De Gids. Jaargang 86(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Gedichten. De Zieke. Vaak tuurt hij door de bres, die overnacht de vijand in zijn muur sloeg; het beleg lijkt hem dan vreemd en ijdel en hij lacht peinzend, en als zijn volk hem weer komt dwingen tot stug verweer, kijkt hij nog ééns, en ziet dien uchtend buiten en dien open weg en nergens muren meer in het verschiet, en hoort met heimwee hoe de vijanden zingen. [pagina 51] [p. 51] De Stervende. ‘Wie praat daarbuiten in zon en wind van den ouden tuin? de stem van een, die ik heb bemind, kon niet lichter en lieflijker zijn. En wie is de vreemde, die met haar praat? o, huiverend harte mijn, de stem van een, dien ik heb gehaat, kon niet schooner en donkerder zijn. Moest dan alles een droom, die de wind verhaalt aan het licht en het lover, zijn? de wind gaat liggen - de avond daalt - en het zal over zijn.’ [pagina 52] [p. 52] De Doode. De dag breekt aan; hoe is het vredig en niets verwoest; het regent zacht. De vijand zong de veste ledig en is verdwenen in den nacht met hem, die zonder taal of teeken de ontruimde muren achterliet; en spoorlooze eeuwen zijn verstreken van toen vannacht dit is geschied tot nu wij, hier gekomen zijnde, de veste vinden zonder naam, en zonder strijd de strijd ten einde. De stille regen aan het raam wordt stiller, en klaart op; een merel fluit buiten in den ouden tuin. Waar is de droefheid van de wereld? Een peinzender en ouder zijn is al wat wij hier nog ervaren, en een vermoeden, dat zijn stem verdwijnend zingt achter de jaren. Ons rest nog enkel dit van hem terug te leggen uit onze armen in de aarde, die naar liefde en recht met haar zacht gras zich gaat ontfermen over de muren die zijn geslecht. [pagina 53] [p. 53] Bij een Water. In het helder eenzaam water staar ik zonde en leed voorbij; zacht aan donkerder en later gaan de wolken onder mij. Welke droomen - geesten? - waren 't die mijn strijd hebben gesticht: 'k zie alleen mijzelf van starend aangezicht tot aangezicht. Een oud blad komt neergedwereld uit geritsel dat ik hoor: rimpelende gaat een wereld met mij onder mij te loor zonder vroeger, zonder later. Geheimzinnig helder blijft weldra weer het eenzaam water. Waar het, neergedwereld, drijft, voelt mijn hart, in het bezinnen van een heimwee oud en groot, dat het den dood gaat beminnen en het leven om den dood. A. Roland Holst. Vorige Volgende