De Gids. Jaargang 85
(1921)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 513]
| |
Buitenlandsch overzicht.Opper-Silezië.
| |
[pagina 514]
| |
lot, het behoud van geheel Opper-Silezië niet meer als tegenvoorwaarde stellen, voedden nog eenige hoop: de meerderheid had er zich voor Duitschland verklaard, zij het volstrekt niet in elke gemeente afzonderlijk. Doch nauwelijks was de regeering gevormd die het odium der ultimatums-aanvaarding op zich nam, of, op het van Poolsche zijde verspreid gerucht dat de intergeallieerde commissie in meerderheid (namelijk Engeland en Italië tegen Frankrijk), er toe zou overhellen aan Polen niet meer dan de districten Rybnik en Pless toe te wijzen, of Korfanty organiseert een opstand dien de 2000 man Italiaansche bezettingstroepen willen maar niet kunnen, de 12.000 man Franschen (volgens de voorstelling der Duitschers, Engelschen en Italianen) kunnen doch niet willen verhinderen. De Poolsche regeering wascht haar handen in onschuld evenals zij in het geval-Zeligowsky gedaan heeft: had zij niet onmiddellijk de grens ‘gesloten?’ Op papier zeker; ongelukkig was er nooit iemand op het juiste oogenblik in staat of bereid aan die sluiting de hand te houden: geen Pool en geen Franschman. Briand verzekert thans, dat ‘natuurlijk’ 12.000 Franschen tegen 80.000 ‘opstandelingen’ niets vermochten; waren echter die 80.000 (het getal vergt bevestiging) in het bezit geraakt van eene oorlogsuitrusting eenigermate gelijkwaardig aan die der 12.000, dan kan dit niet zijn geschied dan met oogluiking der Poolsche regeering, en dat wil wel zeggen, der Fransche. Binnen weinige dagen waren de mijndistricten van Opper-Silezië tot de Oder (zijnde het geheele gebied waarop Korfanty ten leste aanspraak had gemaakt) door de ‘opstandelingen’ overstroomd; steden met Duitsche bevolking werden ingesloten, en aan die van Kattowitz de watertoevoer afgesneden. De Fransche pers opperde het denkbeeld, het fait accompli in zooverre te erkennen, dat de politie van het overrompeld gebied aan de vrijbuiters zelven zou worden overgelaten, mits zij zich er van onthielden zich ook nog over de (landbouw)districten uit te breiden die Korfanty vóór den opstand zelf buiten de grens had gelaten waarmede hij verklaard had genoegen te kunnen nemen. Toen is het dat Lloyd George de krasse dingen heeft gezegd, die een oogenblik de wereld beroerd hebben, omdat | |
[pagina 515]
| |
zij de aankondiging leken van een nieuwen koers in de Engelsche politiek. Wie had de grens vast te stellen: Korfanty, of de Opperste Raad? Indien de eerste, waarom dan ook niet Duitschland, als het verkoos er met zijn Rijksweer op los te trekken?Ga naar voetnoot1) Engeland zelf zou dit op het oogenblik bezwaarlijk kunnen, wegens ‘tijdelijke moeilijkheden’; - maar ieder mocht begrijpen dat, op den duur, het zijne vrienden zou weten te kiezen waar het die wilde: ‘Men kan den loop der wereld in de eerstvolgende jaren niet voorspellen. De mist vóór ons is dikker dan gewoonlijk;’ doch in dien mist ligt één lichtpunt: ‘de algemeene instemming van de Amerikaansche, Italiaansche en Engelsche pers met de gevoelens waaraan ik uitdrukking geef; de eensgezindheid der drie groote natiën, die Frankrijk in het Westen ter zijde hebben gestaan... De toestand van de wereld zal worden bepaald door oude of nieuwe vriendschap...’ Brittanje, dat in den oorlog gegaan is en ontzaglijke verliezen geleden heeft bij de verdediging van een oud verdrag, ‘zal er niet werkeloos bij staan, als een verdrag met voeten getreden wordt, dat zijn vertegenwoordigers nog geen twee jaar geleden hebben geteekend.’ Hoe spoedig is dit geluid verstomd. Het woord aan Duitschland is reeds verloochend. Niet alleen is het gezegde over de Rijksweer weggepraat, maar reeds heeft de Engelsche gezant te Berlijn zich moeten aansluiten bij Briand's waarschuwing, dat zelfs het optreden van Duitsche vrijkorpsen - want deze waren intusschen wèl opgedaagd - geen oogenblik langer zou worden geduld. Dus, Lloyd George heeft gecapituleerd zonder meer, en het zullen tòch Korfanty's benden zijn, die de grenzen van het aan Polen toe te wijzen gebied metterdaad bepalen? Neen, de geallieerden zullen zorgen voor eene façade. Eer de commissie haar advies, en vervolgens de Opperste Raad zijn besluit publiceert, zal het gezag der geallieerden althans voor een oogenblik hersteld moeten schijnen; zullen de Franschen de ‘opstandelingen’ eenige wapenen doen | |
[pagina 516]
| |
inleveren, en de Engelschen hetzelfde doen met de in een gedeelte van het betwiste gebied doorgedrongen Duitsche vrijbuiters. Want er zijn Engelsche soldaten naar Opper-Silezië onderweg: vier heele bataillonsGa naar voetnoot1), ondanks de ‘tijdelijke moeilijkheden’, waaraan Frankrijk welwillend tegemoet komt, op de volgende wijze: Die bataillons zijn de eenige die Engeland nog aan den Rijn had staan: de vier uit Keulen, die daar vervangen worden door - zes Fransche, welke uit de 200.000 man, die, voor het geval van weigering van het ultimatum door Duitschland, gereed stonden het Roergebied te bezetten, immers zonder moeite zijn te betrekken. (Want de lichting-1919 is, sedert Duitschland het ultimatum aannam, niet gedemobiliseerd, maar houdt het geweer bij den voet, om elke niet-nakoming der voorwaarden onmiddellijk te wreken). Met andere woorden: Engeland, dat de beide groote mijndistricten, die Duitschland nog behouden heeft, buiten de handen der Franschen of van hun vrienden, de Polen, wil houden, kan zijn invloed op de lotsbeschikking van Opper-Silezië - voor zoover ten minste als die invloed van de aanwezigheid van Engelsche troepen afhangt - nog alleen versterken, door een eventueele Roer-expeditie aan de Franschen en Belgen geheel over te laten. Een land, dat er wegens ‘tijdelijke moeilijkheden’ zóó voorstaat, had zich, in woorden, niet zóóver behooren te wagen als Lloyd George deed. En wanneer nu, ondanks dat getal van 80.000 opstandelingen waarvan Briand zulk een ophef maakte, een ontwapening van Polen en Duitschers in Opper-Silezië, voor het minst een wapenstilstand, zal zijn tot stand gebracht, in welken zin zal dan de intergeallieerde commissie haar advies uitbrengen en de Opperste Raad beslissen? Men behoeft nu niet meer op Poolsche geruchten af te gaan, maar weet uit de mededeelingen van Briand zelf in de Fransche Kamer, dat inderdaad de Engelsche en de Fransche vertegenwoordigers in die commissie geheel verschillende oplossingen hebben voorgestaan, en dat, als het advies in het begin dezer maand had moeten zijn uitgebracht, | |
[pagina 517]
| |
Italië met Engeland zou gestemd hebben. Het artikel van Versailles, immers zelf al een compromis, wilde kool en geit sparen. ‘Le résultat du vote sera déterminé par commune, d'après la majorité des voix de chaque commune’; waartoe deze bepaling, zegt Frankrijk, als de in deze groepeering gebleken meerderheden ten slotte de grondslag der verdeeling zullen uitmaken? Ja maar, antwoordt Engeland, het artikel noemt onder de gegevens, waarmede de commissie bij haar voorstel rekening te houden heeft, naast ‘le voeu exprimé par les habitants’, ook ‘la situation géographique et économique des localités.’ Briand heeft aangekondigd dat Frankrijk, tot in den Oppersten Raad toe, de verdeeling in hoofdzaak beheerscht door den uitslag der stemming berekend naar gemeenten, de verdeeling m.a.w. die Polen de beste kansen geeft, zal blijven voorstaan (de mijnarbeiders - Polen - hebben in de gemeenten, waar de kolenmijnen gelegen zijn, de mijneigenaars, de ingenieurs, de directeurs - Duitschers - ver overstemd). Maar Briand zeide toch ook, dat het geen quaestie is waar de Entente om uit de voegen mag gaan. Misschien dat ditmaal aan Italië de rol zal toevallen, die onlangs België mocht spelen, toen men voor de keus stond tusschen onmiddellijke bezetting van het Roergebied op 1 Mei, of opschorting voor veertien dagen met de kans voor Duitschland, door aanneming en strikte naleving van het ultimatum de bezetting alsnog te voorkomen. Aan Jaspar was toen te voren door Loucheur beduid, hoe ver hij de eischen van Lloyd George mocht tegemoet treden. Zal in het tegenwoordige geval de middenevenredige zijn, dat de (felst betwiste) middenmoot van Opper-Silezië beoosten de Oder niet wordt toegewezen, maar nog dertig jaar onder geallieerd bestuur blijft? Het zou een oplossing zijn die het land geen rust, maar misschien de in ‘tijdelijke moeilijkheden’ verkeerende Entente althans een oogenblik verademing geeft. Te Londen is het, in de dagen vóór 1 Mei, Briand geweest die het meest heeft moeten toegeven, maar in het jongste geschil blijft hij (tot dusver) Lloyd George ver de baas. De Engelsche premier had hem zoo goed als gesommeerd, naar Boulogne te komen ter verantwoording, en hij heeft geweigerd te verschijnen eer het hem passen zou. | |
[pagina 518]
| |
Die enkele, besliste weigering reeds heeft Lloyd George uit zijn houding gebracht; in die mate, dat hij zich door Briand een uitleg van zijn eigen woorden liet suggereeren die op een terugtred nederkwam. Op de vraag van buitenlandsche journalisten te Parijs, wat er gebeuren zou, indien de Rijksweer van Lloyd George's machtiging gebruik maakte en het stemmingsgebied binnenrukte, zeide Briand: ‘De Fransche regeering zou dit als een casus belli beschouwen en onmiddellijk met een opmarsch in het Westen beantwoorden. Lloyd George weet dit; hij heeft alleen een uiteenzetting willen geven van het Engelsche standpunt, zooals ik dat tegenover de Fransche Kamer zal doen van het Fransche. Het is dus duidelijk dat indien Lloyd George er werkelijk over dacht, zulk eene machtiging te verleenen, hij eerst met de Fransche regeering overleg zou plegen. Wat Llyod George heeft willen zeggen, is dat de taak der geallieerden door de onlusten in Opper-Silezië sterk is bemoeilijkt en dat de Polen zichzelven geen recht mogen verschaffen. Dat is een uitstekende stelling, maar zij geldt evenzeer voor de Duitschers.’ Indien Lloyd George werkelijk Engeland reeds zoo vrij van Frankrijk geacht heeft als het zich ooit gewenscht mag hebben, heeft hij zich ook niet weinig vergist. Den sleutel der zaken heeft thans niet de bewoner van Downing Street, doch die van het Witte Huis in bewaring, en juist na en om zijn verklaring heeft het Witte Huis hem dit met nadruk herinnerd. Dat Harvey in den raad der grooten Amerika's plaats zou komen vervullen, schijnt Lloyd George het spoor een oogenblik bijster te hebben gemaakt. Het werd aangekondigd op een oogenblik dat Amerika de aanneming van een Fransch voorstel - dat tot onmiddellijke bezetting van de Roer - blijkbaar ontried. Maar het motief voor Amerika was, dat zij haar debiteuren, de Ententemogendheden, solvabel wil houden, en de bezetting van de Roer daartoe een ondeugdelijk middel achtte. In geenen deele beteekent de nieuwe politiek van Harding, dat, in den Oppersten Raad, Engeland aan een vaste meerderheid tegen Frankrijk zou moeten worden geholpen. Zooals Engeland een Fransche hegemonie over continentaal Europa, wil Amerika een Britsche opperleiding der niet- | |
[pagina 519]
| |
Amerikaansche wereld tegengaan. Amerika, reeds in zoo menig opzicht de erfgenaam van Engeland, heeft dit land ook zijne diplomatieke kunst afgezien. Zooals het Engeland van Willem III en Pitt tot Grey, wil thans Amerika een evenwicht handhaven: Engeland indertijd het vermaarde ‘Europeesche’; Amerika thans een, dat men het planetarische zou willen noemen. Onder de gewichten die hij moet kunnen verplaatsen, is, voor den bewaker van dit planetarisch evenwicht, het Britsche Rijk zelf. Het onmiddellijk gevolg der verklaring van Lloyd George is dan ook geweest, dat Harding tegenover Frankrijk op eens heel vriendelijk is gaan doen, en zelfs oplettendheden is gaan bewijzen aan de Polen. ‘Wij bevestigen opnieuw hoe fier wij zijn op de vriendschap die Amerika aan Frankrijk en Polen verbindt.’Ga naar voetnoot1) Wel mocht de Engelsche premier gewagen van moeilijkheden waarin zijn land verkeerde; - en het is de vraag in hoeverre zij ‘tijdelijk’ zullen zijn. De mijnwerkersstaking nog niet aan een eind gekomen; in Egypte een onheilspellend gerommel; de pacificatie van Ierland mislukt, en daar geen vooruitzicht dan het beschamende van het bekrompenst orangisme onder parlementaire vermomming zijn misdaden te moeten laten bedrijven (en andere uitlokken) in Ulster, terwijl het Zuiden het geboden geschenk versmaadt en tarten blijft tot invoering van een kroonkoloniebestuur. Onderwijl van den secretaris der Engelsche schatkist een waarschuwing aan de departementen, dat zij alle hun begrootingseischen met 20% hebben te verminderen: ‘anders zou er opnieuw geleend moeten worden, waardoor de rentelast stijgt, inflatie toeneemt, het pond in waarde vermindert, - of zouden de belastingen nog meer verzwaard moeten worden.’ Zoo staan wij er allen voor; en wellicht wordt de noodige bezuiniging niet overal door de beheerders der schatkist met gelijke energie als in Engeland aangedrongen. Maar Engeland is dááraan dan toch óók toe. Zijn verheven positie als wereld sui generis heeft van den oorlog in menig opzicht sterk geleden. C. |
|