De Gids. Jaargang 85(1921)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Verzen. Troostgezegden. I. Wanneer het nacht gaat worden, goeden nacht - de dag heeft ons z'n rijke vreugd gegeven welker herinnering dit late leven en dezen eenzame het leed verzacht - wij hebben ons te vaak samen gedacht, in één gedachte bij elkaer verbleven, dan dat wij voor dit afscheid zouden beven, bang voor de eenzaamheid van dezen nacht.... Goe nacht: wij gaan tesaem dezelfde wegen, al schijnen w'in dees donkerte alleen en wordt er van ons beide nu gezwegen al gaan we stil en voor onszelve heen, goe nacht: wij gingen dikwijls zoo, verlegen wijl wij geen woord te zeggen wisten, geen.... [pagina 29] [p. 29] II. Wij hebben ons in stilte uitgesproken als wij geen woord meer wisten, en het woord dat wij samen het laatst hadden gebroken nu aan dees zelfde stilte toebehoort en heeft zich toegevouwen en geloken is heur geluid in dit geluidloos oord en tusschen heure bladers weggedoken heur zeggen en heur zachten zin verloor 't.... En nu ons lijfs-nabijzijn ons ontgaat, zich in dees donkerten nu af gaat keeren en in de nacht heur oogen-thuis verlaat - ik weet dat gij nog altijd naast me gaat en tot mijns oogs verlangen weer zult keeren wanneer de eerste vogel morgen slaat.... 1918. [pagina 30] [p. 30] Onafwendbaar. Ziet, ziet dit wisslend spel van kome' en gaan, dit spelen met het doen en de gedachte, een strak verscheiden en een aarzlend wachten, in wijd verlangen voor u open staan.... - verschuilen willen wij ons achter waan en willen van elkander wij wegtrachten, wij willen enkelt gaan door verre nachten tusschen de boomen door van 'n sombre laan - maar daar is deemstering in het verschiet van oogen die dit van elkaer niet doogen en komen naar elkander toegetogen om saem te zijn in dit en elk verdriet o ziet hoe zij zich tot elkander bogen en hen de schaduwe des nachts verliet.... 1919. [pagina 31] [p. 31] Gedenken. Over het bezige van mijne handen is weer de nacht gevallen: na en ver is mij de zekerheid van ééne ster - leeg en bevreemdend zijn de lage landen waarheen de oude weemoed mij verbande, geen lamp bleef branden in een klein venster van veiligheid en hoop en geen genster glimt in 't begeven dezer duistre wanden.... Eén ster: nu ben ik naar het licht gered van mijner droomen glinsterend vermoeden, een glanzende rivier die is gebed in banen van het smartelijkst verbloeden - in vage donkerten het blinkend wed van wateren, inzichtige en goede.... 1921. Johan Huijts. Vorige Volgende