| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
26 April 1922.
Dat Genua aanvankelijk een Babel lijkt, is niet te verwonderen. Men heeft er te doen met botsingen tusschen de representanten van milieus, die onderling meer verschillen dan de lastgevers van elkander in congres ontmoetende diplomaten het doorgaans plachten te doen. Dat de Volkenbondsvergaderingen, bij Genua vergeleken, ordelijk en consequent voorkwamen, was er enkel aan te danken dat de Volkenbond in wezen geen wereldbond was, immers Duitschland en Rusland had uitgesloten. Nu ontmoet men die twee, en onmiddellijk blijkt, dat het papier der voorwaarden van Cannes aan deze ontmoeting het verrassende niet heeft kunnen ontnemen. Men meende èn Duitschland, èn Rusland van te voren door een machtspreuk murw te hebben gemaakt; maar de vraagstukken, die beider verschijning noodzakelijk aan de orde stelt, blijken door machtspreuken niet te treffen. Lloyd George gevoelt dit, en wil daarom de machtspreuken door een politiek van geven en nemen vervangen; Poincaré spreekt nog uit de hoogte, als ‘overwinnaar’. Maar er is wèl op te letten dat hij dit alleen van verre doen kan; Barthou, die ter plaatse is, spreekt steeds verscheiden tonen lager, en dat Poincaré hem dit toelaat, bewijst dat ook hij Frankrijk niet geheel durft te isoleeren.
Lloyd George worstelt om een succes; behaalt hij er geen, zijne rol als Britsch premier is vermoedelijk uitgespeeld. Van de mede-oproepers staat Italië hem bij, moet hij Frankrijk medetrekken en effaceert zich België, dat noch Engeland, noch Frankrijk durft te tarten. De ex-neutralen staan bij het
| |
| |
politiek tournooi te Genua ter zijde en trachten werk te doen in de commissies, werk dat alleen vruchten dragen zal als inmiddels politiek geschil de conferentie niet zal hebben doen uiteengaan.
De overeenkomst van Rapallo tusschen Rusland en Duitschland heeft dit alvast niet gedaan. Zij bevatte anders genoeg, wat de auteurs van het verdrag van Versailles, tevens bijeenroepers der Conferentie van Genua, moest prikkelen. Een der bepalingen van Versailles, bedoeld als lokmiddel voor een Rusland dat tot den omgang met de ex-geallieerde en geassocieerde mogendheden mocht willen terugkeeren (‘Les Puissances alliées et associées réservent expressément les droits de la Russie à obtenir de l'Allemagne toutes restitutions et réparations basées sur les principes du présent Traité’) werd hier door Rusland smadelijk afgewezen, immers Duitschland tegen elke aanspraak, die het uit hoofde van dit artikel van Rusland ooit te vreezen zou hebben, gevrijwaard; - omgekeerd zegde Duitschland aan Rusland, namens zichzelven, gratis al datgene toe, wat de conferentie van Genua ten doel had, namens gansch Europa aan Rusland ten duurste te doen verkoopen: zijne erkenning de jure; de afrekening omtrent een verleden, waarvan het eigenmachtig afwerpen van schuldenlast en de confiscatie van vreemden eigendom deel hebben uitgemaakt; bijstand in verschillenden vorm tot het werk van Rusland's economisch herstel. Dat hierop Duitschland van verdere deelneming aan de bijeenkomsten der ‘politieke commissie’ (die immers juist tot taak had te overleggen, hoe deze zelfde zaken voor Europa-met-inbegrip-van-Duitschland met Rusland zouden worden geregeld) werd uitgesloten, was onvermijdelijk. Frankrijk verlangde eerst intrekking der geheele overeenkomst van Rapallo; - maar al zou Duitschland (wat het niet wilde) dit hebben toegestaan, tot intrekking behooren er twee, en Rusland dacht er niet aan, Duitschland zijn woord terug te geven. Dat Frankrijk, ondanks dit niet voldoen aan zijn aanvankelijken eisch, toch ter conferentie is gebleven, dreef de Fransche nationalistische pers tot een
paroxysme van woede, dat Poincaré nu door zijne toespraak te Bar-le-Duc heeft zoeken te bedaren. Men mocht hem de zorg laten, zeide hij, 31 Mei te toonen, dat er nog een tractaat van Versailles bestaat.
| |
| |
Ligt het dan in zijn hand alleen, maatregelen van sanctie op Duitschland toe te passen?
Eerst moet er eene kennisgeving der Commissie van Herstel omtrent het in gebreke blijven van Duitschland tot de geallieerden worden gericht, en in de Commissie van Herstel heeft Frankrijk het woord niet alleen. Maar al viel die kennisgeving geheel in Franschen zin uit, zij moet door elk der geallieerden zelfstandig worden overwogen. Dat zulk een overweging Engeland thans aanleiding zou kunnen geven tot een gewapend optreden tegen Duitschland, terwijl het daar twee jaar geleden al niet van weten wilde, is ondenkbaar. En dat Frankrijk thans aan zou durven wat het twee jaar geleden beproefde maar toen inzag niet te kunnen doorzetten: Duitschland te ringelooren door een militair optreden op eigen gezag, moeten wij nog zien. Lloyd George is op dit punt overduidelijk geweest: het zou het einde der Entente beteekenen. De houding van Benes te Genua toont ook wel aan, dat Frankrijks satellieten op het vasteland deze politiek niet meer aandurven. Zou het Fransche volk in meerderheid dit wel doen? Het alles primeerende Fransche belang is toch thans wel, dat Frankrijk iets in het laadje krijgt, en geweld is de zekerste manier om dit niet te vullen.
De Sowjet-diplomatie doet ongegeneerd, maar maakt toch niet den indruk van heel sterk te zijn.
Het primaire belang van Rusland is thans, zijn crediet te herstellen. Met aanbiedingen als die van Rakofski in de ‘politieke commissie’ zal het tot dit doel niet geraken.
Zijn oorlogsschulden wil Rusland schrappen; zijn vóóroorlogsschulden erkennen maar met de rentebetaling eerst beginnen over dertig jaar; de eigendommen van vreemdelingen niet teruggeven. Zij zijn begrepen in de socialisatiezonder-schadeloosstelling, die het parool der Russische omwenteling geweest is. Ditzelfde Rusland eischt echter wel onmiddellijke uitbetaling aan de Sowjet-regeering van alle deposito's van Russische particulieren in het buitenland.
‘De moeilijkste kwestie der onderhandeling’, verklaarde gisteren Tsjitsjerin aan een vertegenwoordiger van Havas, ‘is hiermede gesteld. De groote massa der arbeiders en boeren in Rusland hebben de gedachte opgevat, dat het grondbezit en
| |
| |
het groote industrieel bezit nationaal domein zijn geworden. Nationalisatie zonder schadeloosstelling is het wachtwoord geworden, dat dierbaar is aan elk Russisch hart. Op dit punt kunnen wij niet terug. Aan de oude eigenaars in Rusland kan worden toegestaan een recht van voorkoop op de concessie of pacht, of deelneming worden aangeboden in gemengde maatschappijen of trusts. Het rech van voorkoop zou aan de oude particuliere bezitters in Rusland gelegenheid geven, hun bezittingen te hernemen. Uit naam van het Russische volk zullen wij vragen, dat de Sowjet-regeering uitsluitend bevoegd zal zijn, over de aanvragen te beslissen. Een andere schadeloosstelling is in onze oogen positief onmogelijk.’
Toch zal, indien Rusland den financieelen steun van Europa zal verkrijgen, dien Tsjitsjerin in hetzelfde interview voor zijn land dringend noodig noemde, de Sowjet-regeering op het genoemde punt wèl een eind terug moeten. Een van de twee: de nationalisatie heeft de economische kracht van Rusland tegenover het buitenland verhoogd, of zij heeft dit niet gedaan. In het eerste geval zou Rusland niet naar Genua zijn gegaan, maar de anderen naar Moskou hebben laten komen. Het is het tweede geval dat in waarheid bestaat. Een steun nu van zoodanigen omvang als hier noodig is, zal nimmer worden verleend dan tegen waarborgen, hechter dan de verwijzing naar het bon plaisir der Sowjet-regeering in het al of niet verleenen van gebruiksrechten aan gewezen eigenaars op het hun ontnomen goed.
Over de oorlogsschulden zeide Tsjitsjerin in zijn interview geen woord; dat de vóór-oorlogsschulden niet langer eenvoudig genegeerd werden, achtte hij al een heele concessie. Echter heeft Engeland de Russen onmiddellijk alle illusie benomen, dat het in de schrapping zijner tijdens den oorlog ontstane vorderingen op Rusland zou kunnen berusten, nu het zelf zijne oorlogsschulden aan Amerika te betalen heeft. Engeland vooral is de trechter geweest, waardoor Amerikaansch goud aan de mede-oorlogvoerenden toevloeide. Het kan er niet van afzien, trechter te blijven ook voor de terugbetaling.
Hoewel de aanbiedingen van Rakosfki in de commissie met hoongelach ontvangen werden, schijnen zij tot een eigenlijk gezegd ultimatum aan Rusland toch geen aanleiding te zullen geven. Men laat verluiden dat, over een dag of twee, de Russen
| |
| |
een antwoord zullen hebben ontvangen, ‘dat, zonder in eenig opzicht het karakter van een ultimatum te hebben, in voldoend krachtige termen zal zijn vervat, om de hoop te wettigen, dat de Russische delegatie er toe gebracht zal worden, de zaken ernstig te beschouwen.’ Dit toont aan, dat Lloyd George Barthou reeds overreed heeft, ook op het Russische stuk de conferentie niet te laten springen. Van de andere zijde trekt een bericht uit Riga de aandacht, dat op de agenda der 5 Mei te Moskou te openen bijeenkomst van het al-Russisch Uitvoerend Comité der Sowjets ‘de gedeeltelijke demobilisatie van het roode leger’ voorkomt, te bewerkstellingen ‘in geval van gunstig resultaat van den arbeid der conferentie van Genua.’ Rapallo is dus van Russische zijde wel niet als een dreigement met consequentiën van militaire natuur bedoeld geweest (zooals de Franschen, die met hun gedachten nog in de sfeer van divisiën en transporten leven, het onmiddellijk hadden voorgesteld). Dat de publiek gemaakte bepalingen alle afspraken behelzen die er getroffen zijn, is ook door Wirth met klem verzekerd en laat zich ook nauwelijks anders denken. Duitschland heeft een ander ideaal dan zijn overgebleven gebied en bezit door gevechten van het roode tegen het Fransche leger te zien verwoesten: het motief voor Duitschland is geweest, in het werk, dat thans in Rusland te verrichten valt, een goed aandeel te krijgen, en het heeft de overeenkomst, door Rusland al eenigen tijd aangeboden, juist tijdens de conferentie geteekend, toen het bespeurde, dat er, buiten de officieele ‘Russische commissie’ om, door de ‘bijeenroepers’ met Tsjitsjerin over in Rusland te verleenen concessies in onderonsjes werd onderhandeld. Duitschland heeft geen goede kans op verlevendiging van zijn economisch bestaan te verzuimen, en, nu de voordeelen van Brest-Litofsk al sinds jaar en dag waren afgeschreven,
had het tegen Rusland geen vorderingen geldig te maken welke bij die van Frankrijk en Engeland in vergelijking komen. Het heeft dus gehandeld toen het vreezen moest, dat de anderen het zelfs van de natuurlijke voordeelen zijner ligging ten opzichte van Rusland zouden zoeken te versteken. Ziehier de niet ver gezochte verklaring der zaak, waarover een Léon Daudet met een ‘nous revoici en juin 1914’ de alarmtrompet stak. ‘Voulue par le juif allemand Rathenau - artisan baucaire de la revanche boche - | |
| |
avec la complicité des bolcheviks, la Conférence de Gênes n'était pas autre chose qu'un guet-apens. La proclamation de l'alliance germano-russe, économique, politique et militaire, c'est le premier son de cloche de la nouvelle guerre européenne. Demain, la Pologne sera envahie...La journée d'avant-hier à Gênes est l'équivalent du drame de Serajewo’. Zóó de leader van het het ‘organe du nationalisme intégral’ van 19 April 1922 ...
Ironie van het noodlot, dat het thans Poincaré is die de extreme nationalisten telkens teleur moet stellen, Poincaré, om wien zij in Januari hebben geroepen! ‘M. Poincaré’, schrijft Charles Maurras in dezelfde Action Française (20 April) ‘vérifie le pronostic du journal anglais qui annonça son retour fatal à la politique Briand. Ce n'est pas pour la ramener à Lloyd George qu'en janvier la France patriote s'est levée tout entière pour obliger Millerand à confier notre salut à cet écrivain politique dont les critiques contre M. Briand avaient été les plus nettement pertinentes. Un quart de volume d'articles irréprochables garantissant la pensée et la volonté de M. Poincaré, on ne pensait pas qu'il pût laisser protester sa signature ni l'oublier. On s'obligeait à lui faire crédit...Qui diable se serait figuré que le successeur de Briand pourrait s'accommoder de la politique de ‘chien crevé’!...
Te noteeren ook de volgende indruk:
‘Nos amis de la Petite Entente, peu rassurés sur notre activité à les défendre, en sont à se demander s'ils nous défendront. Ils hésitent à voter avec nous ...’
Poincaré moet het roer durven om te gooien: ‘Il y a un monde conservateur anglais dont le sentiment naturel se dessine de plus en plus en notre faveur...Il y a un nationalisme italien qui semble nous revenir ...Les innombrables détenteurs de petites fortunes édifiées en Suisse, en Hollande, en Espagne même feraient des réflexions...Toute la contrerévolution européenne pourrait être mobilisée dans un temps bref, avec les chances supérieures qu'assure aux victorieux d'hier le fait d'avoir du pain et la force armée ...’
Men ziet hier scherp tegen welke krachten Genua te vechten heeft, maar het is nog niet bezweken!
C. |
|