De Gids. Jaargang 86(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 416] [p. 416] Het lied van het geld. Een jonge man zingt. Nooit heeft men u bezongen, Of gij werdt fel vervloekt, En toch zijt gij het vreemd geluk, Dat ieder zoekt! De maan breidt al haar licht Over het wijde veld; Ik voel me groot en ga Door den nacht als een held. Ik droom van eer, die me wacht Aan 't groote feest, Dat in dit leven wordt aangericht Voor wie niet vreest. Geld, men vervloekt uw kwaad, Terwijl men smacht En bij uw gelen glans Verbijsterd lacht! Gij, die de zonde schept En den lach van haar leed Maar u voor 't leed verhult In uw trotsche kleed; [pagina 417] [p. 417] Maar die, al lijkt ge koud Toch gansch u geeft Aan wie u kent en neemt En niet voor u beeft; Die opneemt al uw kwaad En in zijn smidse alleen Tot goed het werkt en slaat Door de tijden heen; Geld, ik weet wat wordt Uit dat donkere werk, Ik zie het vuur, dat gloeit En maakt het sterk; Ik wil u geheel als gij zijt, Want schoon men u vloekt Toch zijt ge het vreemd geluk, Dat ieder zoekt. De maand breidt al haar licht Over het wijde veld, Ik voel me groot en ga Door den nacht als een held. Jos. Panhuysen Jr. Vorige Volgende