De Gids. Jaargang 86(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 378] [p. 378] Verzen. I. Dit is van een kind, een doodarm kind, dat nergens dak of herberg vindt, en door de wereld dwalen moet, of ooit nog iemand open doet. En komt, vanwaar? En gaat, waarheen? En vraagt niet meer en zoekt alleen een stille weg, een eenzaam pad, dat nog geen ander mensch betrad. En vindt ook dat niet. Dat is al. Wat is en was en wezen zal, niet waar? En in een lach omsluit ik nu dit oud beklag. [pagina 379] [p. 379] II. Ik schenk u bloemen, mild, in overdaad. Als ge ze wegdraagt uit mijn stille straat, lachen de huizen, waar uw lachen gaat. Ik schenk u bloemen, mild, in overdaad. Waar ge mijn bloemen voert, ik weet het niet. Of ge hun gratie één of andren biedt: maar gij zult schoon zijn, die 'k mijn luister liet. Waar ge mijn bloemen voert, ik weet het niet. De tuinder in de gaarde van den Heer. Vorstin, die spraakloos neemt bij elken keer en zonder dank en andre vraagt en meer den tuinder in de gaarde van den Heer. A. Scylp. Vorige Volgende