De Gids. Jaargang 85
(1921)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
De barbaar gereed.Ga naar voetnoot1)I.Zie hoe 't gedrocht rijst, met betonnen zuilen
- De ruig-cementen - in het kookrend hout
Dat stijgt en ligt op huivrig duistre krochten,
Wier grinten nacht op grauwe waatren gruwt...
Zóó ongeveer - maar dan een weinig anders en in het antieke - beschreef Verwey in ‘Persephone’ den toegang tot den Hades, waar Styx op wacht stond. En zóó zag in zijn wording, het bouwwerk eruit dat de plek beslaan zou waar eenmaal de statige geveltoppen van Hendrick de Keyser's hoekhuis zich verhieven in schaduw van de Westerkerk. Als leege varkenstroggen of als in den vorm van centebakken vooruitgestoken onderlippen in al te sterk prognathische hoofden, gaapten de kelderopeningen in de straat, waar later de koekoeken zouden komen die licht en lucht moeten geven in de advocaatflesschen- en wijnfustenstapeling des smaakvollen en fijnproevenden bouwheers. Een betonnen glijbaantje met een helling van zestig graden gaf de plaats aan waar het benauwde stoepje zijn treden zou verheffen naar den ingang des gebouws aan de Keizersgracht, dáár waar vroeger het deftige dubbele bordes stond. Aan de zijde der Westermarkt staken dreigend de wanstaltige embryo's van balkonnen en erkers naar voren, die | |
[pagina 174]
| |
bij dergelijke inrichtingen onontbeerlijk zijn, en van waaruit de bewoner of zijn huurders zulk een snoezig kijkje zullen hebben naar de ‘levendige’ zijde van het plein, met zijn knusse Zandvoortsche trams, en, links-weg, naar de overzij van de Keizersgracht, waar de fraaie oude huizen (dat van Huydecoper o.a.) zich staan te schamen over hun overbuur. En straks verrees de schutting waarachter het bouwsel zou gebrouwen worden, in 't geheim nog eerst, om later in al zijn brute leelijkheid definitief de gracht te bederven, gelijk het verzekerings-monster aan het andere uiteinde daarmede begonnen is. | |
II.En nu, nu staat het er, in al zijn Teutoonsche ongemanierdheid en grofheid, - één rammelend, dronken geheel van willekeurig gegroepeerde baksteen, als had een aardverschuiving de gevels uit hun verband gerukt, en ze, gammel en gekreukeld, ten bouwval gemaakt; of als had een Simson ze tusschen zijn stevige knuisten genomen, en ze in plooien en vouwen gewreven laten staan, het beneden zich achtend ze nog verder te vernielen. Détails komen er aan de gevels nagenoeg niet voor, - maar díe er zijn, zijn huiveringwekkend. Het betonnen hek om de kap heen, als een brokkelig gebit van slechte tanden; de mammouth-schoorsteen (of wat het wezen mag) er midden- en bovenop; de zoldervensters die als vormloos-omlipte monden van idiote kinderen of als naar voedsel happende schelvischbekken u aangapen vanonder de akelig-vlakke gevelafdekking; de afschuwelijke verdeeling van de ruiten in de bovenlichten der overige vensters; - dit alles is nog maar kinderspul bij de aangebrachte beeldhouwwerken. Men moet n.l. weten dat de uitspringende raampenanten (die - ik heb het huis zien bouwen en weet er alles van - geheel buiten de eigenlijke betonconstructie vallen en hun aanzijn alleen te danken hebben aan het voor de grap schuinzetten van de vensters), gedragen worden door in het metselwerk der gevels ingelaten gewone bonken beton, en dat de kunstzinnige bouwmeester die met den beitel heeft laten behakken en befigureeren, om den indruk te geven van gebeeldhouwde | |
[pagina 175]
| |
natuursteenen neuten. Deze griezelige aardigheid, die hij ook uitgehaald heeft aan de (wèl-constructieve) uitbouwsels aan de Westermarkt, is inderdaad om van te rillen: iets ridiculers en valschers is niet denkbaar. Voorts zijn, aan de Westermarktzijde, de welbekende van der Mey'sche ijzeren gaskomforen (die wij ons van sommige nieuwe brugbalustrades zoo goed herinneren) nagemaakt, en hier aangewend tot draagpunten voor den vlaggestok, waaraan weldra bij verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis deze hofleverancier de vaderlandsche driekleur zal ontplooien. Ik vrees slechts dat het dundoek, zich weinig op zijn plaats gevoelende, in hevig conflict zal komen met den alouden iep die vlak bij den hoofdingang staat, en zijn stam en kruin op sombere wijze naar zijn nieuwen buurman toebuigt. Heemschut mag wel zorgen dat de eigenaar geen vergunning krijgt om dezen fraaien boom, die hem, tot vreugde van ieder weldenkende, natuurlijk hevig in den weg staat, te laten rooien: hij is nu nog, althans des zomers, een gedeeltelijke bedekking van de schande die vlak naast hem bedreven is. Grotesk van ‘Hochgeschmack’ zijn ook de donkergroene basalt- of marmer- of gepolijst graniet-blokken die in zware contouren de ingangen omlijsten, en ruw-poenig contrasteeren met de omgeving van baksteen. Een frisch groen uitgestreken Zwitsersch kaasje, smakelijk gerimpeld, vormt den benedenrand der twee gevels tot op circa anderhalven meter hoogte: kleur, materiaal en bewerking zijn alweder van een soort die den wansmaak van bouwmeester en bouwheer alle eer aandoen. En gansch bovenaan, in de kale boven de daklijst aan de Westermarkt-zijde uitstekende vlakte, expresselijk daartoe gereserveerd en bestaande uit op de meest grillige wijze in alle mogelijke richtingen schots en scheef door elkaar gemetselde groepjes baksteen, - bovenaan prijkt, in wezenlooze letters van ijzer, omkruld door wild-zwierig smeedwerk, alles verguld op sneê, de naam van het nieuwe grachtonteerende monster: ‘Huize Labor.’ Labor hic omnia vicit: óók de schoonheid en den stijl. | |
III.Deze bouwheer heeft Amsterdam geschonden en mij per- | |
[pagina 176]
| |
soonlijk beleedigd. Hij heeft een van de beste oude huizen der stad, dat nog door en door hecht en solide en niemand in den weg was, en dat stond op een weergaloos schoone en intieme plek, tegen den grond gesmeten met barbaarsche en niets ontziende woede. En hij heeft mij, van den beginne af tot aan de voltooiing toe, geërgerd en gehinderd, eerst met zijn geraseerd terrein vanwaar de straatjongens uit den Jordaan mij wierpen met het puin van het huis dat ik liefhad; later met de schavotstaketsels waar hij cement in goot om het kunsteloos beenderenstel te vormen voor zijn moderne wijnhuislichaam, en met de grinthoopen en modderpoelen die de omgeving onbegaanbaar maakten; en eindelijk en ten laatste met de ontmanteling van een der gemeenste gebouwen die in de laatste tientallen jaren in Amsterdam de grachten zijn komen ontsieren en bederven. En daarom mocht ik niet aflaten, zijn wandaad voor het publiek op de kaak te stellen, en hem ‘hinderlijk te volgen’, ten einde te zorgen dat hij er zoo weinig mogelijk plezier, maar integendeel langen tijd de uiterst denkbare ergernis van beleeft.
F.E. Posthumus Meyjes. | |
[pagina t.o. 176]
| |
Keizersgracht hoek Westermarkt
1618-1918 | |
[pagina t.o. 177]
| |
Keizersgracht hoek Westermarkt.
Voorjaar 1921. |