De Gids. Jaargang 86(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 375] [p. 375] De droom. I. Kan ik nog anders van dit leven spreken dat vreemd en als in droom verschenen is, nadring van wat al eeuwen henen is, over dit hoofd al duizendmaal verstreken - dan door den droom: zoo afgehouden staren dat 't langs de steilten van dit eiland schiet, in snellen stroom zichzelven overliet aan verten in een veilig toebewaren... Wat mochten wij van ons openen hopen dan dat een wind groot uit het duister voer, onstuimigheid die geen smeeken bezwoer, die weergaloos over ons heen kwam loopen? Alleen: bevreemdend riep naar ver 'n vermoeden ons van den nood van deze tijden af, een eerst verschijnen dat te denken gaf, vreesloos onder de wraak aller rampspoeden ... 1921. [pagina 376] [p. 376] II. Alleen de aarde en de droom - en van de droom de zalige verschieten en van de aarde wat zij achter lieten achter den zoom... Geboornen buiten het begin en levende voorbij het einde, van het vergankelijke dan nog zijnde en laatst gewin... Van wie het water en de wind, de zwervers van de ziel en langs de wegen, van wie de duisternis en soms de regen meest zijn bemind... Alleen de aarde en de droom en wat zij van hun liefde wisten beginnen eerst; naar welker bloei zij gisten met soobren schroom... 1922. [pagina 377] [p. 377] III. L'Isle joyeuse. Aan Dirk Schäfer. Dit is de droom: dat eens de aarde wezen zal zuiver en zalig en zonder klacht; de blanke tijden van het nageslacht zullen niet rimplen, ruw worden als deze. De donkre vloedgolf die nu is gerezen zal weggevloeid zijn naar zijn duistre schacht, de nieuwe pracht de sobere, zal nimmer zijn volprezen ... Een nieuwe aarde zie ik en ik hoor de stem der wateren, de welig vele, in stiller hemelen teloor. Gelieven zijn zacht onder de struweelen en gloor van licht en kinderen zijn hun gespelen ... 1921. Johan Huijts. Vorige Volgende