De Gids. Jaargang 85
(1921)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
Het water als strijdmiddel.I.De taktiek van een aanvaller om met water een tegenstander afbreuk te doen, die zich achter inundatiën beveiligd en verschanst heeft, is wel eens een enkele maal ter sprake gekomen, maar men zou niet kunnen zeggen dat deze taktiek door de leiders van ons defensie-wezen in het openbaar ooit ernstig aan de orde is gesteld. Vermoedelijk wel binnenskamers. Over hetgeen in de bureelen en conferentiën verhandeld is, kan men uiteraard alleen oordeelen voor zoover men de besprekingen heeft bijgewoond. Ik herinner mij hoe aan de Hoogere Krijgsschool, bij een les in de landsverdediging, door een der leerlingen de vraag geopperd werd, en hoe de zaak toen werd afgedaan. Het schrikbeeld was opgeroepen, dat een vijand met water uit de Lek, de Waal en de Maas de gansche provincie Zuidholland tot aan de geestgronden zou kunnen doen onderloopen. Het bescheid van den leeraar, die een hoogst bekwaam man was, luidde, dat tegen dit barbaarsche middel geen afdoend verweer bestond. Het middel zou nimmer worden toegepast; geheele provinciën aan verdrinking over te geven ware zóó afschuwelijk, dat ieder veldheer, wien de eer van zijn land en van zijn naam ter harte gaat, ervan zou worden afgeschrikt. Het middel druischte lijnrecht in tegen het meer en meer veldwinnend streven naar die humaniteit in de oorlogvoering, welke alle cultuurvolken zich ten plicht rekenen en waarvan de grondregel is, dat de oorlogen tusschen de legers der staten en niet tusschen | |
[pagina 280]
| |
de volkeren worden gevoerd. Een taktiek, die noodeloos een gansche, vreedzame, weerlooze bevolking tot slachtoffer wijdde, zou door de beschaafde wereld zoo mogelijk belet en in elk geval verfoeid en gebrandmerkt worden. De heer van Kol heeft bij de behandeling der vestingbegrooting-1904 in de Tweede Kamer een poging gedaan om voor het vraagstuk belangstelling te wekken. Hij zeide toen: Er is een punt, vroeger door mij niet te berde gebracht, omdat ik aarzelde er als leek over te spreken, maar dat toch op grond van kennisneming van de topografische kaarten van ons land, de waterstanden en de diepte van verschillende polders, ernstig moet worden overwogen. Aan struisvogelpolitiek moet hierbij niet worden gedaan. Wanneer wij hier spreken over zaken, die ook in tijdschriften worden besproken, kan men er zeker van zijn, dat de staf van het leger, waarmede wij eventueel in oorlog zouden komen, minstens zoo goed op de hoogte is als wij zelf. Minister Bergansius was in zijn antwoord optimistisch: De vijnd zal niet, als hij den aanval begint, den Lekdijk doorsteken om Utrecht en Holland onder water te zetten. Daarom is het niet te doen. In ieder geval, als hij zoodanigen maatregel nemen moet, dan ligt daarin m.i. het bewijs van de kracht onzer stelling. Dit zijn be schouwingen welke wij thans kunnen laten rusten. De heer van Kol was door dit antwoord niet overtuigd. Den 15den October 1907 is hij uitvoerig op de zaak teruggekomen. Het was bij de beraadslaging in de Tweede Kamer over de instelling van een ‘Fonds tot spoedige afwerking van de Stelling van Amsterdam.’ De behandeling van het onderwerp was toen schriftelijk voorbereid. Bij het mondeling debat kondigde de heer van Kol aan, te zullen spreken | |
[pagina 281]
| |
over ‘het zwakste punt van onze stelling, waarbij de vijand alleen door een paar telegrammen een groote moreele pressie kan uitoefenen op de Regeering en het gansche Nederlandsche volk’: Ik bedoel het doorsteken van de dijken of het inlaten van water uit de Lek bij Vreeswijk of elders. Wanneer de Lekdijk bij Vreeswijk doorgestoken wordt kan men krijgen waterstanden van 2.30 M. tot 5 à 6 M. boven A.P. Zelfs behoeft men den Lekdijk niet door te steken. Men kan eenvoudig volstaan met de sluizen bij Vreeswijk te openen. Deze hebben een totaal-opening van bijna 24.80 M. en het kanaalpeil is niet hooger dan 58 c.M. boven A.P. Er zou dan reeds bij gemiddelden winterstand van 2.30 M. + A.P. 300 M3 water per seconde worden doorgelaten of niet minder dan 26 millioen M3 per etmaal. Hoe zal men nu die ontzaglijke watermassa wegmalen? Hoeveel dozijnen machtige stoomgemalen zou men daarvoor niet noodig hebben bij Muiden of elders om al dat aangevoerde water weer in de Zuiderzee te werpen? Bij de schriftelijke voorbereiding van het debat was minister van Rappard uitvoeriger geweest dan toen hij bovenstaande opmerkingen van den heer van Kol mondeling beantwoordde. In de memorie van antwoord had men gelezen: Wil de vijand met het doorsteken van den Noorder Lekdijk eenig succes bereiken, dan kan hij zulks alleen doen, wanneer de omstandigheden, zooals de rivierstand enz., hem bijzonder gunstig zijn. Het werk eischt een geruimen tijd voor de voorbereiding en voor de uitvoering, terwijl bijzondere werktuigen noodig zijn om een graafwerk van dergelijken omvang te verrichten. | |
[pagina 282]
| |
Bij het mondeling debat zeide de minister slechts: Ik zal de Kamer niet lastig vallen met citaten, doch kleinigheden, die o a, in 1672 hebben plaats gehad, hebben wel getoond, dat een doorsteken van dien dijk niet zoo eenvoudig is. Ik wil natuurlijk niet zeggen, dat wanneer iemand, volkomen bekend met onze waterstaatstoestanden, met kennis van zaken de noodige werken uitvoert, het doorsteken van den Lekdijk geen groot gevaar zou opleveren. Dit is echter geheel iets anders, dan wanneer een vijand dit moet doen. Wanneer de heer van Kol lust heeft de citaten in te zien, dan zijn zij te zijner beschikking. De citaten zijn toen niet publiek geworden. Volgens den minister zou er, naar men ziet, uit moeten blijken, dat een vijand niet volkomen met onze waterstaatstoestanden bekend zou zijn, en derhalve met het doorsteken van den Lekdijk ons niet in groot gevaar zou brengen. Bij latere besprekingen in de Staten-Generaal over het vestingstelsel of over ons defensie-wezen in het algemeen is het punt nooit meer ter sprake gekomen. Het debat van 1907 heeft de door den heer van Kol aan- | |
[pagina 283]
| |
geroerde zaak niet opgehelderd. Aan den heer van Kol heeft dit niet gelegen. Van de zijde der autoriteiten is nooit opgewektheid getoond om op het onderwerp in te gaan. Het vraagstuk was der regeering altijd kennelijk ongevallig. Zij hield er zich aan, dat het een ongehoorde aanvalsmanier zou zijn, die wel nimmer zou worden toegepast. En men moest wel eens den indruk krijgen, dat het op die wijze ter zijde stellen van de quaestie niet zoo zeer voortsproot uit de overtuiging dat het gevreesde gevaar denkbeeldig is, als wel uit de overweging dat het practisch is, netelige vragen te ontwijken, zoo dikwijls men weet, er het antwoord op te moeten schuldig blijven. Minister van Rappard noemde het jaar 1672. De ervaring van dat jaar heeft meer opgeleverd dan ‘kleinigheden’, die zouden hebben aangetoond, dat een doorsteken van den Lekdijk ‘niet zoo eenvoudig is’. Het komt mij voor, dat de les, die de regeering uit 1672 heeft geput, slechts uit oppervlakkige studie kan zijn verkregen. Het doorsteken van den Lekdijk en van andere zware dijken in 1672 is een weloverwogen krijgshandeling geweest met het doel de Staten van Holland en Westfriesland op korten termijn tot onderwerping te brengen, en de aanvaller heeft toen in de stellige verwachting verkeerd dat zijn plan zou slagen. Het schijnt van belang, deze meening zooveel doenlijk te staven. | |
II.Men weet dat de strijdmacht der Republiek, die aan den IJsel was opgesteld geweest, voor den druk van het Fransche leger naar Holland week en in de lange periode, die de Fransche legerleiding haar daarvoor liet, de gelegenheid had, zich krachtig achter inundatiën te verschansen. Benoorden de Lek hield men, behalve een groot aantal kleinere posten, als vaste punten Schoonhoven, Oudewater, Goejanverwellesluis, Bodegraven, Woerdensche Verlaat, Abcoude, Hinderdam, Weesp en Muiden bezet. Het Fransche leger dat deze linie in de lijn Naardende Vecht-Utrecht-Vreeswijk ingesloten hield, werd aangevoerd door den hertog van Luxemburg, een bekwaam | |
[pagina 284]
| |
generaal, wiens maatregelen echter, zooals met de vergedreven centralisatie in het toenmalig Frankrijk strookte, de instemming en goedkeuring behoefden van den koning, die in die dagen òf te Parijs òf te St.-Germain vertoefde. Deze verhouding vorderde uiteraard een wisseling van uitvoerige dépêches, die meestal door een daarvoor ingestelden periodieken koeriersdienst bezorgd werden, maar die ook meermalen voor mededeelingen en vragen van gewicht extrazendingen noodig maakten. De dépêches waren gecijferd. Er moesten minstens negen dagen verstrijken vóór Luxemburg op een gestelde vraag antwoord kon ontvangen. En ook dit is van belang: de brieven zijn uit aanteekeningen van dag tot dag samengesteld, en werden afgesloten als de koerier de terugreis zou aanvaarden. Wanneer de datum, waarop een feit is voorgevallen, niet uitdrukkelijk wordt vermeld, geeft soms de dagteekening van de dépêche slechts binnen grenzen van drie tot vier dagen omtrent dien datum zekerheid. Voor Lodewijk XIV, die nu en dan echter ook persoonlijk met Luxemburg correspondeerde, is de briefwisseling meestal door den minister van oorlog Louvois gevoerd. Luxemburg's heofdkwartier was te Utrecht. Men heeft al begrepen dat zijne berichtgeving door mij geraadpleegd is. Zij geeft omtrent de aanvallende inundatiën, omtrent hetgeen er mede bereikt werd en omtrent het gelukkig toeval, dat het plan te niet deed loopen, zakelijke, uitvoerige en vermoedelijk ook volledige inlichtingen. Begin September heeft Louvois aan Luxemburg een bij hem of den Koning ingekomen memorie toegezonden, waarin de mogelijkheid verzekerd werd, Holland door watergeweld te dwingen. In zijn begeleidenden brief moet Louvois instemming met dit denkbeeld hebben betuigd, en Luxemburg hebben gemachtigd er uitvoering aan te geven, nadat hij zich van de beste middelen om het doel te bereiken, zou hebben vergewist. Het was Louvois toen reeds bekend, dat de maand September zich tot zulk een plan in het bizonder eigendeGa naar voetnoot1). | |
[pagina 285]
| |
Die begeleidende brief van Louvois heeft mij niet ter beschikking gestaan. De memorie hield het volgende in: Pour terriblement incommoder la Hollande, et séparer la ville d'Amsterdam de la Hollande Méridionale, il ne faut que donner une ouverture du vieux Rhin, proche de Wyck-te-Duurstede, et serrer, avec un grand nombre de sacs pleins de terre, le commencement du Leck, contre la dite ouverture, ce qui fera couler l'eau du Rhin, par le dit vieux Chemin, par Wyck-te-Duurstede, par Woerden, vers Leyde, et, ne trouvant aucune ouverture pour entrer en la Mer, elle inondera premièrement tout ce qui est bas, par dela de la dite Ville de Leyde, montant journellement vers Woerden et aux environs d'Utrecht, où le terroir commence à se hausser, et causera un dommage inestimable aux Habitants des dits Quartiers, lesquels seront contraints de se retirer, avec leurs bestiaux;.... n'y ayant point de doute, si Sa Majesté ordonne de faire ouvrir le dit passage du Rhin, qu'ils viendront, à mains jointes, le supplier de ne le vouloir faire, et se soumettre ainsi à ses ordres, recevant la Foi Catholique et Apostolique, de quoi leurs Ancêtres ont fait profession, depuis 900 ans, par la prédication de St. Willebordes. Luxemburg antwoordt 13 September: N'ayant pu répondre à vos Lettres, Monsieur, par l'ordinaire précédent, j'y vais satisfaire par celui-ci, et vous dire ma pensée et celle de quelque autre plus habile que moi, sur le mémoire, que vous m'avez envoyé, touchant le Pays qu'on peut inonder. Onder voorgeven van te vreezen dat het de vijand was die met inundatieplannen omging, heeft vervolgens Luxemburg omtrent het vermoedelijk effect van verschillende onderwaterzettingen inlichtingen ingewonnen. Dezelfde brief van 13 September zegt daaromtrent het volgende: J'ai entretenu, sur votre Mémoire, un homme qu'on m'assure être fort affectionné, et que est Catholique, avec des précautions pourtant, qui feront qu'il ne pénétrera point dans notre dessein. | |
[pagina 286]
| |
vous ai marqué; mais que ce ne seroit qu'en de certains-[endroits] qui sont bas, et que la rapidité des eaux iroit aux Lieux que vous me mandez et jusqu à Leyde. Luxemburg had dus zijn best gedaan voor zijn deskundige te verbergen, dat het doorsteken van den Noorder Lekdijk het eigenlijk onderwerp was waaromtrent hij inlichtingen verlangde. Het in de memorie aanbevolen middel om het afleiden van Lekwater door den doorsteek te bevorderen, vormde eveneens een onderwerp van informatie: Quant aux sacs à terre que nous jetterons dans le Leck pour en détourner le cours, lorsque j'ai dit à mon homme qu'on avoit donné avis que les Ennemis, n'ayant mis personne au dit Wick, vouloient | |
[pagina 287]
| |
pendre ce parti, il m'a fait assurer que des millions de sacs à terre n'y feroient rien, parceque une fois on a fait l'expérience de détourner les eaux à Wick et qu'on a vû qu'elles n'inonderoient que les Pays d'entre-ci et Utrecht et qu'elles feroient plus de mal à Leyde, et que, pour cette raison, les Hollandois ne voudroient pas nous donner ici une médiocre incommodité, qui leur en apporteroit une très grande. Je verrai cependant si les sacs à terre, jettés dans le Leck, feroient un meilleur effet. | |
[pagina 288]
| |
par lequel on peut inonder les Ennemis d'avantage, et sa raison est, quoiqu'il y aît un peu plus de pente à Wick, que la quantité d'eau, qui s'épanchera, entre-ci et là, en diminuera une partie de sa quantité, et par conséquent de sa rapidité, joint que les eaux se répandront vers Wesep, par une infinité de petits Canaux; ce qui les diminueroit beaucoup et empêcheroit qu'elles ne submergeassent Leyde. Men zal toegeven dat men in 1672 niet met een vijand heeft te doen gehad, die zonder waterstaatkundige verkenningen een plan tot onderwaterzetting van Holland ter hand nam. Onze minister van oorlog van 1907 stelde zich de ‘kleinigheden van 1672’ verkeerd voor. Er is uit de brieven van | |
[pagina 289]
| |
Luxemburg omtrent den waterstaatkundigen toestand van die dagen voor ons te leeren. De juistheid zijner overweging van zoodanige gegevens als nog volkomen aan den toestand van heden beantwoorden, wettigt het vermoeden, dat ook wanneer zijn voorstelling niet meer door ons kan worden getoetst, Luxemburg volledig vertrouwen verdient. De voorbereiding op het terrein begint met een waterpassing van den Lekdijk. Een brief aan Louvois van 15 September geeft daaromtrent de volgende bijzonderheden: J'allai hier faire niveler tout le long de la Rivière et de la Digue, pour sçavoir la pente des eaux; j'ai trouvé que la plus considérable est près du Waart; car elle est, en cet Endroit-là, de quatre pieds et plus, et à une heure dessous il n'y en a que deux pieds. Dan volgt mededeeling van de voorzorgen die bij de metingen waren genomen: Je fis avancer la Garde de Cavalerie devant moi; il n'y eut que Genlis [commandant van de buitengarnizoenen om Utrecht] et le bonhomme de Roqueferrières et moi qul y travaillâmes, sans être vûs de personne, ainsi ce que nous avons fait ne sera pas sçu, et je n'ai pas voulu différer à m'éclaircir de cela pour en pouvoir rendre compte au Rol, cet ordinaire. Ce qu'il y a de mal, c'est que je ne trouve pas qu'il y ait bien de l'eau dans le Leck, mais elle ne manquera pas de grossir bien fort, et quand cela sera, le mieux que l'on puisse faire sera de submerger les Ennemis; car les Peuples se retireront dans les grandes Villes, avec leur attirail et les bestiaux; il faudra aussi que les Troupes se retirent, ce que les Villes ne voudront pas permettre; mais, quand j'aurai fait couler l'eau du Leck, qui ira jusqu'à Leyde et qui coupera ce Pays en deux, je prétends, si le Roi l'agrée ainsi, de partir de Woerden avec de l'Infanterie, et couper encore les Digises des Canaux qui sont sur la droite, afin que l'inondation soit générale, quoiqu'on m'assûre que celle du Leck ira jusqu à Leyde et se jettera vers Amsterdam; mais il n'importe: ce que nous ferons fera encore un surcroît d'eau, pour achever de leur en donner tout leur saoul, ou bien il y a un autre parti à prendre, qui est de dire à ce Pays-là qu'il donne une somme prodigieuse. De plaats waar de groote doorsteek zou worden gemaakt, stond na deze laatste correspondentie nog niet vast. Men had te Parijs ook deskundigen die voor een doorgraving bij Wijk-bij-Duurstede pleitten, en zich niet gewonnen gaven. Inmiddels zette Luxemburg zijn verkenningen ter plaatse voort, daarbij, zooals blijken zal, zelfs de ondervinding raadplegende, in vroeger jaren inzake den waterloop opgedaan. Er werden op verschillende plaatsen proef-inlaten be- | |
[pagina 290]
| |
werkstelligd, waaromtrent een brief van 27 September merkwaardige gegevens bevat: L'occupation qui j'ai eû, depuis deux jours, à ouvrir la Digue du Waart, pour inonder les Ennemis, m'a empêché de vous envoyer un Projet pour le Quartier d'hyver des Troupes en ce Pays..... De groote doorgraving zal dus een half uur gaans beneden Vreeswijk gemaakt worden, ter hoogte van het Klaphek. De keuze van deze plaats moet zoowel uit een technisch als uit een waterstaatkundig oogpunt bijzonder gunstig genoemd worden. Zou een hedendaagsch veldheer het oogmerk hebben, met een zelfde strategie als Luxemburg in 1672 zijn tegenstander ten onder te brengen, dan zou, meen ik, de keuze van de plaats van doorsnijding geen andere zijn, en hij zou tot dit punt besluiten op volmaakt dezelfde gronden, welke Luxemburg in zijn brieven van 13 en 15 September ontwikkeld heeft. Maar Luxemburg had zijn koning naar de oogen te zien. | |
[pagina 291]
| |
Te Parijs had men de keuze van Wijk-bij-Duurstede niet opgegeven, en ook van een ander punt, vlak bij Vreeswijk, was er sprake geweest. Ook dit punt achtte men te Parijs beter. De hertog liet dus ook op die te Parijs gewenschte plaatsen voorziening treffen (dépêche van 27 September): Comme j'avois douze cens Paysans, et qu'ils s'incommodoient à un même travail, assez étroit, j'en ai fait mettre tout ce qu'il en falloit à l'ouverture la plus avancée, et le reste à une autre plus près du Waart, parceque, si notre première ne donne point assez d'eau, nous ouvrirons l'autre; cependant il a fallu commencer par celle qui est le plus loin de nous, car nous n'y aurions pû aller, ayant achevé l'autre. J'espère que l'eau sera entièrement lâchée, et, selon l'effet qu'elle fera, nous reboucherons, ou nous ouvrirons l'autre travail; cependant nous bouchons une inflnité de Canaux, dans tous les Endroits par où les eaux pourroient se dérober. Het groot aantal boeren, dat bij de doorgraving aan het Klaphek in de uiterwaarden en aan den dijk was aan het werk gesteld, deed het beoogde effect in korten tijd bereiken. In een brief van 30 September schrijft Luxemburg: J'espère que notre Inondation coulera demain, et qu'elle fera de très-bons effets........; si l'Inondation avoit fait un prompt effet, je pourrois retirer une partie de ce qui est à Woerden et à Montfort; mais j'ai peur que les Ennemis ne fassent plutôt quelque chose. En un mot, nous serons alertes, et ferons tout pour le mieux. Daar tusschen het afzenden van Luxemburg's rapporten en hun ontvangst vrij wat tijd verloopt, worden nog raadgevingen uit Parijs ontvangen, nadat voor den veldheer de zaak reeds beslist is. Op zulk een nagekomen advies antwoordt hij in zijn brief van 30 September: Vous me parlez de ce qu'il faut faire pour notre Inondation aussi sçavamment comme si vous eussiez visité la pente des eaux; nous ferons après de longs examens, sur tout, ce que vous nous marquez, à la réserve d'ouvrir les Ecluses de Wick, dont je me garderai bien à présent, parceque les eaux, avant que de venir ici, m'inonderoient et m'incommoderoient fort pour les communications de Naerden et à Amersfort. Par le Waart, les eaux n'iroirent si vite vers Woerden; car elles viendroient ici; mais cette nuit elles couleront, et quoiqu'elles aillent à Woerden, il en retombera assez ici pour ne pas manquer de prendre toutes les précautions, que vous me mandez, par nos Ecluses. Et ce seroit une plaisante chose si nos ôtions aux Ennemis, par tous les moyens susdits, celui de pouvoir venir à nous par eau. Het spreekt van zelf dat het groote werk bij het Klaphek voor de Nederlandsche bezetting van Schoonhoven niet ver- | |
[pagina 292]
| |
borgen bleef. In den nacht van 27 op 28 September had een algemeen offensief plaats op de Fransche stellingen van de Zuiderzee tot aan de Lek; een operatie waaromtrent men in Luxemburg's brief van 30 September velerlei bijzonderheden aantreft. Men leert uit dien brief de maatregelen tot dekking van het graaf- en pionierwerk kennen: Il me reste, Monsieur, à vous faire sçavoir que la nuit de Mardi à Mecredi, les Ennemis firent, je pense, une Guerre, pour nous occuper de tous côtés; ou bien il falloit qu'ils eussent fait débauche, pour entrependre tout ce que je vais vous dire: Omtrent de dekkingstroepen verder van het graafpunt, en de overige maatregelen van opstelling in verband met de verwachte innudatiën, licht de brief van 27 September ons in: .....J'ai envoyé le Régiment de Sault se saisir de Montfort et d'Ysselstein [beide plaatsen toen in niemandsland gelegen] de peur que les Ennemis n'y missent du monde, d'où nous n'aurions pû les chasser à cause de l'Inondation. Een brief van 4 October geeft een levendigen indruk van hetgeen gebeurde, toen men het water door de coupure liet stroomen. Luxemburg was omzichtig genoeg om de andere, te Parijs voorgestane punten, niet geheel te verwaarloozen. Hij zet de zaak nog eens uiteen en ik vermoed, dat hij daarbij, zooveel maar eenigszins mogelijk was, met de aanwijzingen van Louvois rekening houdt. Wie met het absolutistisch regiem, dat Lodewijk XIV niet het minst in zijn militaire bevelspraktijk gewoon was toe te passen, eenigermate bekend is, zal de houding van den bekwamen veldheer begrijpen. Mevrouw de Sévigné, die met de détours van het Fransche hof volkomen bekend was, beschrijft in een harer brieven hoe kwalijk den minister Pomponne een onschuldige vrijmoedigheid bekwam: Pomponne, die Lodewijk in het bestuur der buitenlandsche zaken jaren lang voortreffelijk | |
[pagina 293]
| |
gediend had. Er was ook voor de hoogste geplaatste staatsdienaren en voor de bekwaamste generaals maar weinig noodig om in ongenade te vallen. Aan Luxemburg's voorzichtigheid tegenover zijn illusteren meester danken wij de veelvuldigheid zijner uiteenzettingen, die ons soms nieuwe bijzonderheden doen kennen, ter wille waarvan men ook de herhalingen gaarne in den koop neemt, en die de groote handeling ten slotte voor het nageslacht doen leven: Nous ouvrîmes Samedi [1 October] le Leck, et je vais vous dire de quelle sorte; il y a une grande Digue, qui en est à 300 pas, pour empêcher les débordemens, et que les caux ne ravagent le Pays. [Er was dus een uiterwaard van ± 225 M. breedte]. Cette Digue est quasi ouverte tout auprès du Waart; mais nous n'avons pas voulu l'achever, parceque nous n'aurions pû travailler à une Coupure plus avancée sur la même Digue, qui est demie lieuë plus loin; celle-ci n'a d'ouverture que dix toises en bas [zoolbreedte dus ± 7 M.] et douze par en haut [bovenbreedte 9.5 M.] Ce qui est cause qu'elle n'a pas plus d'étenduë c'est que nous attendions un plus grand effet de l'autre, qui est près du Waart, et plus de deux fois plus grande. | |
[pagina 294]
| |
lement à eux, et c'est ce que je veux un peu considérer; car notre Ouverture auprès du Waart ne poussera point les eaux au delà de Montfort, et entre-ci et là elle feroit une Mer; il est pourtant de nécessité d'avoir du monde à Montfort, parceque c'est là où nous avons nos principaux Batardeaux, qui font aller l'Inondation à Woerden et à Leyde, sans quoi elle prendroit le chemin d'Oudewater, et s'écouleroit par celui que je vous ai expliqué par mes précédentes, qui vous auront aussi fait entendre que l'Ouverture des Ecluses de Wick et du Waart ne peut ncommoder les Ennemis, qu'elle ne nous aît fait le Diable ici [te Utrecht], je ne dis pas pour la Ville, mais pour nous rendre les chemins d'Amersfort et de Naerden comme impossibles, et, ce qui me retient pour notre Coupure près du Waart, c'est qui j'ai peur qu'elle ne fasse la même chose. Het lijdt geen twijfel dat het werk van den doorsteek in alle opzichten deskundig en uiterst nauwgezet is ten uitvoer gebracht. De ontworteling van een dikken boom, dien men in het toeleidingskanaal had laten staan, bewijst niet zooveel als men oppervlakkig zou kunnen meenen, omdat in uiterwaarden de wortels niet diep gaan. Dat de boom werd meegesleurd, doet vermoeden dat het een wilg is geweest; anders zou den ruiter, die door het kanaal waadde, zeker hetzelfde lot zijn wedervaren. Het profiel der coupure in den bandijk blijft bij het instroomen blijkbaar goed intact. Dit wijst er op, dat de zool en de zijwangen der insnijding tegen uitschuren sterk moeten zijn beschoeid geweest. Het ligt voor de hand dat de uitgegraven specie gebezigd is geworden voor het vullen der zandzakken, waarvan in de memorie en in Luxemburg's brief van 13 September sprake was. Dit middel kan niet veel hebben opgeleverd: voor zoover ik de brieven heb kunnen raadplegen (er moeten er in de Fransche archieven nog andere zijn), maken zij van deze poging tot opstuwing van den stroom geen verder gewag. Den 7den October schrijft Luxemburg: Chazerac n'est pas encore venu de Woerden, où il observe la pente des eaux; j'ai peur qu'il n'arrive point avant le départ du Courrier. | |
[pagina 295]
| |
Si notre Coupure ne fait assez d'effet, nous lâcherons tout ce qui pourra nuire aux Ennemis, pourvû que celà ne nous ôte point la communication de Naerden et d'Amersfort. De koning en Louvois hadden zich de uitwerking der inundatie meer onmiddellijk en geweldiger voorgesteld. De gang van zaken stelt hen teleur. Zij blijven blijkbaar bij de meening hunner deskundigen. Uit een brief van Luxemburg van 14 October is af te leiden dat Louvois hem anderhaal heeft onder het oog gebracht, dat er deugdelijke middelen zijn om den maatregel meer klem bij te zetten. De hertog heeft in dien brief van 14 October ook op andere punten kritiek op zijn beleid te weerleggen. Dit maakt hem kregel. Hij onderstaat het, in genoemden brief Louvois er aan te herinneren ‘qu'on peut appeller, de la Justice du Roi mal informé, à celle qu'il rend après une véritable connoissance que S.M. a prise des choses’. Op het punt van de inundatiën luidt het: Pour l'Ouverture des Ecluses de Wick, je ne sçais pas qui sont ces Gens entendus qui vous parlent; mais, il n'est pas mal aisé de dire de meilleures raisons que les leurs; car ces eaux que je vous al mandé qui iroient à Wesep, viendroient passer assez près de cette Ville entre-ci et Amersfort et ceci et Naerden; mais elles n'approcheroient de deux lieues de l'une ni de l'autre Place, et nous empêcheroient de sortir d'ici, pour y aller; car, aux Environs d'Amersfoort et de Naerden ce sont des Bruyères hautes, sur lesquelles les eaux ne passeroient point et retomberoient vers Utrecht et dans le Vecht, d'où les Ennemis les peuvent lâcher dans la Zuyderzee et en ouvrant leurs Ecluses; mais que ces eaux-la empêchassent d'attaquer Naerden, je ne sçais pas qui vous le peut dire. Het voornemen om denzelfden avond nog door de sluizen bij Vreeswijk water in te laten, nadat het noodige verricht zou zijn om het naar Woerden te doen stroomen, toont aan, dat die sluizen bij den aanval met fregatten en booten, dien Vreeswijk kort geleden van uit Schoonhoven te verduren had gehad, niet zijn vernield geworden. Den 12den October had de Prins van Oranje, over de gansche lengte van het ingesloten front, uitvallen doen ondernemen. Die van Schoonhoven ging over de Lek, de retranchementen bij het Klaphek voorbij. De intendant Robert geeft van die affaire den 13den October aan Louvois kennis: | |
[pagina 296]
| |
Les Ennemis ont aussi attaqué le Waart, premièrement avec le Canon de vingt Fregattes, ou environ, et ensuite en débarquant; car le débarquement y est très facile. Cependant, ayant mis trois fois pied à terre, ils ont été trois fois repoussés, l'épée à la main, et ont été contraints de se retirer.... Een nader bericht van Robert, van den 14den October, is minder hoog gestemd: C'est un miracle que le Waart n' aît pas été pris; mais il est en s méchant état, que je doute qu'il puisse soutenir une seconde attaque, nous irons tantôt pour voir ce qu'il s'y pourra faire. Presque tout le Bourg du Waart a été brûlé dans cette dernière Attaque, et Monsieur de Morton, qui y commandoit, aussi bien qui les autres, ont perdu tous leurs chevaux, argent et équipages, ensorte qu'il ne leur reste pas une autre chemise à mettre sur le corps, qui celle qu' ils y ont... Il a été perdu, dans cet embrasement, 1000 Livres de l'Argent du Roi, que j'y avois envoyé, quelques heures auparavant qu'ils fussent attaqués, pour donner des à-bon-comptes à la Garnison et pour payer les Travailleurs. Luxemburg komt in een brief van 18 October nog terloops op dit wapenfeit terug: Je ne vous parlerai point de l'Affaire du Waart; car c'est M. l'Intendant qui l'a secouru et qui y a envoyé du monde, durant mon absenceGa naar voetnoot1); ainsi c'est à lui à vous informer des ordres, qu'il y donna.... Enfin le Lieu a été rasé à coups de Canon, ensorte qu 'il est en désordre... Les officiers qui étoient au Waart, ont perdu tout ce qu'ils avoient dans l'incendie des Maisons. Door de ongedeerd gebleven sluizen werd nu sedert den avond van den 14den ook bij Vreeswijk water ingelaten. Den 21sten October legt Luxemburg omtrent Vreeswijk bezorgdheid aan den dag: S'ils ne nous ont pas pris le Waart, ils l'ont comme rasé à coups de Canon, et durant que je serai occupéGa naar voetnoot2) ils y reviendront, sans doute, et s'ils l'avoient pris, ils pourroient fort bien approcher d'ici et nous donner de l'inquiétude; de sorte que je n'aurai, pour m'opposer à eux, que de la Cavalerie. Nous raccommodons le Waart, mais ce sont ouvrages de Charpentiers, qui vont lentement. Wat er in dien brief over de inundatie volgt, bewijst dat Louvois nog altijd voet bij stuk was blijven houden. Luxemburg schrijft namelijk: | |
[pagina 297]
| |
Quand je vous ai parlé de l'Inondation, il faut, s'il vous plaît, s'entendre, Monsieur, et vous verrez que nous n'avons tort ni l'un ni l'autre; je vous écrivis qu'elle se feroit le lendemain, et je ne vous ai pas menti d'un quart d'heure; car la Coupure fut ouverte: mais l'eau s'est répanduë en bien des Endroits avant que de tomber à Woerden, et de cela je n'en étois pas garant, mais au jour que je vous l'ai mandé, l'ouverture de la Digue fût faite et j'en fis ouvrir hier une dans le milieu des Terres, dont l'effet sera tel, à ce que les Paysans disent, que Leyde sera inondé par-tout, et nous allons fortifier notre Coupure du Leck par toutes les Ecluses, hors celles de Wick, qui pourront donner des eaux, ce que nous avons pû faire, parcequ'il y a je ne sçais combien de jours que nous bouchons des Millions de Canaux, par où les eaux s'écouloient. Dan, vermoedelijk naar aanleiding van een bericht dat inmiddels inkomt: Les eaux commencent, dès ce matin, à inonder dans le Fauxbourg de Leyde, entre Woerden et la dite Ville; cela ne se peut faire sans que les eaux soyent bien plus loin; car le Fauxbourg est bien plus haut que le terrain qui est à droite et à gauche. J'espère que demain au soit nous leur donnerons encore deux pieds d'eau plus qu'aujourd'hui. Die hoop schijnt te zijn vervuld geworden. Den 25sten October schrijft Luxemburg: Je vous ai mandé le succès des eaux; elles grossissent toujours et nous croyons avoir trouvé un moyen pour donner encore de l'eau bien davantage à Woerden; l'on voit que l'Inondation entre dans le milieu des arbres qui sont à la tête de Bodegrave, où nous apprenons que toutes les nuits, les Soldats rehaussent leurs lits d'une fascine. Doch uit de verdere brieven krijgt men den indruk, dat de groote doorsteek in den bandijk ten gevolge van een snellen val der rivier geen water meer heeft doorgelaten, en dat de was in de lagere streken meer het gevolg van het langzaam afzakken der binnengekomen groote watermassa is geweest, dan dat het land nog verder zou zijn verzwolgen geworden. De regelmatige verdeeling der opgebrachte waterschijf was door de vele afdammingen tot de gewilde richtingen beperkt, en in die richtingen kan er dientengevolge nog eenige etmalen was geconstateerd zijn. Ook de wind kan het water over een zoo groote oppervlakte merkbaar opwaaien. Luxemburg bleef natuurlijk hopen op hoogere rivierstanden; de roes van vertrouwen in het plan was echter uit. Het werd van dag tot dag twijfelachtiger of het water de beoogde | |
[pagina 298]
| |
uitwerking zou hebben. Het wachten verdroot Luxemburg evenzeer als de stuurlieden te Parijs, die in den tragen gang van de zaken uiteraard geen weerlegging zagen van de juistheid hunner meeningen, en voortgingen met op hun aanbeeld te hameren. Het vele water begon inmiddels ook voor den aanvaller hinderlijk te worden Den 25sten October schrijft Luxemburg: Nous ne sommes pas assurés des Fourages, parceque l'Inondation rend presque tous les Lieux, où elles sont, inaccessibles, comme, par exemple, à Camerick, où je passai pour le secours de Woerden: on n' y peut plus aller d'ici ni d'ailleurs à pied et à cheval; les Ennemis, par Batteaux, en pourront tirer les Fourages, et nous point, parceque pour faire prendre aux eaux la pente vers Leyde, il a fallu boucher le Canal de Camerick; de plus, les Digues sont couvertes d'eau, et à celle de delà les Ennemis y avoient fait des Coupures, pour nous empêcher d' y aller et faire passer; l'eau les a creusées à cette heure, et rendues impraticables pour y passer. Uit denzelfden brief blijkt dat Luxemburg ook in de opstelling van zijn troepen wijziging moest brengen: La même raison, qui me fit retirer le Regiment de Sault de Montfort, est cause que je l'ôtai hier d'Ysselstein; c'est que l'Inondation m'ôtoit tout moyen de le secourir.... Den 1sten November schrijft hij: Pour la Coupure du Leck, l'eau n'y coule plus, à cette heure, parceque le Leck est plus bas d'un pied et demi que la terre, ce qui nous donne lieu d'ôter toute celle que la rapidité de l'eau nous avoit empêché de couper, parcequ'elle étoit si haute qu'elle entrainoit, comme un Torrent, les Paysans qui y travailloient, et j'y fis mettre après douze hommes, que la compassion m'en fit bientôt tirer; mais aujourd'hui, pour profiter du tems, nous venons de commander quatre cents Soldats, qui auront demain à midi perfectionné tout cet ouvrage, et des Paysans n'auroient pas été assembles de trois jours. Wij zagen dat bij het doorsteken van de zomerkade op 1 October het water met groote kracht naar binnen drong; het reikte toen, midden in het toeleidingskanaal, tot aan het zadelkussen van een ruiter. Rekent men met de helling die | |
[pagina 299]
| |
aan dit kanaal was gegeven, dan kan uit die gegevens worden afgeleid, dat de rivier minstens 1.5 à 2 M. moet gezakt zijn. De lage rivierstand kwam juist op tijd en hield aan. Hieraan is het te danken dat de toeleg van Lodewijk XIV mislukt is. Wat Luxemburg thans nog uit de Lek bij Vreeswijk kon tappen, zal te nauwernood hebben opgewogen tegen hetgeen er voor hem in Holland door loozing in zee en door verdamping aan inundatiewater verloren ging. Wat in zijn vermogen was, deed hij verrichten. Zijn bericht van 1 November vervolgt: Il y en a plusieurs [er is sprake van in dienst genomen boeren], que nous employons à boucher, ici et aux Environs, les Canaux qui servent à conduire les eaux ailleurs que dans le Canal de Woerden; on me promet qu'à midi tout sera fait; après cela je ferai lever la Bonde de Wick, qui jette l'eau dans le vieux Rhin (je dis la Bonde [schuif van een duiker] et point l'Ecluse); la Bonde du Waart de même et les Ecluses du dit Waart seront ouvertes pour remplir l'eau des deux Bassins, que nous lâcherons après, en renfermant une Ecluse. Mais dès que les deux Bassins seront pleins, on lâchera l'eau qui y sera, et puis nous les remplirons et les lâcherons de même, et ne ferai que remplir et lâcher continuellement, - que si cela ne suffit, soit en ouvrant tout le Waart. ou Wick, il faudra leur donner de l'eau tout leur saoul, ce que je n'ai osé faire jusqu'à cette heure, de peur qui les Ennemis n'entreprissent quelque chose, et que mes communications ne fussent gâtées; mais bientôt la Saison les en empêchera, et, en ce tems-là, nous n'aurons plus de mesure à prendre que pour les noyer tout-à-fait. Te Parijs is de legerleiding door den fatalen tegenslag ontsticht. De brief dien Luxemburg 1 November suaviter in modo, maar fortiter in re beantwoordt, is een knorpartij geweest: Quelques misérables Gens, battus pris de Woerden, ne m'ont pas rendu assez sot pour ne pas recevoir votre Lettre de Gronderie comme je le devois; mais, si quelque chose m'a fait parler là-dessus, j'en prends M. Robert à témoin; ç'a été la netteté de ma conscience, dont je suis certain que lui, et l'Armée, rendront témoignage; de sorte que quand vous m'avez grondé, j'ai crû qu'au pauvre Chétif la plainte étoit permise, et qu'en me justifiant, je pouvois en faire quelques-unes. Je suis à vous, Monsieur, plus que je ne vous le puis exprimer. Eén van de punten van 's hertogs beleid, waarmede Lodewijk XIV niet instemde, betrof zijn te slap geachte hand- | |
[pagina 300]
| |
having der tucht onder zijne troepen, die zich aan plundering overgaven, ook wanneer die niet verordend was. Op 14 October had Luxemburg een daaromtrent ontvangen wenk aldus beantwoord: Il semble encore, à voir votre Lettre, qué ce ne soit pas moi, qui, tout le beau premier, vous a mandé la peine où me mettoient les pillages; et ce qui est fort eloigné de ce qui se passe ici, c'est que vous croyez que, pour satisfaire tout le monde et ménager les Gens, j'ai eu des indulgences plénières, qu'on a trouvé ici que j'avois si peu, qu'il n'y en a guères avec qui je n'aye été mal.... 1 November schrijft hij: On a affiché à la porte de l'Hôtel de Ville de la Haye, que, si le Prince d'Orange ne fait quelque chose, on lui fera ce que lui-même a fait faire aux de Witt; c'est une terrible menace, et une étrange chose, que l'on le nomme l'auteur d'une pareille mort. J' ai mandé ce soir à M. de la Marck de faire brûler dans tout le Pays; nous n'y perdrons rien; car ce sont Gens qui ne veulent pas contribuër, mais j'ai crû que dans la conjoncture présente, il étoit à propros de faire crier la Hollande. Den 3den November is het vriezend weder, dat langdurig zal aanhouden: Les Paysans de Ter Goude, Leyde et du Pays travaillent à une Digue pour s'opposer à l'Inondation, et à en ouvrir d'autres, pour la faire tomber en Lieu dont ils n'en soyent pas incommodés. Cette Inondation est descendue autour de Woerden et au-dessus; mais les eaux y baissent fort, par ce tems-ci. Op 8 November wordt gemeld: Le Leck est si bas, qu'il n'y a point d'eau à nos coupures, qui sont creusées, tout autant qu'il faut, en attendant la Crue des eaux. Het groote effect van den doorsteek heeft Luxemburg ook later niet verkregen. In de verdere correspondentie is voorshands van andere maatregelen sprake. De strenge vorst vordert voorzieningen op het stuk van uitrusting, beveiliging en actie. Ook daaromtrent komen er raadgevingen uit Parijs.
Tot dusver hebben wij ons bepaald tot het gedeelte van Holland tusschen den Ouden Rijn en de Lek; doch ook voor | |
[pagina 301]
| |
den linkervleugel van de door zijn strijdmacht ingesloten Hollandsche waterlinie is Luxemburg op onderwaterzetting bedacht geweest. In October is ook tot een wateraanval op Amstelland en Amsterdam besloten. Een overzicht van het plan is gemakkelijk samen te stellen, en zulk een overzicht komt zeker niet te vroeg. Voor de kennis van het aanvalsplan der legers van Frankrijk, Munster en Keulen pleegt men niet ten onrechte te raadplegen hetgeen is te boek gesteld door Turenne, die de ontwerper van de strategie der verbondenen is geweest. Te veel is echter uit het oog verloren, dat zijn ontwerp voor aanvallen op de Hollandsche waterlinie geen aanwijzingen bevatte. Het blijkt uit de brieven van Luxemburg, en het zal bij een onderzoek van het groot aantal overige bouwstoffen in de Fransche archieven vermoedelijk nog nader blijken, dat sedert Juli de koning en Louvois zich gevleid hebben, Holland met water te kunnen overweldigen. Tegen gevechten in onze lage landen zag Lodewijk XIV op, en hij meende, die aan zijn troepen te kunnen besparen. Vrij algemeen wordt aangenomen dat de Fransche oorlogsleiding, na Naarden genomen en Utrecht bezet te hebben, een fout beging door daarna werkeloos te blijven; en naar de uitkomst gerekend was het een fout. Had Lodewijk onmiddellijk doorgetast, het is onzeker of de krijgskans te onzen gunste gekeerd zou zijn. Maar het schijnbaar tekort aan voortvarendheid bij den koning had een grond: Louvois meende met zijn inundatieplan volkomen zeker te gaan en in weinig tijd het oogmerk te zullen bereiken. De tijd, dien Lodewijk ons liet, is ons van onberekenbaar voordeel geweest. In Juli was de stemming in Holland verre van geestdriftig. Tegen het Fransche leger zou dat der Staten vermoedelijk niet lang in het veld gehouden kunnen zijn. Voorloopig kon voor ons niets van hooger waarde wezen dan tijd. Het stroeve raderwerk van onze staatsinrichting kreeg de gelegenheid langzaam maar zeker een krachtige verdediging te organiseeren. Die gelegenheid dankten wij aan het plan tot den wateraanval. Het was bestemd op korten termijn, en naar Lodewijk meende met volstrekte zekerheid, onzen ondergang te bewerken, en als door hoogere besturing is het de oorzaak van ons behoud geworden. Het moet in onze aanhalingen uit de brieven van Luxem- | |
[pagina 302]
| |
burg meer dan eens zijn opgevallen, hoe de Fransche legerleiding na Juli slechts een verdedigende gedachte heeft. Voortdurend is Luxemburg in het terrein, dat hij bezet houdt, op zijn communicatiën, op beveiliging, op behoud bedacht. Het gemis van een aanvallende tendens kan onomstootelijk worden vastgesteld. Het waterplan bracht dit mede. De onderwerping van Holland was op de ééne kaart van dit plan gezet. In tegenstelling met het Lekplan, was het denkbeeld, ook Amstelland en de omgelegen landen (met zeewater) te overstroomen, door de hoogere legerleiding van te voren niet overwogen. Het is eerst in de tweede helft van September dat Luxemburg het voornemen er toe vormt, en hij heeft daarbij geenerlei strategische gedachte: slechts die van beveiliging. Het is hem oorspronkelijk om het behoud van Naarden te doen. ‘J'ai considéré’, schrijft hij 30 September, ‘à quoi les Ennemis pourroient plus aisément en voulour; il est constant que ce qui approche d'Amsterdam est ce qui leur tient plus au coeur, et, par cette raison, Naerden seroit plutôt menacé que toute autre Place... J'ai appris que cet Endroit pourroit s'inonder, ce que j'ai mandé à du Pas [zijn technicus op dit front] de ne point manquer de faire’. Een paar dagen later beschikte Luxemburg over een memorie, die hem aanleiding gaf zich op het terrein van den toestand te gaan overtuigen. Du Pas heeft van het inlaten van zeewater blijkbaar een schrikbeeld opgehangen, dat Luxemburg doet overhellen naar een inundatie om Naarden met zoet water. Den 2den October schrijft hij aan Louvois: J'irai moi-même demain voir ce qui s'y pourra faire; si je puis inonder le Pays, par les eaux douces, je le ferai, car pour la Mer, qui n'est point difficile d'y faire entrer, on me veut faire craindre qu'elle inonderoit Naerden; c'est ce qui je ferai examiner demain, et, si je n'y vois pas de danger, je ferai ce travail aussitôt; car du côté de la droite, je mettrois tout ce pays à couvert par la Mer; et, à celle-ci, par l'Inondation du Leck, je ferois la même chose; et c'en feroit une plaisante, que par les eaux, dont nous étions menacés, nous missions les Hollandais au désespoir.... Den 4den October kan aan Louvois den uitslag van de verkenning worden meegedeeld, die niet korter is weer te geven dan in 's hertog's eigen woorden: | |
[pagina 303]
| |
Il faudroit faire le travail de la Mer, qui infailliblement inondera tout le Pays, jusques à une heure d'ici, sans incommoder Naerden, ni le chemin pour y aller. Si nous avions Muyden, nous pourrions noyer Amsterdam, et même, si nous pouvions couper les digues du Vecht, nous inonderions la moitié d'Amsterdam; mais cela est dans le camp des Ennemis, et il faut qu'ils soient plus foibles, et nous plus forts, pour entreprendre cela; c'est toujours beaucoup de les renfermer par la Mer derrière le Pays où ils sont, de noyer Muyden et Wesep; pour cela je fais couper de hautes Digues, de Muyden à Naerden, en deux Endroits, sous prétexte de barrer ce Chemin aux Ennemis, et je ferai ensuite ouvrir la petite Digue de la Mer, ce qui sera fait en une nuit; mais le Diable est que le vent du Sud-Est, qu'il fait depuis longtemps, rechasse du Rivage toute l'eau de la Mer, qui jamais n'a été si basse, et s'il venoit un vent de Nord-Est, sans ouvrir la petite Digue de la Mer, nous aurions autant d'eau qu'il nous en faut; en l'attendant nous tiendrons nos ouvertures toutes prêtes, et vous me manderez, s'il vout plaît, si le Roi l'approuve amsi. Het plan wordt goedgekeurd. Op 1 November is het werk zoo goed als gereed: Pour ce qui est de nos Coupures, celles de vers Naerden ne peuvent faire aucun effet, c'est à dire celles des Canaux [de zoetwater-inundatie] nous en avons fait une épreuve inutile. La mer peut inonder jusqu à une heure d'ici, c'est à dire l'eau prenant son cours entre Naerden et Muyden [alwaar de inlaat gemaakt was] et tombant tout le long du Vecht, vis à vis de Wesep, passant par 's-Graveland, et venant jusqu' auprès de Vosbruck; voilà le chemin qu'elle peut tenir, qui est très-bon parceque, de ce côté, le Ennemis ne pourroient plus entrer dans ce Pays; - mais pour qu'elle fit encore quelque chose de mieux, il faudroit couper la Digue du Vecht entre Wesep et Inderdam, et si cela étoit, la Mer retomberoit sur Amsterdam en en noyeroit une partie, comme tout Amsterdam seroit inondé, si nous tenions Muyden et que nous coupassions la Digue de la Mer au-dessous; mais il est vrai, que sans un vent du Nord-Est la Zuyderzee est plus pacifique que l'eau douce la plus dormante, et même il faut que ce vent vienne avec impétuosité. Il règne d'ordinaire dans le mois de Septembre, mais, pour cette année, il n'a point tourné de ce coté-là; nous avons, en l'attendant, une Coupure toute faite, sur la Digue de Muyden à Naerden, que les plus entendus m'ont dit qu'elle n'étoit que trop grande, ainsi que nous avons fait ce qui dépend de nous, et il n'y a plus qu'à attendre ce qu'il plaira à la Mer de faire. Aan den ijver en de voortvarendheid van Luxemburg heeft het niet gelegen, of we waren verloren geweest. In 1672 zijn in September en October de Noordwestewinden uitgebleven. Door de snede in den dijk tusschen Muiderberg en Naarden gegraven, is geen water gevloeid. Ook hier is de water-strategie mislukt. Ware het anders geloopen, hier en aan de Lek, we zouden ons zegel hebben moeten hechten aan | |
[pagina 304]
| |
elken vrede, dien het Lodewijk XIV zou behaagd hebben ons voor te schrijven. | |
III.Wanneer men nu, na kennis genomen te hebben van de historische feiten - zooals deze, van dag tot dag, als actualiteiten zijn opgeteekend door de mannen die den aanval hadden beraamd en de leiding er van in handen hielden - nu nog eens nagaat wat onze ministers van heden, daarnaar in de volksvertegenwoordiging gevraagd, bij opvolgende gelegenheden over de mogelijkheid en de kansen van een aanval met rivier- en zeewater als hun meening hebben te kennen gegeven, dan kan het wel niet anders of hun oordeelvellingen wekken twijfel of de gebeurtenissen van 1672 hun genoegzaam voor den geest hebben gestaan. Dat ons legerbestuur en de groote drom van autoriteiten, officieren en ambtenaren, die in den loop der jaren aan de adviezen omtrent ons vestingstelsel en ons verdedigingsplan hebben meegewerkt, geheel onkundig waren van die feiten, schijnt uitgesloten. Voor het overzicht in de voorgaande bladzijden heb ik eene bron geraadpleegd, die voor meer dan anderhalve eeuw door den druk vermenigvuldigd is. De brieven van Luxemburg, die ik aanhaalde, zijn alle te vinden in de foliouitgave: Campagne de Hollande en 1672 sous les ordres de M. le duc de Luxembourg, recueil copié sur les originaux au dépôt de la Guerre de la Cour de France. A la Haye, chez Pierre de Hondt, 1759. Hoewel het titelblad dit niet vermeldt, is het receuil bezorgd door zekeren Dumoulin, die commies was aan het ‘dépôt des affaires étrangères’. Een exemplaar bevindt zich in de bibliotheek van ons Departement van Oorlog. Van Sypestein en de BordesGa naar voetnoot1) drukken den titel af in de lijst van door hen gebezigde bronnen, maar het blijkt niet dat zij van de brieven veel gebruik hebben gemaakt. Van den aanval op Holland schijnt door deze schrijvers slechts in zoover studie te zijn gemaakt, als noodig was om onze inderdaad schitterende verdediging toe te lichten en haar apotheose te voltooien. Knoop's meesterlijke aankondiging van hun werk, een studie op zich zelf, was geen bronnenstudie. | |
[pagina 305]
| |
Latere verhandelingen over den oorlog van 1672-73 zijn schetsmatig gebleven en stelden, wat trouwens van van Sypesteyn en de Bordes evenzeer kan gezegd worden, zich ten doel, vooropgezette strategische grondbeginselen als juist te illustreeren. Voor de studie der krijgsgeschiedenis zijn de brieven van Luxemburg van bijzondere waarde. Behalve voor de onderwaterzettingen, kan men er voor allerlei onderzoek uit putten. Ik zou van dien foliobundel willen zeggen, dat het geheele militaire stelsel van de eeuw van Lodewijk XIV erin aan schoven staat. De geschiedenis van den aanval op de Republiek is feitelijk nog ongeschreven. Aan deze omstandigheid zal het wellicht moeten worden geweten, dat de gebeurtenissen van 1672 aan de mannen, die de voorbereiding tot onze landsverdediging hebben in handen gehad, niet scherp genoeg voor den geest hebben gestaan. Minister Bergansius meende, dat de vijand, als hij een aanval begint, den Lekdijk niet zou doorsteken om Utrecht en Holland onder water te zetten: ‘daarom is het niet te doen’. Maar wanneer het een aanvaller ook al niet, als oogmerk, te doen mag zijn om deze provinciën te verdrinken, het is hem er altijd om te doen den tegenstander vleugellam te maken. Een middel, waarmede de vijandelijke regeering in korten tijd in het nauw gedreven en tot een vredehandel kan worden gebracht, moet aanlokkelijks hebben. En als de omstandigheden daarvoor gunstig zijn en vooral de stand der rivieren en de elementen meewerken, schijnt er geen strategie, die zoo snel en zoo zeker aan elk verzet een eind kan maken, als een aanval zooals Lodewijk XIV dien ontworpen had. De meening van minister van Rappard, ‘dat het werk een geruimen tijd voor de voorbereiding en voor de uitvoering zou vorderen en dat er bijzondere werktuigen noodig zijn om een graafwerk van dergelijken omvang te verrichten’, mag nu wel, zonder meer, worden voorbijgegaan. Deze bewindsman meende verder: Afgescheiden van volkenrechtelijke overwegingen, wordt het dezerzijds ondenkbaar geacht, dat de vijand tot dien maatregel zou overgaan, omdat voor het geval dat [wat den waterstand betreft] exceptioneel gunstige omstandigheden aanwezig zijn, de overstrooming ook aan hem zijn geheele aanvalsterrein zou ontnemen en hem zou noodzaken, zich | |
[pagina 306]
| |
naar de Gooische en Utrechtsche hoogten terug te trekken, vanwaar hij werkeloos den uitslag zijner barbaarsche handeling zou moeten aanzien, zonder in staat te zijn daarvan eenige vrucht te plukken. Mij dunkt, aldus zou niet gesproken zijn door iemand die met de geschiedenis van 1672 genoegzaam bekend ware geweest. Ik geloof niet dat volkenrechtelijke overwegingen zich zouden verzetten tegen een aanval met water tegen een vijand die in de verdediging met water zijn groote kracht had meenen te vinden. Trouwens, het water als aanvalsmiddel te bezigen is onze overheid van 1672 ook niet geheel vreemd geweest. In de secrete resolutiën van de Staten van Holland van 27 December 1672 heeft men daarvan een voorbeeld. Na een considerans die vermeldt dat ‘het vriesent in doyent we'er’ veranderd is, leest men: Dat wijders de Heeren Gedeputeerden, den Heer Grave van Hornes ende den Heer Grave van Koningsmarck sullen worden versocht en gelast, alle menschelijcke ende mogelijcke middelen by de handt te nemen omme den Vyandt, in gevalle hij ingebrocken soude moogen sijn, te ruïneeren ende bederven, hetzy door het inlaten van wateren door de sluysen, het doorsteecken van Dijcken, Dammen of Kaden, denselven Vyandt den pas af te snyden, te besetten, te bevechten, of door sodanige andere middelen als deselve oordeelen sullen deartoe bequaamst te wesen, terwijl verder de Burgemeesteren en Regeerders van Gouda worden vermaand: op het exempel van haar loffelycke voorouderen, haar mannelijck tegen den voorschreeven Vyandt te willen defendeeren en denselven door het openen van sluysen of andersints alle schade, hinder of verderf toe te brengen. Vermoedelijk zal men, na kennisneming van vorenstaand bevel, op een verschil in proportiën willen wijzen. Verschil met het doorsteken van een bandijk bestaat inderdaad, en is groot. Maar ook het doorsteken van den Lekdijk is door de Staten van Holland gelast. Eene secrete resolutie van 20 Juni 1672 overweegt dat tot weeringe van de Vyanden van Hollandt het allerefficacieuste middel zoude wesen, dat den Dijck van de Riviere de Leck, omtrent een kleine Myle boven Schoonhoven, doorgesteeken en de Riviere den IJssel afgedamt, oock de Dijcken van de selve Riviere boven den voorschreven Dam ter wederzyden doorgesteeken wierden, en draagt dienovereenkomstig eene commissie van gedeputeerden en deskundigen op: | |
[pagina 307]
| |
indien sy bevinden of oordeelen daerdoor het gedesidereerde effect geconsequeert te sullen worden, alsdan de noodige openinge ofte openingen in den voorschreeven Leckerdijck, mitsgaders ook in de voorschreeven IJsseldijcken, op het allerspoedighsten te doen maken, en den voorgenoemden Dam in den IJssel doen leggen; ook voorts alles te doen ofte doen doen 't gunt tot executie van het voorschreeven oogmerck gedaan en in het werk gestelt zal moeten worden. Van dit werk maken van Sypestein en de Bordes geen gewag; doch dat tot de uitvoering besloten is, leert de brief van Luxemburg aan Louvois van 15 September 1672: L'on vient de me donner avis, tout présentement, que les Ennemis vouloient couper la Digue qui est le long du Leck, à un quart d'heure de leurs Retranchemens d'auprès Schoonhoven; je ne sçaurai pas assez tôt ce qui en est, pour vous le mander par celle-ci. Il faut qu'il soit bien assuré de la pente des eaux en cet Endroit-là, pour hasarder une sembable chose, qui inonderoit leur Pays, si les eaux n'avoient une issuë dans la Mer, en ouvrant leurs Ecluses de Gouda à Amsterdam; mais il faut qu'ils prétendent aussi qu'il en demeurera beaucoup entre eux et nous et qu'ils prennent ce parti pour que nous n'ayions point de Commerce ensemble. Deliberatie en voorbereiding moeten dus, zooals de vergelijking der datums leert, veel tijd hebben gevorderd. In het reeds meermalen aangehaalde Kamerdebat zei minister van Rappard: Ik wil natuurlijk niet zeggen, dat wanneer iemand, volkomen bekend met onze waterstaatstoestanden, met kennis van zaken de noodige werken uitvoert, het doorsteken van den Lekdijk geen groot gevaar zou opleveren. Dit is echter geheel iets anders, dan wannneer een vijand dit moet doen. Mij dunkt, deze tegenstelling tusschen de deskundigen en den vijand vindt in de geschiedenis niet veel steun. Luxemburg heeft, alvorens te handelen, de toestanden nagegaan en was, toen hij tot de uitvoering besloot, zoo goed op de hoogte als de beste. Tegenwoordig is het de taak van de generale staven zich in vredestijd met de kennis toe te rusten, voor mogelijke oorlogshandelingen vereischt. Men houdt zijn hart vast, als men aan den overvloed van gegevens denkt, die over onze waterstaatkundige toestanden licht verschaffen; aan onze uitnemende topografische, rivier- en waterstaatskaarten. En wanneer de Minister in hetzelfde debat laat voorafgaan: ‘Ik zal de Kamer niet lastig vallen met citaten, doch kleinigheden, die o.a. in 1672 hebben plaats gehad, hebben toch wel getoond, dat een doorsteken van den dijk | |
[pagina 308]
| |
niet zoo eenvoudig is’, dan is het niet duidelijk wat met die kleinigheden bedoeld wordt, en vraagt men zich af, of zij den doorsteek bij het Klaphek, dan wel dien bij Schoonhoven betreffen. Het beroep op volkenrechtelijke overwegingen staat in het licht der historie maar zwak, en ik geloof niet dat het indruk kan maken, zoo wij een aanval met water het stigma ‘barbaarsche handeling’ trachten op te drukken. In zijn memorie van antwoord had minister van Rappard ook geschreven: Indien de vijand tot een dergelijken ongehoorden maatregel zou willen overgaan, behoeft de verdediging nog niet opgegeven te worden. De verdediger zal zich kunnen handhaven benoorden de overstroomingsgrens en op de weinige droogblijvende accessen, gesteund door een krachtige maritieme verdediging op de Zuiderzee, terwijl de bevolking - en bezetting - voor zooveel noodig gelegenheid hebben, benoorden het Noordzeekanaal veilige legering te vinden en hun roerende have te bergen. Het is mogelijk dat dit zoo zou gaan; maar in 1672 is de ervaring anders geweest. De Hollandsche boeren hielden zich schuil en zijn, over het geheel genomen, op hun plaatsen gebleven. Zij hebben den leeftocht van mensch en dier op de zolders gebracht en zijn op hun deelen gaan wonen. Met geïmproviseerde middelen hebben zij een tijdlang getracht het water van hun erven en stallen te houden. Ware het gelukt wat de Fransche strategie beoogde, dan zou het hoogere water ontelbare slachtoffers hebben gemaakt. Luxemburg had gehoopt en verwacht, dat de bevolking der dorpen en boereplaatsen zou gevlucht zijn. Dan ware het onbezette gebied vóór zijn verschansingen voor fourageeringen, verkenningen en hinderlagen meer betrouwbaar geweest. Hij heeft getracht de bevolking tot een trek te bewegen. Vergeefs. In zijn missive van 14 October aan Louvois, klaagt hij over dezen aard der Hollandsche boeren: ‘En Flandre, les Paysans se retirent dans les Forts; mais ici ils ne le veulent pas, quoi qu'on leur dise’. Ook te dezen is Luxemburg's optreden Louvois niet naar den zin. Men gevoelt er niets voor, die hokvaste boertjes te laten leven ‘doucement chez leurs voisins’. De gedachte aan vredige rookwolkjes, die uit boven het water uitstekende schoor- | |
[pagina 309]
| |
steenen blijven kronkelen, is hem onverdraaglijk, en vermoedelijk tast men niet mis, met aan te nemen dat exploten als waarvan in een brief van Luxemburg van 10 November wordt melding gemaakt, van bepaalde bevelen uit Parijs het onmiddellijk gevolg zijn: La nuit passée Melac a été dans de petits Batteaux au village de Waerder, entre Bodegrave et Oudewater, qui est un Lieu, où des Paysans se tenoient en pleine sûreté. Il y a brûlé cinq Granges, et plus de cinquante bestiaux dans chacune, aussi bien que les Hôtes du Logis... ‘Een moreele pressie, als hier bedoeld’, schreef minister van Rappard, ‘kan, wanneer de vijand er toe wil overgaan die uit te oefenen, in al onze polderstreken worden uitgeoefend’. Inderdaad heeft de vierjarige oorlog, met zijn aanvallen uit de lucht, bewezen hoezeer men zich toegerust heeft om moreele effecten te verkrijgen. Het moreele effect van bommen is aan het oogenblik gebonden; dat van watertoevoer is blijvend en stelt den wil om te volharden op den duur op de allerscherpste proef. Het is zeer juist, dat de pressie met water in den Frieschen polder, in die van Zeeland en Noordbrabant evenzeer is te verwachten als in de polders en droogmakerijen van Holland. De strijd met water eigent zich in vele streken van ons land uitnemend tot bijkomstige operatiën van kleinere detachementen. Daarom is in onze organisatiën, binnen zekere verhoudingen, de indeeling van troepen voor territoriale beveiliging en verdediging stellig op haar plaats. Eindelijk het argument van het sedert 1672 vermeerderd vermogen tot loozen: ‘Bij het vergelijken van de uitkomsten van het doorsteken van den Noorder Lekdijk nu en in vroegere eeuwen, mag men niet over het hoofd zien dat de loozingsmiddelen (stoomgemalen, enz.) veel krachtiger en talrijker zijn dan zij vroeger waren’. Voor wat de strijkgemalen aangaat, die het boezemwater in zee of op de rivieren uitslaan, is dit zeker juist. Niet echter voor de overige gemalen. Deze kunnen geen effect doen wanneer de boezems met het ingelaten water ten boorde vol zullen zijn bezwaard geworden en overloopen. Tegenover het verhoogde vermogen om gedurende het laag getij in zee te loozen, staat het vergelijkenderwijze grootere kwaad, dat nu een vijand voor | |
[pagina 310]
| |
een water-aanval geen doorsteek in een bandijk behoeft te maken: dat onze inundatiesluizen hem gelegenheid bieden, onafgebroken ontzachlijke hoeveelheden water binnen te laten. Is het vooral om moreele depressie te doen, welnu het inlaten door de groote inundatiesluizen zou met onstuimig geweld kunnen geschieden. Men weet dat het hoogteverschil tusschen het buitenwater bij een inundatiesluis en het water binnendijks in het toeleidingskanaal naar behoefte trapsgewijze versneden wordt, en dat men met schotbalken de hoeveelheid water die binnenstroomt, en het verhang op elken trap, kan wijzigen en regelen. Met deze inrichting heeft men - ongeacht de hoogte van het buitenwater - de hoeveelheid welke naar binnen valt en daarmee de stroomsnelheid in het toeleidingskanaal in de hand. Door schotbalken te lichten kan de hoeveelheid water die binnenkomt en de snelheid in het toeleidingskanaal worden opgevoerd, en dit kan, bij een belangrijk verschil in stand van het buiten- en binnenwater, in die mate geschieden, dat er maar weinig is te bedenken, dat tegen een zoo woest watergeweld bestand zou zijn. Men moet zulke mogelijkheden onder het oog zien en de consequenties ervan aanvaarden. Een oorlogvoering die bommen uitstort op weerlooze steden, die met giftige gassen werkt, laat zich niet dwarsboomen met inundatiën, zonder naar het voorhanden middel te grijpen waarmee hij inundatiën kan overtroeven. Wanneer een aanvaller bijvoorbeeld de inundatiesluis bij Wijk-bij-Duurstede laat werken, zal in den Krommen Rijn een vaart kunnen worden verwekt, zóó groot, dat deze, zoo al niet de sluizen, toch stellig alle bruggen zal ondergronden. Niets zal tegen losspoeling bestand hebben, en alles wat los geraakt in de snelle vaart worden meegesleurd. Ik heb er maar een halve voorstelling van, welke de uitwerking van zoo'n wateraanval gedurende meerdere etmalen op de Utrechtsche fortenkringen en tusschenterreinen wezen zal. Meer dan vermoedelijk zal geen verdediging daartegen georganiseerd kunnen blijven. De uitwerking zal dunkt me die van alle middelen overtreffen, welke een aanvaller tegenover een fortengroep in het veld kan brengen. Men voere hier niet tegen aan, dat onze vijand daarmede ook zich zelf in ongelegenheid zal brengen. Het is hem om pressie en verwoesting te doen; hij kan naar behoefte zich | |
[pagina 311]
| |
terugtrekken en zich bij de sluis, in de richting waaruit hij over de dijken zou kunnen genaderd worden, langdurig in veiligheid stellen. Bij de vergelijking der waterstaatkundige toestanden van eertijds en nu moet men zich niet uitsluitend tot de loozingsmiddelen bepalen. Als men de zaak ernstig wil onderzoeken, zijn er meer factoren die in aanmerking moeten worden genomen. Ik ben niet genoeg op de hoogte van den toestand onzer groote rivieren in vroegere eeuwen. De waterverdeeling van den Rijn bij Schenkenschans en IJseloort was voorheen zeer verschillend van die van heden. Welk peil in 1672 onze rivieren bij middelbaren stand op de verschillende plaatsen bereikten, is niet nauwkeurig, en zeker niet voor alle plaatsen bekend. Een vast algemeen aangenomen en aangebracht vergelijkingsvlak bestond toen niet. Maar wel is het een bekend feit dat onze groote rivieren thans zijn genormaliseerd, m.a.w. dat getracht is met kribben, strekdammen, afsnijdingen enz aan de rivieren een normale bedding en een vaargeul van genoegzame diepte te geven. Ook weten wij dat, vooral in de vorige eeuw, onze bandijken herhaaldelijk verhoogd zijn. Maar toch heeft men, naar het schijnt, in deze gegevens geen voldoenden grond om te kunnen vaststellen, dat tegenwoordig de rivieren een hoogeren middelbaren stand hebben dan voorheen. Een oogenblik meende ik dit te kunnen afleiden uit gegevens in de brieven van Luxemburg omtrent de inwerking op de rivieren van den vloed der zee. In die tijden was op de Lek de vloed, onder normale omstandigheden, ongeveer een uur hooger op merkbaar dan tegenwoordig. Een zelfde verschil zou men omtrent den vloed op den Hollandschen IJsel kunnen vaststellen, ware deze te Gouda intusschen niet afgedamd. Maar om uit die verschillen een gevolg omtrent het rivierpeil te trekken, zou dienen vast te staan dat het gemiddelde vloedpeil der zee op onze kusten constant ware gebleven, en dit is niet het geval. Een omstandigheid die het vermogen tot toelating van water op onze landen sedert 1672 aanzienlijk vermeerderd heeft, is de aanwezigheid van onze militaire inundatiesluizen. Zoodra maar de aanvaller een inundatiesluis in bezit kan nemen, wijkt de vraag naar een mogelijk verschil in het ge- | |
[pagina 312]
| |
middeld rivierpeil voorheen en thans geheel naar den achtergrond. Deze sluizen zijn zóó ingericht, dat zelfs bij lage rivierstanden nog water kan worden ingelaten. Ten gevolge van de lage ligging der vaste drempels, die het profiel van inlating van onderen begrenzen, kan door de inundatiesluizen bij middelbare rivierstanden, - onverschillig of die thans lager of hooger zijn dan in 1672 - tegenwoordig aanzienlijk meer water tegelijk worden ingelaten dan toen. Daar komt nog bij dat de inundatiesluizen veelal verschillende openingen naast elkander hebben. Te Wijk-bij-Duurstede is dit aantal drie, ieder 1.60 M. wijd, met de slagdrempels op + 0.53 M. Vermits de laagste rivierstand aldaar waargenomen + 2.47 M bedraagt, is er geen droogte denkbaar, die het inlaten zou uitsluiten. Er komen daar echter ook standen voor van + 7 tot + 8 M. De gemiddelde stand bij Wijk-bij-Duurstede is tegenwoordig + 4.14 M. En bij andere sluizen is het inlatend vermogen, en dus het middel om pressie uit te oefenen, nog belangrijk grooter.
Het zou nu aan de orde zijn, voor onze huidige oorlogstoebereidingen uit een en ander de conclusiën op te maken. Ik zal de reden zeggen waarom dit vooralsnog wordt uitgesteld. Dit opstel namelijk maakt deel uit van een meer algemeene studie over ons vestingstelsel en verdedigingsplan. Bij het rangschikken van de stof daartoe was ik aan het onderwerp gekomen, in vorenstaande bladzijden behandeld. Met verwijzing en aanduiding kon bij deze zaak niet worden volstaan. Men zal, na de bovenstaande uiteenzetting gevolgd te hebben, niet willen betwisten dat een ongedocumenteerd betoog nutteloos ware geweest. Ik kwam dan tot het inzicht, dat dit onderdeel, indien naar den eisch behandeld, door zijn grootte aan de beoogde klem van het geheel zou schaden; immers, aan de overzichtelijkheid daarvan afbreuk hebben gedaan. Zoo kwam dit stuk op zichzelf te staan. Maar het besluit behoort te worden getrokken uit het geheel, en het scheen niet geraden met partieële conclusiën daarop vooruit te loopen.
Den Haag, 15 Juni 1921.
L.M.A. von Schmid. |
|