De Gids. Jaargang 86(1922)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Wij weten niet.... Wij weten niet vanwaar wij komen, Wij weten niet waarheen wij gaan, - En enkel in vermeetle droomen Wanen wij 't leven te verstaan. Wij zijn getogen uit een duister, Dat duizend raadselen omving, Van vroeger uitgedoofden luister Herleefde ons geen herinnering. Op golven worden wij gedragen, Wij naadren geen beveiligd strand, En nimmer wenkt op onze vragen Een teeken van 't begeerde land. De dagen voelen we ons ontglippen, De ruimte om ons is maatloos wijd, - En menschen zijn maar nevelstippen, Vervluchtigend in de eindloosheid. Hun schimmen komen en verglijden, In 't niet verjaagd, door wat, door wien? Wat zijn ons lijden en verblijden In 't licht der eeuwigheid gezien! [pagina 48] [p. 48] IJdel zijn treuren en verheugen, Des harten durende ebbe en vloed, - Want leed en liefde zijn maar vleugen Van de eeuwge vlam, die teert en voedt. Wij zien den kringloop der seizoenen, En hoe uit ieder morgenrood Een blanke dag deint, en het groenen Van 't loover uitgeelt in den dood. De dagen wenden zich tot nachten, De dorre takken groenen weer, - Wij armen zien, in blij verwachten, De nieuwe kentring telkenkeer. Maar nooit erlangen wij de weelde, Te wandlen in bestendig licht, - En 't zand, waar 't argloos kind meê speelde Stuift over 't graf, waar 't eens in ligt. Wat baat ons peinzen, wat ons peilen; Het lood zinkt neer en vindt geen grond. Geen mensch, die zeeën kan bezeilen, Waar niemand vaam of koers in vond. Er wàs geen vroegst begin der dingen, Er staat geen eindpaal in 't heelal, - Wij zien alleenlijk wisselingen Van al wat was en wezen zal. Hoe zouden wij den zin bevatten Van wat ons ieder uur ontvliedt! De stervling kan wel grenzen schatten, Maar 't grensloos onbegrensde niet. [pagina 49] [p. 49] Wij hebben 's levens wijn gedronken En dansen op des levens lied, - Maar straks, in mijmering verzonken, Begrijpen wij ons zelven niet. Wij weten niet vanwaar wij komen, Wij weten niet waarheen wij gaan, En louter in verdwaasde droomen Wanen wij 't leven te verstaan. Jan Veth. Vorige Volgende