een altijd nog jong en niet bijzonder populair element. Uit het eerste jaarverslag, door Falck in 1823 van zijn beheer over het fonds ter ondersteuning der nationale nijverheid uitgebracht, blijkt dat van het zoogenaamde ‘million de l'industrie’ (in werkelijkheid stond meer dan een millioen 's jaars ter beschikking) de rijkste zegen op het Zuiden neerdaalt: tegenover sommen van f 75.000 voor de fabriek van Bauwens te Gent, f 150.000 voor die van Cockerill te Seraing, staan slechts luttele bedragen voor ondernemingen uit het Noorden, en dit is ten einde toe zoo gebleven. Tot de orangisten hebben behoord reeders en anderen die betrekking onderhielden met de Nederlandsche Handelmaatschappij (de Cock, Donnet, van Havre, Werbrouck-Pieters te Antwerpen; van Aken te Gent; Sinave te Brugge); - belanghebbenden bij groote door Willem I in België gestichte maatschappijen (Morel, directeur der Algemeene Maatschappij te Brussel; Castillon, secretaris der in 1828 opgerichte Société de Luxembourg tot opsporing in het groothertogdom en de provincie Namen van mijnen, ertsgronden en steengroeven, voor ontginning vatbaar); - de oudminister van binnenlandsche zaken en nijverheid van Gobbelschroy; - industrieelen als Delfosse, Prévinaire en Wilson te Brussel (de twee laatstgenoemden, van den uitvoer hunner textielgoederen naar Indië bestaande, brachten later hunne zaken naar Haarlem over), de gebroeders John en James Cockerill te Seraing bij Luik; - ambtenaren door de revolutie van hun plaats gedrongen (de gewezen staatsraad Dotrenge; de gewezen griffier der Staten van Luik, Brandes; | |||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||
de gewezen advocaat-generaal bij het hooggerechtshof aldaar, de Warzée d'Hermalle; de gewezen advocaat in dienst der administratie van de belastingen aldaar, Henri Grégoire); - officieren buiten de gunst der revolutieleiders geraakt (de luitenant Ernest Grégoire; de generaals van der Meere en van der Smissen), of voor geld te koop (Daine); - eindelijk die minderheid van den Belgischen adel, welke, niet onder den invloed der geestelijkheid staande, voor haar afkeer van wat zij een gepeupelbewind achtte openlijk uit durfde komen (de hertog van Ursel, graaf Du Châtel, de markies de Trazegnies te Brussel; enkelen in de provincie, als verschillende d'Oultremonts in het Luiksche, Lalaings in het Henegouwsche, graaf de Borchgrave in het Limburgsche). Een gemengd gezelschap naar men ziet, waaraan het industrieel element kleur en leven geeft. Niet weinig waren de fabrikanten opgeschrikt toen het Brusselsche gemeen, na de plundering der huizen van Libry en van Maanen, opgetrokken was (en er slechts ten deele in verhinderd had kunnen worden) om de toen pas ingevoerde stoommachines, die arbeiders hadden broodeloos gemaakt, in de weverijen en spinnerijen te Brussel en in den omtrek te vernielen. Aanvankelijk leed de Belgische nijverheid van den oorlogstoestand, die de afzet naar Noord-Nederland en het vervoer langs Noord-Nederlandsche havens en zeegaten verhinderde, zware verliezen. J.R. Lambermont en 167 andere Luiksche firma's staven het met een uitvoerig cijfermateriaal in een rekest aan het Belgische Congres van 6 December 1830, waarin bejammerd wordt het verlies der Hollandsche markt ‘qui consommant sans produire, ouvrait des débouchés sans demander pour elle-même aucune réciprocité onéreuse’, zooals het door de Belgische revolutie verafgode Frankrijk doet: ‘si nous n'obtenons pas de traité de commerce, nous devrons nous réunir à la France; or, la France nous convoite; elle se gardera bien de nous accorder ce traité’.Ga naar voetnoot1) - De scherpste buitenlandsche waarnemer in het België van 1831, Charles White, de rechterhand van Ponsonby, is over het ware karakter van het Belgisch orangisme niet in twijfel: | |||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||
‘in fact, Orangism is a mere commercial question; a question of interest, totally distinct from personal sympathy’.Ga naar voetnoot1) Een zoodanig karakter is in de documenten, die van de betrekkingen der Belgische orangisten tot de Nederlandsche regeering de heugenis bewaren, ook zonder moeite terug te vinden. Eerst schijnt de stroom der omwenteling hun ideaal van behoud der dynastie en behoud der toleenheid geheel weg te vagen. Het Belgische Congres sluit de Oranje's uit, en een groote partij werkt voor den zoon van Louis Philippe. Maar België krijgt met Europa te doen en dit wil geen Orleans op een Belgischen troon; een Belgisch koningschap voor den Prins van Oranje is nog in Januari 1831 de oplossing door den Britschen premier, Lord Grey, voorgestaan; oplossing mede verijdeld door de weigering des Konings, in iets anders dan een onderkoningschap van zijn zoon te berusten. In dezelfde maand Januari 1831 zijn de Belgische orangisten voor het eerst als georganiseerde partij met den Koning in betrekking getreden. Ook zij willen niet de volmaakte, maar eene onvolmaakte scheiding: de scheiding met een onderkoningschap. Als afgezant gebruiken zij een oud-hoogleeraar van het Collegium Philosophicum, Winssinger, vermoedende, dat deze bij Willem I persona grata zal zijn; en ziehier hunne voorwaarden:
| |||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||
Kunnen deze voorwaarden worden vervuld, dan neemt men aan, een opstand tegen het Belgisch Congres te bewerken te Brussel, Luik, Namen, Antwerpen en Gent. - Antwerpen en Gent zullen voor hun eigen geldmiddelen zorgen, maar voor Brussel, Luik en Namen is f 300.000 noodig; - voor Brussel alleen, en onmiddellijk, f 50.000.Ga naar voetnoot1) Inderdaad is Winssinger met f 40.000 uit 's Konings kas naar Brussel teruggekeerdGa naar voetnoot2); maar de brief, die de ontvangst dezer som erkentGa naar voetnoot3), houdt tevens bericht in van het mislukken van den aanslag, te Gent door Ernest Grégoire beproefd maar op niets uitgeloopen. Te Brussel heeft men toen niet doorgezet, maar in Maart een nieuwen aanslag beraamd die in de geboorte is verstikt: de man die zich toen met de uitvoering had belast, de kolonel Borremans, werd gevangen genomen. Deze tweede poging had al niet meer den steun genoten van Lord Ponsonby, die reeds in opdracht had, voor Leopold van Saksen-Coburg te werken. De meest gecompromitteerde der aanleggers, Morel en Castillon, namen tijdelijk de wijk naar Parijs, doch bleven van daar uit met het Noordeinde in briefwisseling. 8 Mei 1831 krijgen zij van 's Konings kabinetsdirecteur Hofmann bescheid, dat men nu heeft ingezien ‘qu'il manque un homme qui pourrait se mettre à la tête du mouvement et le rendre populaire. Ces considérations, mais plus encore celles qui résultent de l'esprit dont la population du royaume restée fidèle est animée, s'opposent impérieusement à toute coopération active’.Ga naar voetnoot4) - De tiendaagsche veldtocht, wèl in een Hollandsche gedachte, namelijk om voor het Noorden beter voorwaarden te verkrijgen bij de scheiding, ontworpen en uitgevoerd, is geenszins met de Belgische orangisten overlegd geweest. De betrekkingen met hen worden eerst weder levendig na December 1831, wanneer de Koning de 24 artikelen, uitkomst van den tiendaagschen veldtocht, verworpen heeft, omdat hij in werkelijkheid zijn hart van België niet vermag af te trekken. Morel is in 1832 geruimen tijd in den Haag als | |||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||
afgezant van het te Brussel gevestigde ‘comité directeur’ der partij (eene directie toen bestaande uit den prins van Arenberg, den markies de Trazegnies, van Gobbelschroy en hem, Morel, zelven); hij heeft toegang tot den Koning, dagelijksch verkeer met de Mey en van Doorn; zijn rapporten zijn lezenswaardig. De Koning heeft er toen zeer ernstig over gedacht, de actie die Frankrijk en Engeland tegen hem beraamden, te doorkruisen door zelf opnieuw in België te vallen; hij heeft toen een oogenblik werkelijk geloofd, daarmede een Europeeschen oorlog te kunnen ontketenen, waarin hij Pruisen, Oostenrijk, Rusland, in België de orangisten, in Frankrijk de legitimisten op zijn hand zou hebben. Het is het oogenblik waarop Falck, ontgoocheld, 's Konings dienst verlaat; - wanneer hij in zijn rijtuig stapt om naar Aix-les-Bains te vertrekken is Morel aan het portier. ‘Son adieu, un peu ironique, a été: au revoir, à la restauration’. - ‘Il est fort malade’, beschrijft hem Morel, ‘de plusieurs manières, je crois; ik s'aperçoit que la Belgique (versta: de orangistische partij) n'est pas contente de lui.’Ga naar voetnoot1) Koning en Belgische orangisten staan op dit oogenblik aan één zijde; Falck staat bij de Hollandsche natie. ‘Moi, l'avocat de la guerre’, schrijft Morel eenigen tijd later, ‘j'ai vu longuement le prince d'Orange; tout est à merveille de ce coté. De Mey est à la même cause sans restriction aucune; pour le reste tous les ministres sont pour la paix. Le Roi est pour nous et pour nos projets de coeur et d'âme, mais comme tous les ministres sauf de Mey sont contre lui, il se verra réduit à l'alternative ou de se rendre à leur opinion unanime ou de les renvoyer; or, il recule devant cette extrémité..’Ga naar voetnoot2) Als dan het besluit naar den zin der ministers gevallen is, blijft den Koning slechts over op het toeval te hopen dat wellicht in een der volgende jaren de kans zal reiken die in 1832 ontglipt; de Belgische orangisten moet hij voor dat geval in petto houden. Op het eind van December 1832 (nu Chassé, tot dusver dikwijls als tusschenpersoon gebruikt, niet meer in de citadel van Antwerpen is) sluit de Mey voor den Koning met Morel voor het comité directeur een formeele overeenkomst: er zal een net van plaatselijke comité's over | |||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||
België worden uitgespreid, een provinciale pers worden gesubsidieerd (Le Messager te Gent, L'Industrie te Luik); comité's en pers zullen met den Haag alleen in betrekking staan door het comité directeur, dat vanwege den Koning een maandelijksche toelage van f 4000 zal ontvangen.Ga naar voetnoot1) Bekend is het taaie volhouden vooral van den Messager onder Metdepenningen, doch aan de orangistische actie in het gemeen ontzonk na 1833 de grond. De Koning zag zich genoodzaakt, als eenig middel om de door hem bovenal geschuwde erkenning van Leopold te ontgaan, bij conventie met Frankrijk en Engeland van 21 Mei van dat jaar aan België een provisorium toe te staan, dat zoowel ten aanzien van het grondgebied dat het mocht blijven bezetten als van de schuld (waarvan zoolang het provisorium duurde nog geen centime door België zou worden gedragen), ja zelfs ten aanzien van het Schelde- en Maasregiem en van den doorvoer over Limburg naar Duitschland, aan België gunstiger conditiën bood dan 's Konings berusting in de 24 artikelen haar zou hebben opgeleverd. De handel van Antwerpen, eerst geknot, nam weder vlucht. Een industrie bleek zich te kunnen ontwikkelen zelfs binnen België's enge grenzen. Brussel werd naar alle kanten uitgelegd en schikte zich op tot klein-Parijs. Men raakte aan Leopold en aan zijn hof gewend. Wat er aan orangisme overbleef bleek ver van populair; de plundering, aan de huizen van bekende orangisten te Brussel, te Luik en elders in 1834 en 1835 bedreven, kwam het bewijzen. Nog een zware crisis zou het nieuwe bewind in België doormaken toen eindelijk Willem I de 24 artikelen onderteekenen wilde en Leopold erkennen. De 24 artikelen beteekenden voor België, zooals het zich sedert Mei 1833 ontwikkeld had, een achteruitgang. Het orangisme flikkerde toen op, en kreeg steun van zeer vreemde zijde. Toen het den revolutieman van 1830, Louis de Potter, mislukt was in België de republiek te vestigen waarmede hij dweepte, had hij in arren moede Brussel verlaten voor Parijs, waar sedert het falen der aanslagen van 1831 ook nog altijd orangisten huisden, Delfosse o.a., met wien de Potter reeds in 1832 in eenige betrekking staat.Ga naar voetnoot2) In 1838 onderneemt hij | |||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||
een reis door België om er een volksbeweging tegen de 24 artikelen te doen ontstaan; wil Leopold daarvoor niet wijken, dan moet hij worden verwijderd. Hij vindt niemand onder de thans tot aanzien gekomen vroegere medestrijders bereid, naar hem te luisteren: ‘les libéraux avaient repris leur ancien rôle, celui de contrecarrer les dévôts’.Ga naar voetnoot1) Te Parijs terug, bekent hij Delfosse dat van Leopold, creatuur der Mogendheden, niets te wachten is: ‘je proposai un traité direct entre la Belgique et le roi Guillaume, en vertu duquel celui-ci reconnaîtrait l'indépendance de la Belgique et renoncerait à ses prétentions sur le Limbourg et le Luxembourg. On me répondit (van de zijde der orangisten te Parijs, wel te verstaan) que le roi Guillaume traiterait sur ce pied, bien entendu avec un prince de sa maison sur le trône de la Belgique’Ga naar voetnoot2); conditie waar de Potter toen (Juli 1838) nog niet van hooren wilde. Hij legt het dus aan met een comité te Brussel opgericht onder den naam van ‘Association Nationale’, beheerd door de drie journalisten Bartels, Jottrand en Ducpétiaux, die voor een Groot-België werken willen, voor behoud van Limburg en Luxemburg, voor aansluiting van de tegen Pruisen in opstand te brengen Rijnprovincie. Te Brussel zou, volgens de Potter, de vrijheidszon opgaan; ‘la Belgique aurait fait appel à tous les peuples, donné la main aux mécontens de la Hollande, aux catholiques de Prusse, et appuyée sur l'immense majorité des Français (ook Louis Philippe moest vallen), elle aurait donné à l'Europe le signal de la lutte qui décidera du sort du monde’Ga naar voetnoot3). Doch in Februari 1839 wordt te Brussel Bartels in hechtenis genomen; en in Maart legt zich Leopold bij de 24 artikelen neder, nadat zij wel in financieel, niet echter in territoriaal opzicht ten voordeele van België gewijzigd zijn. ‘La Belgique des 24 articles est, à mes yeux, une Belgique impossible. Un autre homme avec la même Belgique ne lui rendrait pas la viabilité. Il faut une Belgique possible et viable...’Ga naar voetnoot4) De Potter keert dan tot het denkbeeld terug, iets door Hol- | |||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||
land te zullen bereiken. ‘La Hollande est-elle intéressée à une union entre elle et la Belgique? Non, pour le commerce dévorateur d'Amsterdam et de Rotterdam; oui, pour toutes les provinces de la Hollande qui ne sont pas la province de Hollande même... La Belgique seule peut garantir les Nassau...; sans elle, la Hollande n'aurait jamais eu besoin que d'un stathouder et de quelques bourgmestres... A moins que le royaume des Pays-Bas ne soit reconstitué, les Nassau auront bientôt cessé de régner en Europe...’Ga naar voetnoot1) Met voorkennis van van Gobbelschroy, die zich dan mede te Parijs ophoudt, wordt in Mei 1839 Delfosse met een ontwerp van federale unie tusschen Holland en BelgiëGa naar voetnoot2) naar den Haag gezonden. Van Gobbelschroy waarschuwt echter dat de Koning alleen van hereeniging van het koninkrijk zal willen hoorenGa naar voetnoot3); als alternatief laat de Potter die toe, op voorwaarde dat de kamer van het hereenigd rijk gekozen zal worden op den grondslag der bevolking, m.a.w. dat de Belgen er de meerderheid in zullen hebben. De bestaande Belgische grondwet moet die van het koninkrijk worden, na herziening door een op de basis der bevolkingsdichtheid te verkiezen constituante. Maar het plan dat klaarblijkelijk de Potter's voorkeur heeft, is dat der federatie. Tot het Belgische deel zullen heel Limburg en heel Luxemburg behooren; de kroon, het tarief, de marine en de koloniën zullen gemeen zijn; in den ‘staat’ waarin de koning niet resideeren zal komt een onderkoning; - het oude plan der orangisten van 1831. In Juni 1839 was Delfosse uit den Haag terug. Dat hij den Koning zelven gesproken heeft is niet zeker; wel, dat hij ontvangen is door van Doorn, en van deze namens den Koning een zeer gereserveerd bescheid heeft gekregen, waarbij de federatie werd afgekeurd, en omtrent de houding bij een eventueele restauratie slechts vage aanwijzingen werden gegeven. Uit den mond van een van de Potter's vrienden teekent van Gobbelschroy de strekking van het Haagsche antwoord als volgt op: ‘refus de s'engager à rien à présent, puisqu'il y avait un traité; en même temps insinuation que si les Belges faisaient à eux tout seuls et sans concours des Pays-Bas, | |||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||
ceux-ci, la chose faite, ne refuseraient pas d'en profiter’.Ga naar voetnoot1) De Potter zelf laat in zijne Souvenirs het opgegeven motief der ontvangen weigering eveneens doorschemeren, in den uitroep: ‘Si Guillaume ne veut pas ou n'ose pas nous prêter son appui (il est impossible qu'il ne le désire pas avec ardeur) il dira que c'est droiture, scrupule; qu'il se refuse à dépouiller celui avec qui il se réconcilie, et au moment même où il lui tend la main’.Ga naar voetnoot2) - ‘Vous ne me rapportez’, beklaagt hij zich 22 Juni aan Delfosse, ‘ni une réponse, ni un refus positif... Je n'ai confiance que dans des engagemens formels et positifs. Ce sont, pour le cas où l'on repousse la fédération, la convocation d'une convention nationale, élue directement et d'après un mode d'élection au moins aussi large que celui qui est en vigueur en Belgique, et proportionnellement à la population de chacune des dix-huit provinces ... Il faut que la nation soit franchement consultée, et avec le dessein arrêté de se conformer loyalement à la volouté générale que la majorité formulera. Il faut que l'obligation en soit contractée d'avance...’Ga naar voetnoot3) Over zes weken, laat hij door Delfosse den Koning weten, zal hij de gansche zaak publiek maken; ‘c'est à lui de savoir si la vérité lui convient’. De Koning heeft zich aan dit dreigement niet gestoord, en de openbaarmaking van de Potter's aanbiedingen heeft inderdaad in September 1839 plaats gevonden, aan het slot zijner toen uitgegeven Souvenirs personnels. Wij zagen dat de Potter zich heel wat voorstelde van de ontevredenheid in Holland zelf. Nog den 20sten Februari 1840 heeft hij een brochure het licht doen zien: 1840 et la Hollande; meer over zijn eigen maatschappelijke denkbeelden dan over Holland bevattende, meer door waarneming van Fransche en Belgische toestanden, dan van Hollandsche ingegeven: ‘Aujourd'hui, c'est la bourgeoisie elle-même qui, enrichie par la liberté, se fait représenter sur le trône, et, au nom de l'or qu'elle possède, domine le pouvoir qu'elle charge de lui | |||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||
garantir son or et de le multiplier à l'infiniGa naar voetnoot1). Le peuple, lui, n'a que ce qu'il gagne chaque jour en s'inféodant a la bourgeoisie, en se vendant à la bourgeoisie, en se prostituant à la bourgeoisie ... Qu'on pénètre dans l'intérieur des grands établissemens industriels, et on n'osera pas dire que j'exagère... Si la Hollande est la première à poser le pied dans la carrière sociale, qu'elle y entre hardiment... Aujourd'hui ou demain, en 1840 ou dans les années qui suivront, les Hollandais, ou n'importe quel autre peuple qui le tentera, feront dans cette carrière des progrès rapides ... Si les vieilles dynasties s'entêtent à se mettre en travers du mouvement, l'humanité apprendra à se passer d'elles... Ce pouvoir demeurant sourd à nos avertissemens, nous lui passerons sur le corps ... Et ce sera véritablement un bon débarras de plus pour les peuples...’ Men bespeurt wel dat men hier met een orangist van geheel afwijkend type te doen heeft. Hij bekreunt zich niet om Oranje, en zelfs minder om België, dan om gedurig nieuwe vormen van propaganda voor eene sociale omwenteling.
De personen op welke, bij hunne besprekingen te Parijs in 1839, de Potter, Delfosse en van Gobbelschroy het oog hadden gehad voor het bewerken van den opstand die te Brussel uitbreken moest, waren van der Smissen en van der Meere geweest, twee Belgische generaals buiten dienst, de een uit België gebannen, de ander in vrijwillige retraite te Parijs levende. Na den troonsafstand van Willem I hebben deze beiden zich aangeboden aan Willem II, die zich ook met hen moet hebben ingelaten. Den 25sten September 1841 zou te Brussel een militaire opstand uitbreken, maar te elfder ure zond de Koning zijn geheimen agent Henri Grégoire met | |||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||
een afzeggen: ‘les Hollandais sont opposés à la réunion; si des troubles éclatent dans ce moment, le Roi sera accusé d'y avoir mis la main; il se verra dans des embarras dont il n'ose envisager les conséquences’.Ga naar voetnoot1) De zaak werd daarom opgegeven, maar verklikkers ‘de bas étage’ brachten hetgeen beraamd was geweest aan de Belgische regeering uit, die 30 October de beide generaals deed arresteeren. Van der Smissen ontvluchtte uit de gevangenis naar Baden-Baden; van der Meere werd ter dood veroordeeld maar is niet geëxecuteerd; zijne straf werd veranderd in verbanning voor het leven. Hij ging eerst naar Brazilië; leefde sedert 1863 te Parijs; in 1880 heeft Leopold II hem weder in België toegelaten. Zijne Mémoires zijn voor de gebeurtenis van 1841 eene hoofdbron; voor die van 1839 zijn zij minder waard dan het boek van de Potter, dat thans gecontrôleerd kan worden uit brieven van van Gobbelschroy aan van Doorn en aan Henri GrégoireGa naar voetnoot2). Van der Smissen trok te Baden-Baden van Willem II een jaargeld, evenals de samenzweerder van 1831, Ernest Grégoire, in zijn ballingschap te Trier. Bij den troonsafstand van Willem I had deze het maandelijksch subsidie van f 4000 aan het comité directeur der orangisten ingetrokken, waarna een aantal hunner bladen ophielden te verschijnen (de Messager de Gand niet). Journalisten die daardoor broodeloos werden, en eenige andere getrouwen, zijn toen van jaargelden uit de kas van koning Willem Frederik voorzien, tot een gezamenlijk bedrag van f 34.000, dat in 1842 evenwel tot de helft werd teruggebracht. Na den dood zijns vaders zijn deze uitkeeringen door Koning Willem II gecontinueerdGa naar voetnoot3), die bovendien in 1846 en '47 den nog steeds verschijnenden Messager de Gand met een subsidie bijsprong.Ga naar voetnoot4) Het jaar 1848 heeft ook in deze verhoudingen zuivering gebracht. Bij brief van 3 Maart 1848 wendde zich Leopold I tot Willem II met het verzoek om een toen mogelijk geachten aanslag van Fransche republikeinen op de monarchale regeering in België door troepenvertoon in Noord-Brabant te | |||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||
helpen afschrikken; een brief waarop onze Koning den 8sten Maart in gracieuse termen geantwoord heeft.Ga naar voetnoot1) Zijn opvolger zou met het Belgische hof bezoeken wisselen.
Men bespeurt in deze gansche geschiedenis van het Belgische orangisme niets van eenig verband met de geboorte der Vlaamsche beweging. Die leert men uit geheel andere bronnen kennen; uit geene beter dan uit de brieven van Jan Frans Willems. Wel heeft later te Gent eenig verkeer van het afstervend orangisme met het opkomend liberale flamingantisme uit den school van Willems plaats gehad; het punt van aanraking waren Gentsche maçonnieke kringen; het studentengezelschap 't Zal wel gaan nam bij zijn oprichting het oranjeblanje-bleu als vlag aan. Oranje bleef voortaan een koketterie van eenige Belgische kransjes; een staatkundig programma voor België was in deze leus niet langer besloten.
H.T. Colenbrander. |
|