behoorende tot de allerbesten van hun tijd in rijkdom van geest, en met zeer veel meer liefde dan de buitenwereld bij den scherpen kriticus vermoedde. En het beste deel dier liefde omving het eenige kind, dat als door een wonder niet terstond na de geboorte gestorven, door een reeks van wonderen scheen te moeten blijven leven; het was hun hart, dat steeds die wonderen schiep.
Allereerst de liefde der ouders; dan: den aanleg om naar hùn ongemeene geestesgaven een zeer voorname ontwikkeling deelachtig te worden, en weder hùn zorg, dat die aanleg zijn doel vond. Maar weinig van het beste beschavingsleven bleef den zoon vreemd. Muziek bestond niet voor hem; om natuurwetenschap dacht hij weinig; maar de boomen, de bloemen en de zuivere zon; geschiedenis en wijsbegeerte, poëzie en beeldende kunsten, van oude, nieuwe en middeltijden, theater, tentoonstelling en museum, en vooral niet te vergeten, de wereldpolitiek van den dag, zij grepen en grepen hem altijd wéér, en hij zwelgde er in met nimmer verflauwde belangstelling.
Hij was de altijd wakkere beschouwer van de beschaving aller eeuwen en de staatkunde zijner dagen, - en vond in dat beschouwen volkomen bevrediging. Omgang zocht hij niet veel, schoon hij, eenmaal in gezelschap, de echte Fransche prater scheen, verzot op gesprek en zeer druk van woord, met doorloopend levendige en belangwekkende mededeeling over wat hij gezien en gelezen had. Maar niettemin, veel omgang zocht hij niet; boek en krant waren hem meestal genoeg, en met boek en krant praatte hij: zoodra hij een boek of een krant in handen kreeg, vergat hij zijn omgeving en het was de moeite waard om hem te zien lezen, met lachjes van spot en instemming, met schudden van ja en neen, met geluidjes zelfs van instemming of afkeuring. Boek en krant waren zijn gezelschap, en een gezelschap dat hem nooit verveelde: dat dankte hij mede aan zijn ouders.
En nog iets schonken zij hem. Zelven hoog en verfijnd in manieren, gaven zij hun zoon de fraaiste wellevendheid, eerlijk en weldoend sieraad van een zacht gemoed. Die hem kenden, weten het: men kon geen mensch ontmoeten van beter manieren; zoo bescheiden, beminlijk, beleefd en hulpvaardig als hij was, zijn er niet velen: niemand heeft hij ooit