De Gids. Jaargang 86
(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
Het water als strijdmiddel
| |
[pagina 142]
| |
de regeering en de bevelvoerende generaals gewisseld, in de jaren 1671-1694. Tenzij anders gemeld, zijn de gegevens over de inundatiën in Holland in 1673 aan deze verzameling ontleend. De winter van 1672-73 heeft driemaal een periode van vorst gehad. De eerste dooi viel in, in de laatste dagen van December. Zij ging met een snellen was van de groote rivieren gepaard. Turenne schrijft aan Louvois van uit Wesel op 3 Januari: ‘Le Rhin est si gros, que je ne vois guère d'apparence à un pont, s'il ne baisse’; en op 12 Januari: ‘Si le Rhin n'est pas plus agité, qu'il est à présent, Dallé m'assure que le pont sera fait dans quatre jours’. Er kan al reeds vermoed worden dat de hooge rivieren den toestand in Holland een ernstig aanzien geven. Dit vindt men in de correspondentie ook bevestigd. Ten einde de betrekking, waarin de generaals, die de brieven schrijven en ontvangen, beter te begrijpen, is eenige toelichting vooraf, niet ongewenscht. Turenne, die, wanneer de koning niet persoonlijk een commando te velde voert, de generalissimus is over alle fransche strijdkrachten te land, welke aan den oorlog deelnemen, had reeds in December 1672 een algemeene raming gemaakt van de troepen, die op de verschillende operatie-tooneelen, Duitschland, Vlaanderen en Holland, in het voorjaar benoodigd zouden zijn. In een brief van 9 December 1672 aan Louvois, berekent hij voor Holland een effectief aan infanterie ten behoeve van 46000 man. Onder Holland verstaat hij ‘toutes les conquêtes du Roi’ in de Republiek. Met uitzondering van Naarden en Utrecht hadden in 1672 de garnizoenen in de veroverde vestingen niet onder de bevelen van Luxemburg gestaan. Een bevoegdheid tot aantrekken en beschikken uit die garnizoenen had Luxemburg niet. Die toestand wilde Turenne bestendigd zien. Hij achtte het nuttig en had daarbij Condé op het oog, dat er een algemeene commandant op dit operatie-tooneel zou worden aangewezen, die overeenkomstig de omstandigheden verschuivingen in de legering der 46000 man zal kunnen bevelen. Als norm neemt Turenne aan, dat van de 46000 man niet meer dan 10.000 man zullen te velde zijn. Alleen dit veldleger, als tot dusverre, zou voortdurend ter beschikking van Luxemburg blijven. Turenne schrijft: | |
[pagina 143]
| |
.... en faisant la supputation je trouve qu'il faudroit dans la Hollande quarante six mille hommes de pied effectifs, dont on ne mettroit que dix mille hommes de pied en campagne; et il dépendroit de celui qui commanderoit dans le pays, de mettre et d'ôter des gens des petites places, tant dans le Vélau que dans le Bétau. Dit plan wordt in Parijs voorshands aangehouden; eerst in April komt het in uitvoering. In een eigenhandigen brief van den koning uit Senlis aan Condé, verzonden den 31en December, blijkt dat Luxemburg een week te voren in de verwachting verkeerde een onderneming over het ijs te kunnen wagen. Luxembourg commençoit à espérer de faire quelque chose, la glace devenant tous les jours plus forte. J'ai grand peur que le dégel ne l'empêche de faire ce qu'il avoit résolu. Je ne sçais ce que c'est, mais je lui ai fait recommander de ne rien entreprendre sans apparence de succès. Op 3 Januari weet de koning dat de dooi de plannen van Luxemburg verijdeld heeft. Hij schrijft dan uit Circk aan Condé: Le dégel empêche M. de Luxembourg de faire ce qu'il avoit projette et je ne sçais s'il sera en état de le faire à la première gelée, le Prince d'Orange étant retourné avec ses troupes dans le Pays, cela eut été bien avantageux dans cette conjuncture. Het algemeen bevel over de Fransche strijdkrachten in de Republiek, overeenkomstig de voorstellen van Turenne, wordt, omstreeks midden Maart, aan den Prins van Condé opgedragen. Luxemburg wordt voor zijn krijgsbeleid dan sous-ordre geplaatst. Het geschiedt echter met omzichtigheid en ten einde Condé een kans te geven om zich te onderscheiden. Louvois schrijft: ‘je suis bien fâché de n'avoir pû obtenir que vous servissiez sans camarade’. Waarop Luxemburg ietwat zuurzoet en geestig antwoordt: J'aurois mieux aimé n'en point avoir, mais puisque le Roi veut que j'en aie, il voudra bien que je le serve, si je puis, mieux que ne feront ceux avec qui il m'associera; et pourvu que cela soit, je me distinguerai toujours et c'est ce que je demande. In het bijzonder met den Prins van Condé wil hij gaarne samenwerken: J'aime mieux que ce soit avec M. le Prince que par-tout allieurs, parce qu'il m'expliquera si bien ce que j'aurai à faire, que si j'y manquois il faudroit, que j'eusse la tête bien dure. | |
[pagina 144]
| |
Groote haast wordt er met het invoeren van de nieuwe commando-regeling niet gemaakt. Omstreeks 23 April komt Condé in de Republiek. Hij is van 5 tot 12 April te Parijs geweest. Een brief van 25 April, door hem uit Arnhem aan Louvois verzonden, laat geen twijfel dat Luxemburg op een ondergeschikte plaats is gekomen: Je vis hier Monsieur de Luxembourg, je l'ai fait venir jusqu'ici pour m'instruire de l'état de toutes les affaires. Il s'en retourne aujourd'hui à Utrecht, où je ne serai que pour faire mon tour de Bétau et aller en suite à Utrecht. De Prins is vol goeden moed. Hij is hier in zekeren zin op eigen sollicitatie gekomen. Zijn hoop is, op dit operatietooneel meer voorspoed aan de Fransche wapenen te kunnen brengen. Omtrent den militairen toestand zal Luxemburg hem in de conferentie uitvoerig hebben ingelicht. In de eerste plaats over den vijand. Het is merkwaardig uit de correspondentie telkens op te maken hoezeer de partijen wederkeerig omtrent hun daden en soms zelfs omtrent elkaars voornemens zijn ingelicht. Op 2 Mei bericht Condé aan Louvois: M. de Wirtz va commander du côté de la Flandre et du Brabant, et M. le Prince d'Orange, les Contes de Valdeck et de Horne demeureront au deça. On assure, que tout le monde commence à fait souhaiter la Paix. Ils travaillent à couper leurs grandes digues et à les mettre en état de les couper entièrement en peu de temps dès qu'ils en auront besoin; ils refortifient Nieubroek (Nieuwerbrug) et travaillent fort à toutes leurs places et à tous leurs postes. Ook over het krijgsbeleid zal Luxemburg den Prins in de conferentie te Arnhem hebben gesproken. En het zou weldra blijken dat Condé, met waarschuwingen en overwegingen van voorbehoud, in dezelfde mate gehandicapt blijft als dit met Luxemburg, sedert 12 Augustus 1672, het geval is geweest. De koning had toen eigenhandig aan Luxemburg geschreven: Mon cousin, Les nouvelles que j'ai eues de l'Allemagne m'ayant fait prendre la résolution de faire avancer, par delà Wesel, mon cousin, le Vicomte de Turenne avec une puissante armée pour veiller à la conservation de mes conquêtes et de la sûreté des Princes mes Alliés, j'ai résolu d'envoyer une partie..... | |
[pagina 145]
| |
Dan volgt de aanwijzing van legerafdeelingen, die Luxemburg naar Wesel, voor het leger van Turenne, moet afzenden. Het zijn gedeelten van zijn beste regimenten, die tot kernen van jongere formatiën bestemd zijn en die eenige weken later in het leger van Luxemburg door vier nieuwe bataljons worden vervangen. Louvois bericht Luxemburg op 31 Augustus: Si, avec les quatre Bataillons, que l'on vous envoye, vous pouvez conserver les Postes dont vous parlez (Oudewater en Woerden) celà ne sera que mieux; mais oubliez toute autre Entreprise et ne songez qu'à bien conserver les Troupes, qui sont sous votre Commandement, pour donner une Bataille à la SuédoiseGa naar voetnoot1) entre Noël et la Chandeleur. Alle latere directieven van uit Parijs, voor zoover zij het te volgen beleid betreffen, gaan uit van een zelfde gedachte van conserveeren. Kwade kansen moesten vermeden worden. Er mocht niets worden gewaagd. Alleen voor kleinere ondernemingen waren Luxemburg's handen vrij geweest en nog slechts onder het voorbehoud, dat zij zouden slagen. Lodewijk had zeer bepaald vrees voor elk gering échec in de Republiek. Het maakt den indruk dat zijn trots daar niet weinig in gemoeid is geweest. Hij had zich den veldtocht ‘pour abattre l'orgueil et la conduite insupportable que les Etats tiennent envers tous les Potentats et Princes’, anders voorgesteld. Hij zou in één jaar afhandelen, waartoe anderen in tachtig jaar niet waren in staat geweest! Over een betrekkelijk geringen tegenslag, de herovering van Naarden, is van uit Parijs maandenlang een spijtige correspondentie gevoerd; een aanhoudende jacht op zondebokken. Vermoedelijk om toch vooral elk verder voordeel van het Staatsche leger zooveel mogelijk te doen voorkomen. Na de komst van Condé bleef het een eer om onder Luxemburg te velde te mogen dienen. De beschikking daaromtrent hield de koning aan zich. Condé deed in zijn brief van 25 April, den eerste, dien hij in zijn nieuwe functie aan Louvois afzond, een poging voor den kolonel de Vendômes: | |
[pagina 146]
| |
M. de Vendômes est au désespoir de ne point servir en campagne, son régiment a plus de six cent hommes. Il m'a prié de vous écrire pour essayer d'obtenir du Roi qu'il puisse servir en campagne avec son régiment. Op 5 Mei antwoordt Louvois: Le roi ne veut pas que le régiment de M. de Vendômes serve en campagne et il n'est pas content du peu d'application qu'il a. Niet onwaarschijnlijk is, dat in de conferentie te Arnhem, Condé tot het besef is gekomen, dat voor het te voeren beleid op dit operatietooneel, een duidelijke instructie geenszins overbodig was. Er mocht geenerlei twijfel blijven omtrent zijn bevoegdheden. Een belangrijk punt, dat te Parijs mondeling was besproken, was niet in zijn lastbrief opgenomen. In denzelfden brief van 25 April maakt hij Louvois daarop opmerkzaam: Cependant vous avez oublié de me donner un ordre pour faire sortir les troupes des garnisons quand le besoin y sera, et les mettre dans d'autres; cela n'est pas porté aussi dans ma commission. In de missive van 5 Mei wordt dit punt opgehelderd, maar er wordt aanstonds een rem gelegd aan eventueele ambities. J'ai eu l'honneur de dire à Votre Altesse que toutes les troupes qui étoient en garnison dans le pays conquis sur les Hollandais étoient aux ordres de Votre Altesse et qu'ainsi elle n'avoit que faire d'ordre particulier pour le faire marcher toutes fois et quantes qu'elle jugerait à propos de faire quelque changement. De Prins heeft inmiddels den militairen toestand op het gebied der Republiek bestudeerd en geeft in een brief, op 4. Mei uit Utrecht afgezonden, voor een mogelijke actie de volgende beschouwing: | |
[pagina 147]
| |
Tout ce qu'on peut faire de deça aboutit à trois desseins, ou pousser en avant à notre tête, ou aller en Frise, ou aller à Husdein (Heusden) et delà à Bréda. Le premier dessein se peut faire de deux façons, ou du côté de Wesep et Muijden, ou celui de Schoonhove, Oudewater et Tregau (Gouda). Mais comme les eaux sont encore extrêmement hautes, je ne puis vous dire de bien positif que je n'aye été à Vorden (Woerden) et à Naerden, ce que je ferai au premier jour. Het antwoord volgt per keerenden koerier, die op 12 Mei teruggaat. .... ce qui seroit le plus utile au service de Sa Majesté seroit ce que vous pouvez faire du côté de Worden (Woerden) et de Naerden, parceque le moindre progrès de ce côté-là donnerait un coup mortel aux Hollandais, qui ne sentiroient qu'à demi tout ce qui se feroit ailleurs. Sa Majesté désire que ce soit dans les premiers jours de l'autre mois; que si vous ne pouvez rien entreprendre de ce côté-là, au moins vous en fassiez tous les semblans, afin que la crainte qu'en auront les Hollandais, les empêche de songer à autre chose. Elle serait ravie, que vous entreprissiez quelque chose qui put réussir; mais elle est toujours persuadée qu'il ne vaut mieux ne rien faire que de risquer quelque chose. Condé kan deze missive niet hebben misverstaan. Zij was al te blijkbaar op fnuiking berekend. Het geringste voordeel in de richting van Woerden of van Naarden zou een doodelijke stoot kunnen zijn voor de Staten, maar...Zijne Majesteit houdt zich altijd overtuigd, dat het beter is niets te doen dan iets te wagen. De dépêche vervolgt: A l'égard de la Frise elle ne désire pas que votre Altesse s'engage, quant à présent, à aucune entreprise de ce côté, mais si en y faisant quelque partie de troupes de votre armée, vous pouvez les obliger à mettre le pays sous l'eau. Sa Majesté en seroit bien aise, puisque ce feroit leur faire un mal considérable sans risquer quoi que ce soit. Uit een brief van Turenne aan Louvois van 16 Mei uit Soest verzonden, blijkt dat de Prins van Oranje in Friesland de Franschen is voor geweest: Les Hollandais ont envoyé, depuis peu, des Troupes en Frise et ont inondé beaucoup de pays, lequel est aussi bas et plus, que le fond de la Hollande et ce fut comme une merveille de pouvoir faire le siège seulement de Courden (Koevorden). Binnen de grenzen van het mogelijke spande de Prins alle krachten in om de verdediging in actieven zin te leiden. Hij betreurde niet weinig, dat kansen, waarop hij meende te kunnen rekenen, uitbleven. Men weet dat de Republiek, | |
[pagina 148]
| |
krachtens een tractaat met den keurvorst van Brandenburg, een oom en vroegere voogd van prins Willem III, langdurig de gegronde verwachting koesterde, van de zijde van Brandenburg hulp te zullen bekomen. De keurvorst had zich daartoe schriftelijk verbonden. Meer dan drie millioen gulden zijn voor werving en onderhoud van ± 20.000 man, in maandelijksche quoten, door de Republiek aan Brandenburg uitbetaald. Het is echter bij een indirecten steun, die ongetwijfeld toch ook haar beteekenis heeft gehad, gebleven. De raadpensionaris Fagel heeft in een brief van 24 October 1672 aan onzen gezant bij den keurvorst van Brandenburg, van Reede van Amerongen, goed onder woorden gebracht, hoezeer men in Holland op de mogelijkheid van een andere methode van oorlogvoeren hoopte. (Ik) ben daarom te meer geformaliseerd, om de groote nalatigheid en traagheid, die ik in onze geallieerden bespeur, want dat men meent een groote zaak gedaan te hebben, dat men het leger van den gemelden heer de Turenne van deze frontieren heeft afgetrokken, is gansch niet met al, zoolang hij occasie heeft om zoo haast wij uit onze holen zullen komen, zijn troepen bij de andere, die op de Veluwe zijn, te conjugeren, zonder dat hij behoeft beschouwd (bevreesd) te zijn voor een magt, die zoo diep in Duitschland geëngageerd en zoover van hem geéloigneerd is. In de conferentie te Arnhem zal Luxemburg ook stellig verslag hebben uitgebracht over de onderwaterzettingen. Toevallig was deze kort te voren in de gelegenheid geweest mededeelingen aan te hooren omtrent de toestanden bij den verdediger. Het wederzijds uitleveren van krijgsgevangenen had eenige besprekingen gevorderd, waartoe een majoor van het Staatsche leger in het hoofdkwartier van Luxemburg was geweest: Ce major est honnête homme et ne nous a point parlé comme un misérable qui dit du mal du parti où il est, ni comme un fanfaron qui veut faire valoir sa marchandise: mais il n'a point fait façon de nous avancer que les eaux sauveroient la Hollande cette campagne et que sans cela elle seroit perdue. Et quand nous lui avons répondu que le Prince d'Orange faisoit semblant de la vouloir dessécher et qu'il désiroit qu'on le crut, il nous a dit que l'on voudroit bien dans le pays tirer les eaux jusqu'à un certain point, c'est à dire en laisser beaucoup moins qu'il y en a, mais assez pour nous empêcher l'entrée. A quoi il dit qu'il y a une impossibilité. L'abondance de l'eau est si grande que d'Oudewater à la Haye on ne peut aller à pied, ni à cheval que par Rotterdam sur la haute digue. Et lorsque je lui ai dit que la digue de main gauche du vieux Rhin, qui | |
[pagina 149]
| |
vient de Worden à Leyde n'étoit pas couverte d'eau, il m'a dit qu'il m'assuroit sur son honneur, qu'elle l'était en divers endroits et qu'on alloit travailler à la raser en d'autres. Pour conclusion il m'a dit qu'il ne s'est jamais vu une incommodité pareille à celle, que les eaux ont fait en Hollande et que si dès à présent la paix étoit faite, et qu'on les eut toutes tirées, dans deux ans le pays ne pourroit être sec, dont il étoit mort une furieuse quantité de peuple. Palmer m'a dit que les eaux avoient apporté des millions de bestiaux morts et noyés. En verder: J'ai dit au Major des ennemis que notre application étoit toute contraire à la leur, et que nous songions autant à dessécher le pays qu'ils faisoient à le conserver dans l'état où il étoit et que c'étoit une chose, dont la finesse qu'on lui seroit trop inutile, puisque les ordres que j'envoyai pour boucher les coupures du Leck viendroient à sa connaissance et que j'en avois de fort précis de faire brûler les lieux qui ne travailleroient pas à dessécher le pays. J'ai fait faire la répartition pour chaque village, du nombre des paysans, qu'il doivent y envoyer et j'avois fait déclarer à ceux d'Isselstein que s'ils n'y allaient pas j'y mettrois des gens à leurs places et que je leur ferois payer un demi partagon par jour; et par-dessus cela je vais faire l'ordonnance que vous me mandez. De wederzijdsche bedoeling ten opzichte van het hooge inundatie-water schijnt in deze mededeelingen overeenkomstig de feiten uitgedrukt. Het dichten van de Lekdijk-coupures was reeds in Maart uit Parijs bevolen. In een ‘Daghverhaal van “dat tot Uytrecht en Woerden bij de Franschen is voorgevallen”, leest men: Sondaghs de drie en twintigste Maart quam hier order van den Koningh om het gat in de Lekdijk te stoppen, dewijl het zelfde meer tot voordeel der vijanden streckte. De Heemraden trocken derhalve in de volghende dagh naar de voorgedachten Dyck om alles wat daartoe dienstigh was te bevorderen’. Ook uit het dagverhaal van Woerden blijkt, dat in de maand April veel bedrijvigheid heeft geheerscht om de gaten in de dijken te stoppen, en om door het herstellen van bruggen de communicatie over land te verbeteren. Uit het reeds genoemde bericht van Condé van 2 Mei weet men, dat toen het Lekwater nog met groote kracht door de coupure stroomde. Het was een zeer moeilijk werk de coupure, tegen den wateraandrang in, te vernauwen en te | |
[pagina 150]
| |
stoppen. De bezwaren kende men wel en er was, toen in November de inlaat droog stond, ernstig voor gewaarschuwd. In een post-scriptum door de Edele en Mogende Heeren Staten van het Landtschap van Uytrecht’, toen geplaatst bij hun resolutie van Maandag 11 November 1672, werd er voor gewaarschuwd, ‘dat so men in desen tydt de gedachte Dyck weder opent, men deze openingh niet meer zal kunnen stoppen en dicht maken dan met overmatige kosten’. Van een eigenlijk dichten van den dijk was geen sprake geweest. Wanneer de Fransche legerleiding, met het oog op eenige krijgshandeling, het inlaten tijdelijk stop zetten wilde, dan werd in de coupure een kistdam gemaakt. Niet onwaarschijnlijk dat begin November, met het oog op de plannen, die voor vriezend weer werden beraamd, dit het geval is geweest. Op 4 Mei bericht Condé aan Louvois: Les ennemis travaillent à Nieuburg (Nieuwenbrug) et à tous leurs autres postes: le pays est encore fort inondé et il le sera jusqu'à ce que la coupure du Leck soit refermée: on y travaille et on nous fait espérer, qu'elle le sera dans dix ou douze jours; il faudra après quelque tems pour écouler les eaux. Vermoedelijk is de Lekdijk nog minstens tot half Augustus open gebleven. In het Utrechtsche dagverhaal leest men bij Saterdagh de zestiende Augustus ‘(dat) vijf honderd ghepreste mannen uytgesonden (werden) voor het gat aan den Leckdyck te stoppen, daer sy eenige daghen met wercken besigh waren’. Wat de Staatschen betreft, geheel overeenkomstig het verhaal van den majoor, werd er door onze regeering in April nog gansch niet aan gedacht om water te loozen. Eerst begin Augustus, toen de overstroomingen nog hooger en dichter om Leiden en bij den Haag waren gekomen, werden regelingen getroffen. De Staten van Holland hebben op 27 Juli aan Rijnland en aan Amsterdam order tot spuien gegeven. De regeering van Amsterdam was daar maar weinig mee ingenomen. De noodzakelijkheid van loozen werd te Amsterdam niet ten volle ingezien. Op 29 Juli zond de magistraat van Amsterdam een verzoek aan de bevelhebbers der posten om een expresse te zenden, als het land om hun wallen mocht droog geraken. Op voorstel van den Prins werd op 1 Augus- | |
[pagina 151]
| |
tus een peil aangenomen, waarop men het inundatiewater moest trachten te houden.
Condé had zoowel te Waart als te Utrecht den verren waterplas aanschouwd, die aan het geïnundeerde terrein elken anderen horizon in het westen benam, maar hij was nu eenmaal gekomen met de ambitie van een actie. Hij wilde niet berusten in de onmogelijkheid van een nadering tot den vijand, waarover Luxemburg hem had gesproken. Om zich zelfstandig een oordeel daaromtrent te vormen, behoefde hij actueele en nauwgezette opnemingen van alle inundatiën. Ook voor de demonstratieve bewegingen tegen het einde van Mei, die hem waren opgedragen en die moesten strekken om den Prins van Oranje van een initiatief en in het bijzonder van een tocht naar Brabant af te houden, had hij nauwkeurige gegevens omtrent het water bij de vijandelijke posten noodig. De rapporten der opnemingen leeren den toestand kennen, van een tijdstip, dat de overstroomingen hun grootste hoogte naderden. Het bericht daarvan is, voor wat de omgeving van Utrecht betreft, gedateerd van den 16en Mei. Het wordt afgezonden door den zoon van Condé, den hertog van Enguin, die bij zijn vader als adjudant dienst deed. Het vochtige klimaat heeft Condé een aanval van jicht bezorgd, die hem eenige weken belet om dienst te doen. Op 9 Mei heeft de adjudant daarvan kennis gegeven aan Louvois: M. mon père ayant eu une attaque de goutte à la main et ne pouvant vous écrire, me charge monsteur de le faire pour lui’. In een brief van 16 Mei bericht de adjudant: Monsieur le Prince ayant souhaité d'être informé précisément de l'état auquel sont présentement les inondations de ce pays et M. de Luxembourg les ayant voulu reconnaître, s'alla promener, il y a trois jours sur les digues, qui sont du côté de Loenerslot (Loenersloot) et d'Inderdam; mais il ne put aller jusqu'à Loeverslot et de ce côté-là il ne passa guère Coetmen (Cothen) où même il n'alla que par une digue très étroite et dans l'eau jusqu'aux sangles. Het bericht omtrent de inundeeringen in de richting van Cothen, welk dorp toen alleen over een smallen dijk en door het water wadende, soms tot het middel toe, kon bereikt worden, geeft eenig vermoeden voor wat de verdediging der Utrechtsche fortenkringen en tusschenterreinen zou beteekenen, nadat een vijand, voor een overvoering, over de inun- | |
[pagina 152]
| |
datiesluis bij Wijk bij Duurstede de beschikking zal hebben gehad. Op 23 Mei is Condé weder hersteld. In een bericht van dien datum aan Louvois schrijft hij: Les eaux sont toujours si grandes, qu'il n'y a encore moyen de rien entreprendre sur les ennemis. L'on m'a pourtant donné avis, qu'en rompant une digue auprès de Muyden, l'on pourrait faire écouler les eaux et se faire un passage pour aller à eux. Condé geeft aan dien raad gevolg en verbindt deze poging aan de hem opgedragen maatregelen tot demonstratie. Deze wordt grootscheeps opgezet en wordt langer dan een maand volgehouden. Zij bestaat uit een algeheele opschuiving en aantrekking der garnizoenen. Einde Mei heeft men in Holland de wetenschap, dat de Franschen ‘al hun volk vast uyt de naburige gewesten omtrent Utrecht vergaderen’. In Kuilenburg zijn 5000, te Duurstede 3000, in Amersfoort 4000, te Naarden 2 à 3000 man aangekomen. Dertig stukken, die de rivier afkwamen, zijn te Kuylenburg en te Duurstede gelost. In de eerste helft van Juni komt er omtrent de richting der geveinsde onderneming teekening. Toen werden 3000 man op Breukelen gedirigeerd, ten einde die post ‘met grooten sleep van toevoer’ te bezetten. Een gros was naar Hilversum gecommandeerd ‘daar de hertogen van Luxemburg en van Enguin mede bijwaren, voerende 8 of 10 stuks geschut, menigte van wagens met krijgs- en levensvoorraad, ook storm-leeren, biesbruggen, schoppen en houweelen’. Voorts was uit Muiden waargenomen, dat Muiderberg door de Franschen versterkt werd. Tot eenige actie kwam het, behalve een artillerie-gevecht van Muiderberg af, alleen op punten waar de Staatschen tot een offensief overgingen; deze handelingen bleven echter tot kleine gevechten, van met booten verplaatste detachementen beperkt. Op 6 Juni geeft Condé bericht: Depuis la dernière lettre que je vous ai écrite, les deux coupures, qu'on a fait sur la digue de la mer ont toujours coulé assez rapidement; et pourtant nous ne voyons point jusqu'à cette heure de diminuation considérable à l'inondation. Je ne sçais si c'est la pluie qu'il a fait qui l'entretient en état qu'elle est, ou si les ennemis peuvent y donner de nouvelles eaux; on fait tout ce qu'on peut pour connaître où ils en pourroient donner, et jusqu'à cette heure nous ne l'avons pu connaître. | |
[pagina 153]
| |
Men moet het bericht: de wateren ‘ont toujours coulé assez rapidement’, niet te letterlijk nemen. Het schijnt wel uitgesloten, dat de gemaakte coupures in den zeedijk, ook tegen den vloed in, zouden hebben kunnen uitlaten. De berichten van Condé geven, aangaande zijn waterstaatkundig inzicht, niet dien gunstigen dunk, dien men van de meldingen van Luxemburg verkrijgt. Condé verwondert zich, dat het effect der coupures, in de hoeveelheid water om Muiden, nauwelijks waarneembaar is. In het rapport aangaande de verkenningen der inundatiën was reeds gemeld, dat men over den linker-Vechtdijk niet verder kon komen dan Loenersloot. Zooals aanstonds zal blijken, stonden de Vechtdijken bij Muiden tot kniehoogte onder. Er was dus geen verschil in peil meer tusschen boezem- en polderwater. Van een paar coupures in den zeedijk tusschen Muiden en Muiderberg kon men, voor een watervlak als toen aanwezig moet zijn geweest, ook in verband met het inloopend vloedwater der zee, bezwaarlijk een waarneembare vermindering verwachten. Het vervolg van dezen brief bevat de melding omtrent den toestand der inundatiën benoorden de Lek, op de verder van Utrecht gelegen gedeelten van het Fransche front. Les deux côtes du Weck (Vecht) paraissent une mer; tout le pays depuis Amsterdam jusqu'à Willis et depuis Willis jusqu'à Rotterdam est inondé de même; depuis là jusqu'à Worden (Woerden) il l'est ainsi; en sorte que toutes les digues sont couvertes d'eau aux moindres endroits jusqu'au genouil. Il n'y a aucune digue, que je n'aye fait sonder par des officiers que j'y ai envoyés exprès. | |
[pagina 154]
| |
d'eau: en sorte qu'il n'est pas possible de se poster au delà ni d'Oudewater ni de Schoonhoven pour empêcher le secours que les ennemis peuvent y envoyer par bateaux: leurs bateaux peuvent non-seulement y venir par leurs canaux, mais à travers leurs inondations. Niet lang meer of Condé was overtuigd, dat zijn voornemens op niets zouden uitloopen. Het element bleek ook hem te machtig. Op 9 Juni meldt hij uit Utrecht: Les affaires de ce côté-ci sont au même état qu'elles étaient et les eaux ne diminuent point. Il est vrai qu'il pleut tous les jours et que le vent est souvent contraire. Je commence à perdre l'espérance que notre coupure (bij Muiden) réusisse et si cela continue encore quelques jours, je retirai les troupes et la ferai reboucher. Ce ne m'est pas une petite mistification de me voir ainsi inutile que je suis. Ma consolation est, qu'il faut servir le Roi à sa mode, et qu'il n'y a pas prétendu que nous fassions beaucoup de choses. In de eerste dagen van Juli trokken de afdeelingen, die Muiderberg bezet hielden, na de gaten in den zeedijk gedicht te hebben, op last van Condé terug. Het staat dan al vast, dat de Prins de Republiek weldra zal verlaten om ettelijke maanden daarna een commando in Vlaanderen te aanvaarden. Het water bleef in Juli hoog. In de Fransche posten was nu en dan het gevaar van inloopen verre van denkbeeldig. Het omgaan van den wind noodzaakte de bezetting van den post bij Ameide om in aller ijl het werk te verlaten. De Franschen hadden toen geen gelegenheid hun geschut mee af te voeren. Binnen de omwallingen der steden slaagden de Hollanders er over het algemeen in, om de hooge standen te keeren. Men zat er echter veelal rondom in. Dit veroorzaakte een hinder, die wel eens dreigde ondragelijk te zullen worden. Men miste soms langdurig een gelegenheid om het stadswater te ververschen. In de dagverhalen gaat een jubel op als zich dan eindelijk weer eens een kans voordoet om bedorven water te spuien. De aanvulling der gegevens betreffende de inundatiën kunnen hiermede besloten worden. Mij dunkt, het bijgebrachte kan nader hebben aangetoond, dat de strategie en de handelingen van den aanvaller op het grondgebied der Republiek in 1672 en 1673, nog te weinig zijn beschreven. Men mag de verdienstelijke auteurs van De Verdediging van | |
[pagina 155]
| |
Nederland in 1672 en 1673 daarvan allerminst een verwijt maken. In hun inleiding zetten zij voorop: ‘Wij hebben gemeend ons uitsluitend te kunnen bepalen tot hetgeen de verdediging te land betreft en wel bepaaldelijk dat gedeelte, waardoor de onafhankelijkheid van de Republiek toenmaals is kunnen bewaard blijven’. En verder: ‘De krijgsverrichtingen en het overige als genoegzaam bekend onderstellende, hebben wij dat slechts voor zooveel noodig en om der volledigheidswille herinnerd en in algemeene trekken aangegeven en daarvan als het ware de lijst gemaakt van het tafereel, dat wij wenschten op te hangen; men beschouwe derhalve van dit standpunt onzen arbeid en verwachte niet meer dan wij door onze bijdragen hebben gemeend te moeten geven’.
Het algemeen oorlogsplan van de Fransche legers in 1672 en 1673 heeft aan Luxemburg tegenover Holland, maar een zeer beperkte macht en met deze, maar een zeer beperkte vrijheid van handelen kunnen laten. Het geraadpleegde Recueil van brieven is niet volledig. Men treft er vele antwoorden in aan op brieven, die zijn weggelaten. Toch zou het hier bijgebrachte aantal waarschuwingen aan Luxemburg, om toch vooral niets van belang op touw te zetten, uit het Recueil gemakkelijk verdubbeld kunnen worden. Lodewijk XIV heeft zich de tuchtiging en de beoogde vernedering der Republiek aanvankelijk al te eenvoudig voorgesteld. Den 20en Juni 1672 schreef Louvois aan zijn vader Le Tellier: Sa Majesté sera dans huit jour en état de marcher à Utrecht et de-là envoyer piller la Haye et trois ou quatre villes de Hollande, qui, dans la sécheresse où nous sommes, ne sçauroient s'inonder et on obligera les autres à se mettre sous l'eau, dont ils recevront un dommage qu'ils ne pourront pas réparer de dix ans. Een halve maand later waren de verwachtingen op een spoedig einde van den tocht reeds uitgebloeid. Den 9en Juli berichtte Louvois aan den kanselier: Le Roy ayant reconnu que toutes les avenues de la Hollande sont présentement inondées et que, jusqu'au tems des glaces il n'est pas possible d'y pénétrer, il a commandé que l'on retirât les gardes qu'il avoit fait mettre dans les petites villes de Worden et Montfort, lesquelles sont si fort avancées et en méchant état, que les garnisons y avaient été peut-être facilement insultées. | |
[pagina 156]
| |
Eenige weken later was het plan van den doorsteek in overweging. Het is Mombas geweest, die, na den 29en Juli uit zijn hechtenis ontsnapt te zijn, aan Luxemburg dit denkbeeld heeft aan de hand gedaan. Sedert hadden Luxemburg en daarna Lodewijk XIV, ieder langs eigen weg, zich in het plan georiënteerd. Beiden zagen er het middel in, dat de Fransche strategie behoefde. Het wachten op den winter zou onnoodig zijn. Zonder veel te wagen dacht men de Republiek op korten termijn te kunnen onderwerpen. Vooral op de moreele gevolgen waren de verwachtingen gespannen. Men rekende elke verdediging te zullen verlammen. Het verweer zou wankelen en ineenstorten. Het is al één misrekening geweest. Onverflauwd zijn de Staten en hun Stadhouder, met al hun krachten en gedachten, voor het behoud der Republiek en tot afbreuk van den vijand werkzaam gebleven. Het geluk diende daarbij in twee voorname opzichten. Vooreerst het aldoor uitblijven van een ernstige agressie met de wapenen. Willem III was een te goed strateeg om niet al spoedig het stelsel van terughouding en dralen van de Fransche oorlogvoering doorschouwd te hebben. Niets kon aan de velerlei beproevingen van den Staat een beter tegenwicht en voor de regeering een steviger ruggesteun zijn, dan deze strategie van onthouding en conserveeren. In het bijzonder moest het bekende humeur guerrière van den Prins er door geprikkeld en tot initiatief gedreven worden. Een tweede factor in ons voordeel is uit den langen duur gegroeid, die in 1672-73 noodig was, om het hooge peil op de landen te verkrijgen. Ware de aanzwelling van het water tot steeds hooger, in één zelfde periode tot stand gekomen, dan zou dit zijn ontzenuwende werking waarschijnlijk niet hebben kunnen missen. De militaire maatregelen zouden er door verlamd zijn geworden. Men was op de posten daartegen niet toegerust. Eerst de ervaring van maanden leerde in de bijzondere behoeften doeltreffend te voorzien. Alle wachtforten hadden in 1673 aanzienlijk verhoogde vuurlijnen en beschikten over zand, zakken en schepen. Deze laatste ten deele voor logies, vivres en materialen, ten deele voor de opstelling van geschut. Men was toen tegen het allerergste gewapend. Het hooge water heeft de bevolking onnoemlijk doen lijden; het vorderde niet te tellen slachtoffers, maar het heeft, - nu het over langer | |
[pagina 157]
| |
dan een half jaar verdeeld, in stage afwisseling van was en val en met groote tusschenpoozen was gekomen - de beoogde werking op de ingezetenen gemist. De bevolking van Holland had van oudsher in haar strijd met het water een reputatie van taaiheid. Deze heeft zich in 1672 en 1673 nergens verloochend.
Oorspronkelijk is het de bedoeling geweest de conclusiën, die uit de geschiedenis van 1672 en 1673 voor onze huidige oorlogstoebereidingen moesten volgen, op te nemen in het meer algemeen besluit: een studie over het vestingstelsel en het verdedigingsplan, die reeds onder handen was. Toen deze studie gereed was gekomen bleek zij, door haar omvang en bewerking, niet geschikt te zijn voor opneming in een tijdschrift. Aangezien de publicatie daardoor onzeker is geworden, schijnt het geraden hieronder de partieele conclusiën betreffende het ‘water als strijdmiddel’ te laten volgen. Ter zake van de overrompeling met inundatiën, welke de Fransche strategie beoogd heeft, hebben de gecommitteerden van de Staten van Holland en hun deskundigen, naar mij voorkomt, van goed inzicht blijk gegeven, door van een coupure in den Lekdijk geen onheilen te verwachten, die aan het volhouden van een energieke verdediging zouden in den weg staan. De Staten vreesden een overvoering blijkbaar weinig en hebben zelfs tegen maatregelen hunnerzijds, die het binnenkomen van onbeperkt-groote hoeveelheden water konden ten gevolge hebben, niet opgezien. Met het denkbeeld van een doorsteek van den bandijk zijn ze de Franschen zelfs vóór geweest. Ze hebben er eerst order voor gegeven, nadat de handeling rijpelijk was onderzocht. De geschiedenis van 1673, die ik nog niet had nagegaan, toen de betreffende gebeurtenissen van 1672 werden beschreven, heeft aangetoond, dat met het doen instroomen van rivierwater, zelfs onder omstandigheden, dat dit nagenoeg van dijk tot dijk zou staan, in Holland, op korten termijn, geen noodtoestand kan worden teweeggebracht, die tot het opgeven van de verdediging zou nopen. Voor het vullen van de groote uitgestrektheid holle landen is een ontzachelijke hoeveelheid water noodig. Gelet op de latere droogmakerijen nog heel wat meer dan in 1672. | |
[pagina 158]
| |
Met eenige coupures in een rivierdijk, kan die hoeveelheid eerst op den langen duur worden verkregen, ook al schuren de openingen in de diepte en in de breedte, ondanks goede voorzorgen daartegen, nog uit. Alleen als de hooge rivierstanden meerdere maanden zouden aanhouden, kan het mogelijk worden, dat in Holland het water boven de kaden der groote boezems komt. Maar een zóó langdurig gezwollen toestand onzer rivieren is iets ongekends. Intusschen moet in het oog blijven, dat een aanval met Lekwater op Holland, in de eerste plaats, pressie beoogen zou. Elke bedreiging daarmede en een begin van uitvoering, zouden op de gemoederen der bevolking haar werking doen. Een huidige regeering staat daar niet zoo vast en soeverein boven als een van vroeger eeuwen. Zeker is, dat de invloed van een bedreiging met overstroomingen op de bevolking grooter kan zijn, als deze onbekend ware met de feiten, dat onze voorouders in 1672 en 1673, alle pressie ten spijt, de watertoevoeren, standvastig en met goeden uitslag, getrotseerd hebben. De sedert zooveel talrijker bevolking en de uitbouwing van de dorpen en steden, welke laatste geen wallen meer hebben, zouden de gevaren en de bezwaren, waaraan men het hoofd zou moeten bieden, ongetwijfeld nog grooter maken dan voorheen. Uit de geschiedenis van 1673 bleek echter, dat een vijand het doel, dat hij met een water-aanval nastreeft en dat in het, op korten termijn, verlammen van de verdediging bestaat, niet met zekerheid bereiken kan. Het verkrijgen van een resultaat was integendeel voortdurend onzekerder geworden. De toeleg was ten slotte op de erkentenis uitgeloopen, dat het plan had gefaald. Dit doet mij gelooven, dat men voor soortgelijke pogingen in de toekomst niet overmatig behoeft bevreesd te zijn. Daarvoor is er uit een hygienisch en krijgskundig oogpunt, ook voor den aanvaller zelf, te veel tegen. Wanneer Condé en Luxemburg, in de lente van 1673, het met zooveel goede studie voorbereide en zoo hoopvol tot stand gebrachte werk, hadden kunnen ongedaan maken, zouden zij niet geaarzeld hebben. In de eerste plaats hadden zij veel, wat met den doorsteek in hun eigen nadeel aangesticht was, doen verdwijnen. In het plan van defensie, dat thans officieel gevolgd wordt, staat de zaak ook nog wel eenigszins anders dan in 1672. Een | |
[pagina 159]
| |
vijand zou aan een doorsteek van den Lekdijk niet kunnen beginnen, vóór de verdediging van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, hetzij dan door hem zelf of op het initiatief van den verdediger, ware opgeheven. De vervolging daarna stelt echter eischen, die zich met een doorsteek niet verdragen. Indien men bij de binnenverdediging van Holland, voor een bepaald stadium daarvan, zou besloten hebben om, als in 1672, in de Oud-Hollandsche linie stand te houden en er stond een aanvaller tegenover, die, evenals Luxemburg en Condé, de opdracht had om te temporiseeren, dan zou er, ik zeg niet een aanleiding, maar toch een mogelijkheid bestaan voor water-aanvallen als in 1672. Een belegerde stelling van Amsterdam zou men, met een doorsteek van den Lekdijk, minder deren dan de belegeraar zich zelf zou doen. Hij zou zich in zijn initiatief aldra ten ernstigste beperkt zien. Voor de houdbaarheid der Amsterdamsche stelling dreigen, voor zooveel de inundatie-overvoeringen betreft, andere gevaren. Aanstonds kom ik daarop terug. Geheel naast de tot hiertoe besproken water-aanvallen en van veel ernstiger natuur, uit het oogpunt der defensie bezien, schijnt het watergeweld, dat de aanvaller van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, o.m. met de sluis bij Wijk bij Duurstede kan in toepassing brengen. De methode en de aard van die actie zijn in het Augustus-artikel genoegzaam beschreven. Dit middel werkt meer locaal en gaat recht op het doel af. Het gebruik ervan schijnt in die mate voor de hand te liggen, dat wel met zekerheid kan worden aangenomen, dat een aanvaller, die het besef zou hebben tegenover een krachtig versterkte fortengroep te staan, niet in verzuim zal blijven om zich van het middel te bedienen. Wij moeten het onder het oog zien, dat de Utrechtsche fortenkringen, sedert de verdediging daarvan hoofdzakelijk van uit de tusschenterreinen moet plaats hebben, hoe deze ook versterkt mochten worden, slechts voor een kortstondigen weerstand vatbaar zijn. Een soortgelijk, hoewel minder rechtstreeksch, gevaar is voor de Stelling van Amsterdam te vreezen, van een wateraanval met de zeesluizen bij Katwijk. Aan den IJser heeft men gezien, hoe snel het inlaten van den zeevloed zijn werking kan doen. De sluizen bij Katwijk hebben een zeer veel grooter vermogen dan die van Nieuwpoort. Het effect kan | |
[pagina 160]
| |
hier niet verkregen worden als bij Wijk bij Duurstede, met opgevoerde verhanglijnen, dus met onstuimige snelheden en met dynamisch geweld. Het gevaar bij Katwijk schuilt in de mogelijkheid van groote toevoeren op korten termijn, die in staat stellen den Haarlemmermeerpolder en de Ronde Veenen met de daartusschen gelegen polders en droogmakerijen, tot bevaarbaar-wordens toe, te laten inloopen. Met de sluizen bij Katwijk kan op den boezem van Rijnland bij elk vloedtij veel meer water worden gebracht, dan de verdediger in staat is weg te werken. Voor de Amsterdamsche stelling kan dit van ingrijpende beteekenis zijn.
Den Haag, 15 December 1921.
L.M.A. von Schmid. |
|